ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5781

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-41882
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van schadevergoeding in asielprocedure wegens valse verklaringen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 20 februari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, bestaande uit een moeder en haar twee minderjarige kinderen van Iraanse nationaliteit, en de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. De eisers waren in detentie en hadden een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank moest beoordelen of de vrijheidsontnemende maatregel die aan eisers was opgelegd, onrechtmatig was en of er recht op schadevergoeding bestond. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontneming in eerste instantie rechtmatig was, maar dat deze onrechtmatig werd vanaf 28 december 2011, omdat de minderjarige kinderen niet in de gesloten verlengde asielprocedure behandeld mochten worden. De rechtbank besloot de schadevergoeding te matigen tot vijftig procent, omdat eisers valse verklaringen hadden afgelegd over hun asielrelaas. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 250,- aan eiseres 2 en € 250,- aan eiser, en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van € 437,-. Het beroep van eiseres 1 werd ongegrond verklaard, terwijl het beroep van eiseres 2 en eiser gegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van waarheidsgetrouwe verklaringen in asielprocedures en de gevolgen van het niet naleven van het beleid voor gezinnen met minderjarige kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 11 / 41882
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 20 februari 2012
in de zaak van:
[eiseres 1],
geboren op [geboortedatum] eiseres 1,
alsmede ten behoeve van haar kinderen,
[eiseres 2], geboren op [geboortedatum] eiseres 2,
[eiser], geboren op [geboortedatum], eiser,
allen van Iraanse nationaliteit, allen verblijvende in detentiecentrum Rotterdam,
tezamen te noemen eisers,
gemachtigde: mr. J.J. Eizenga, advocaat te Utrecht,
tegen:
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.M. Hollebrandse, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 De ambtenaar belast met de grensbewaking heeft op 14 december 2011 aan eisers op grond van artikel 3 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) de toegang tot Nederland geweigerd en bij besluit van diezelfde datum aan hen op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
1.2 Eisers hebben op 18 december 2011 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.
1.3 Eisers hebben tegen de maatregel op 30 december 2011 beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding toe te kennen.
1.4 Bij brief van 6 januari 2012 heeft verweerder te kennen gegeven dat de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van die datum is opgeheven.
1.5 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 9 januari 2012. Eisers en hun gemachtigde zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Hoewel de vrijheidsontnemende maatregel op 6 januari 2012 is beëindigd, dient in verband met het verzoek om toekenning van schadevergoeding beoordeeld te worden of toepassing van de maatregel onrechtmatig is geweest.
2.2 Uit de stukken van het dossier blijkt het volgende. Eisers hebben op 18 december 2011 een aanvraag ingediend voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij brief van 22 december 2011 heeft verweerder aangegeven voornemens te zijn de aanvragen af te wijzen. In reactie op dit voornemen hebben eisers bij brief van 23 december 2011 aangegeven dat zij op aanraden van hun reisagent niet geheel de waarheid hebben verteld met betrekking tot hun asielrelaas. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder besloten de opgelegde vrijheidsontnemende maatregel voort te zetten op grond van paragraaf C12/5.3 sub b, Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), aangezien sprake is van misbruik van de asielprocedure of fraude. Vervolgens heeft op 26 december 2011 een aanvullend gehoor plaats gevonden, naar aanleiding waarvan eisers op 27 december 2011 hun correcties en aanvullingen hebben uitgebracht.
2.3 Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat op 4 januari 2012 opnieuw voornemens zijn uitgereikt aan eisers waaruit blijkt dat verweerder opnieuw voornemens is de aanvragen af te wijzen. Per abuis zijn in de voornemens, verschillende termijnen gegeven om een zienswijze in te dienen. Dit is voor verweerder, tezamen met het gegeven dat eiseres 2 en eiser minderjarig zijn, aanleiding geweest om de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen.
2.4 Eisers hebben in beroep aangevoerd dat in ieder geval voor eiseres 2 en eiser geldt dat de bewaring met ingang van 28 december 2011 onrechtmatig was. Daarnaast hebben eisers aangevoerd dat voortzetting van de detentie in de gesloten verlengde asielprocedure (GVA) niet mogelijk was gelet op het beleid neergelegd in paragraaf C12/5.3 Vc.
2.5 Allereerst zal de rechtbank beoordelen of de voorzetting van de bewaring onrechtmatig is, gelet op het door verweerder gevoerde beleid.
2.6 In paragraaf C12/5.3 Vc is onder het kopje “gezinnen met minderjarige kinderen” het volgende opgenomen. Asielaanvragen van gezinnen met minderjarige kinderen worden niet in de gesloten verlengde asielprocedure behandeld. Op deze regel kan een uitzondering worden gemaakt wanneer redenen, gelegen in de persoon van één van de ouders of zijn gedragingen, aanleiding geven om de asielaanvraag van de betreffende ouder binnen de gesloten verlengde asielprocedure te behandelen, terwijl de overige gezinsleden in de opvang verblijven en hun asielaanvragen in de verlengde asielprocedure worden behandeld. Daarbij moet met name worden gedacht aan een situatie als genoemd onder b of e.
2.7 In dit geval is sprake van een situatie als genoemd onder b, misbruik van de asielprocedure of fraude. Eisers hebben toegegeven op onderdelen van hun asielrelaas niet geheel de waarheid te hebben verteld. Om deze reden heeft verweerder nader onderzoek noodzakelijk kunnen achten, waardoor het niet meer mogelijk was om de asielaanvraag in de algemene asielprocedure af te doen. Dit komt geheel voor rekening en risico van in dit geval de moeder, eiseres 1. Derhalve is de voortzetting van de maatregel ten aanzien van eiseres 1 niet onrechtmatig. Zoals ook de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft aangegeven, zouden eiseres 2 en eiser in verband met hun minderjarigheid aan stichting NIDOS kunnen worden overgedragen op het moment dat is besloten dat de asielaanvraag in de GVA zou worden voortgezet. De rechtbank acht de maatregel ten aanzien van eiseres 2 en eiser dan ook onrechtmatig, met ingang van 28 december 2011.
2.8 Verweerder heeft verzocht een eventueel toe te kennen schadevergoeding te matigen tot nihil vanwege het feit dat de bewaring is voortgezet wegens de door eisers afgelegde valse verklaringen. De rechtbank ziet aanleiding om de schadevergoeding te matigen tot vijftig procent. Gelet op het feit dat eiseres 2 en eiser minderjarig zijn en verweerder daarvoor speciaal beleid voert, en verweerder vervolgens niet volgens dat beleid heeft gehandeld, ziet de rechtbank aanleiding de schadevergoeding niet te matigen tot nihil. De aanleiding om de schadevergoeding te matigen tot 50 procent, is gelegen in het feit dat eisers er voor hebben gekozen niet de volledige waarheid omtrent hun asielrelaas te vertellen. Om deze reden heeft verweerder eisers aanvullend moeten horen en nader onderzoek moeten verrichten als gevolg waarvan verweerder de behandeling van de asielaanvragen van eisers niet binnen de termijnen van de algemene asielprocedure heeft kunnen afdoen en de behandeling heeft moeten verwijzen naar de verlengde asielprocedure.
2.9 Gelet op het voorgaande zal de rechtbank eiseres 2 en eiser 1 een schadevergoeding toekennen van € 25,- per dag (50 procent van € 50,-) gedurende tien dagen. Derhalve wordt de schadevergoeding van eiseres 2 en eiser tezamen begroot op € 500,-.
2.10 De rechtbank ziet gelet op het voorgaande aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de proceskosten die eiseres 2 en eiser hebben gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 437,- (1 punt voor het beroepschrift).
2.11 De rechtbank zal het beroep van eiseres 1 ongegrond verklaren.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep van eiseres 1 ongegrond;
3.2 wijst het verzoek van eiseres 1 tot het toekennen van schadevergoeding af;
3.3 verklaart het beroep van eiseres 2 en eiser gegrond;
3.4 draagt verweerder op € 250,- als schadevergoeding te betalen aan eiseres 2;
3.5 draagt verweerder op € 250,- als schadevergoeding te betalen aan eiser;
3.6 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 437,- te betalen aan eiseres 2 en eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.S. Kiliç , rechter, en op 20 februari 2012 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van J. van Roode, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van deze uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.