ECLI:NL:RBSGR:2012:BW6866
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag en vergrijpboete in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om een beroep tegen een naheffingsaanslag en een vergrijpboete die zijn opgelegd aan eiser, een horecaondernemer. De rechtbank heeft op 30 maart 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de vraag centraal stond of de naheffingsaanslag en de vergrijpboete terecht en naar het juiste bedrag zijn opgelegd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de inspecteur van de Belastingdienst, die de naheffingsaanslag en de boete handhaafde. Eiser stelde dat hij niet aanwezig was tijdens de waarnemingen van de belastingdienst en dat de naheffingsaanslag onterecht was, omdat hij een aanzienlijk aantal uren werkte en slechts een lagere naheffingsaanslag voor de BTW van € 3.250 zou moeten worden opgelegd.
De rechtbank oordeelde dat de administratie van eiser gebreken vertoonde en dat de inspecteur terecht was overgegaan tot omkering van de bewijslast. De rechtbank vond de schatting van de inspecteur, die was gebaseerd op extra netto-loonbetalingen, niet onredelijk. Eiser had niet aangetoond dat de naheffingsaanslag onjuist was. Wat betreft de vergrijpboete oordeelde de rechtbank dat de inspecteur geen rekening had gehouden met het feit dat de nageheven belasting met omkering van de bewijslast was vastgesteld. Dit had wel gemoeten, en daarom werd de boete met 25% verminderd tot € 2.000.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor zover het de boete betrof, maar ongegrond voor het overige. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 805 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 maart 2011, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.