ECLI:NL:RBSGR:2012:BW7879

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-647951-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door het afsluiten van telefoonabonnementen onder valse voorwendselen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een serie oplichtingen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onder valse voorwendselen laten afsluiten van meerdere telefoonabonnementen door anderen. De aangevers, die door de verdachte en zijn mededaders werden benaderd, zijn hierdoor met aanzienlijke schulden achtergebleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders niet alleen telefoonabonnementen hebben afgesloten, maar ook geprobeerd hebben om een laptop en een televisie op afbetaling te laten kopen door gebruik te maken van dezelfde misleidende tactieken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat er mogelijk sprake was van eigen schuld aan de zijde van de benadeelden. De rechtbank heeft ook de kosten van de verdediging van de verdachte in verband met de vorderingen van de benadeelde partijen op nihil vastgesteld. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de financiële schade die de verdachte heeft veroorzaakt aan de benadeelden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/647951-10
Datum uitspraak: 8 juni 2012
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 februari 2012 en 25 mei 2012.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. F. van Dijk, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
[X], [Y] en [Z] hebben zich als benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie, mr. M.A. Visser, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 (met uitzondering van de genoemde geldbedragen), 3 en 4 (met uitzondering van het medeplegen) ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij:
- [X] tot een bedrag van € 7.962,84, vermeerderd met de wettelijke rente;
- [Y] tot een bedrag van € 4567,86, vermeerderd met de wettelijke rente;
- [Z] tot een bedrag van € 4.382,83, vermeerderd met de wettelijke rente;
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot:
- € 7.962,84, subsidiair 74 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X];
- € 4.567,86, subsidiair 55 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Y];
- € 4.382,83, subsidiair 53 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Z].
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 november 2009 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [X] heeft bewogen tot:
- het aangaan van (een) schuld(en), te weten het afsluiten van 6, althans een of meer telefoonabonnement(en) en/of
- de afgifte van een of meer mobiele telefoon(s) en/of een of meer sim-kaart(en), in elk geval enig(e) goed(eren),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [X] gezegd dat:
- zij makkelijk geld zou kunnen verdienen, en/of
- een neef van verdachte, althans iemand die verdachte en/of zijn mededader(s) kende(n), ervoor zou zorgen dat het/de door [X] af te sluiten abonnement(en) uit het systeem/de systemen van de provider(s) gehaald zou(den) worden, en/of
- zij een geldbedrag zou krijgen en/of een gedeelte zou krijgen van de opbrengst van de verkoop van de telefoon(s) en/of sim-kaart(en), en/of
- zij in de problemen zou komen als zij niet zou meewerken, en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) alles al geregeld had(den) met andere mensen,
waardoor die [X] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) en/of het aangaan van bovenomschreven schuld(en);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 februari 2010 tot en met 25 februari 2010 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Y] heeft bewogen tot:
- het aangaan van (een) schuld(en), te weten het afsluiten van 7, althans een of meer telefoonabonnement(en), en/of
- de afgifte van een of meer mobiele telefoon(s) en/of een of meer sim-kaart(en), en/of
- het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van een kredietlening ten bedrage van 1000 euro bij de Rabobank, en/of
- de afgifte van een of meerdere geldbedragen, te weten een bedrag van 100 euro en een bedrag van 630 euro, in elk geval enig(e) bedrag(en),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [Y] gezegd dat:
- iemand die verdachte en/of zijn mededader(s) kende(n) bij een provider werkte en ervoor zou zorgen dat het/de door [Y] af te sluiten abonnement(en) uit het systeem/de systemen van de provider(s) gehaald zou(den) worden, en/of
- zij ([Y]) een geldbedrag zou krijgen en/of een gedeelte zou krijgen van de opbrengst van de verkoop van de telefoon(s) en/of sim-kaart(en), en/of
- zij ([Y]) ten minste 7 telefoonabonnementen zou moeten afsluiten om de telefoon(s) en/of sim-kaart(en) te kunnen verkopen, en/of
- zij ([Y]) in de problemen zou komen als zij niet zou meewerken, en/of
- verdachte een schuld had bij [A], en/of
- als zij ([Y]) verdachte niet zou helpen hij (verdachte) nooit uit de schulden zou komen, en/of
- als zij ([Y]) het bedrag van 1000 euro niet zou regelen, de door haar afgesloten abonnementen niet uit het systeem zouden worden weggehaald, waardoor die [Y] werd bewogen tot het aangaan van bovenomschreven schuld(en) en/of bovenomschreven afgifte(n);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 februari 2010 tot en met 19 februari 2010 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Y] te bewegen tot:
- het aangaan van (een) schuld(en), te weten het op lening/afbetaling kopen van een televisie en/of een laptop bij de Mediamarkt en/of
- de afgifte van een televisie en/of een laptop, in elk geval enig(e) goed(eren),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [Y] verteld dat:
- verdachte een schuld had bij [A] en/of
- als zij ([Y]) verdachte niet zou helpen hij (verdachte) nooit uit de schulden zou komen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2010 tot en met 29 maart 2010 te Gouda en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Z] heeft bewogen tot:
- het aangaan van (een) schuld(en), te weten het afsluiten van 7, althans een of meer telefoonabonnement(en) en/of
- de afgifte van een of meer mobiele telefoon(s) en/of een of meer sim-kaart(en), in elk geval enig(e) goed(eren),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [Z] gezegd dat:
- zij makkelijk geld zou kunnen verdienen, en/of
- een oom van verdachte, althans iemand die verdachte en/of zijn mededader(s) kende(n), ervoor zou (kunnen) zorgen dat het/de door [Z] af te sluiten/afgesloten abonnement(en) uit het systeem/de systemen van de provider(s) gehaald zou(den) worden, en/of
- zij ([Z]) een geldbedrag zou krijgen en/of een gedeelte zou krijgen van de opbrengst van de verkoop van de telefoon(s) en/of sim-kaart(en), en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) al kopers hadden gevonden voor de telefoons,
waardoor die [Z] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) en/of het aangaan van bovenomschreven schuld(en);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsoverwegingen.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van deze feiten bepleit. Verdachte ging er van uit, zo heeft de raadsman betoogd, dat [A] daadwerkelijk iemand kende die de contracten uit de systemen van de providers kon halen. Verdachte heeft aldus nooit de opzet gehad om [X] en/of [Y] op te lichten. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
[X] heeft verklaard dat zij door verdachte is benaderd. Verdachte zou haar hebben verteld dat hij of een neef van hem de door haar af te sluiten abonnementen uit de systemen van de provider zou kunnen halen. Mede hierdoor werd [X] uiteindelijk overgehaald deel te nemen en enkele telefoonabonnementen af te sluiten. Verdachte werkte echter niet bij een provider en was niet in staat om telefoonabonnementen uit de systemen van de providers te halen. Evenmin had hij een neef die zulke bevoegdheden had. Verdachte heeft [X] echter niet medegedeeld dat, zoals nu bepleit, een kennis van [A] degene zou zijn die de af te sluiten abonnementen uit de systemen kon verwijderen. Daarin kan reeds een indicatie worden gevonden voor - op zijn minst - de twijfels die verdachte bij de beweerde verhalen van [A] had.
Verder is niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich op enig moment voordat hij de meisjes actief bij het plan betrok heeft vergewist van het bestaan van bedoelde kennis van [A] of van de geschetste mogelijkheid de abonnement uit de systemen te verwijderen. Zelfs als verdachte zo goedgelovig was als de verdediging thans wil doen voorkomen, dan nog heeft hij door zich onvoldoende te vergewissen en vervolgens actief de meisjes te benaderen, haar het verhaal voor te spiegelen en in te zetten voor het plan, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij die meisjes zou oplichten.
Ook heeft hij telkens het oogmerk gehad zich wederrechtelijk te bevoordelen en de telefoons van de meisjes te ontvangen en zich wederrechtelijk te bevoordelen.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het ongeloofwaardig is dat ook maar een van de deelnemers aan het plan meende - althans zou mogen menen - dat telefoonwinkels of -providers door de voorgespiegelde constructie geen schade zouden lijden.
Verdachte heeft aldus door gebruik te maken van een samenweefsel van verdichtsels [X] bewogen tot het afsluiten van de telefoonabonnementen. Ook de verklaring van [A], dat verdachte juist degene is geweest die het initiatief had genomen om [X] op te lichten, steunt verdachte niet in zijn verweren.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit mitsdien wettig en overtuigend bewezen. Het verweer kan ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit evenmin slagen.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken voor zover het betreft de afgifte van geldbedragen, nu uit het dossier niet is gebleken dat verdachte daarbij betrokken is geweest.
Ten aanzien van feit 3:
De raadsman van verdachte heeft zich niet verzet tegen bewezenverklaring van dit feit, met uitzondering van het laatste gedachtestreepje. Verdachte ontkent dat tegen [Y] te hebben gezegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank zal dit feit wettig en overtuigend bewezen verklaren. De rechtbank zal eveneens wettig en overtuigend bewezen verklaren dat verdachte tegen [Y] heeft gezegd, dat als zij, hem, niet zou helpen hij nooit uit de schulden zou komen. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster op dit punt daarvoor voldoende.
Ten aanzien van feit 4:
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal dit feit wettig en overtuigend bewezen verklaren. Daarbij is zijn evenwel met de officier van justitie van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Van dat onderdeel zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 27 november 2009 te Alphen aan den Rijn meermalen telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [X] heeft bewogen tot:
- het aangaan van schulden, te weten het afsluiten van 6 telefoonabonnementen en
- de afgifte van mobiele telefoons
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid tegen die [X] gezegd dat:
- zij makkelijk geld zou kunnen verdienen, en
- een neef van verdachte ervoor zou zorgen dat de door [X] af te sluiten abonnementen uit de systemen van de providers gehaald zouden worden, en
- zij een gedeelte zou krijgen van de opbrengst van de verkoop van de telefoons en
- zij in de problemen zou komen als zij niet zou meewerken en
- verdachte alles al geregeld had met andere mensen,
waardoor die [X] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en het aangaan van bovenomschreven schulden;
Ten aanzien van feit 2:
in de periode van 6 februari 2010 tot en met 25 februari 2010 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [Y] heeft bewogen tot:
- het aangaan van schulden, te weten het afsluiten van 7 telefoonabonnementen en
- de afgifte van mobiele telefoons en sim-kaarten
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid tegen die [Y] gezegd dat:
- iemand die verdachte en/of zijn mededader(s) kende(n) bij een provider werkte en ervoor zou zorgen dat de door [Y] af te sluiten abonnementen uit het systeem/de systemen van de providers gehaald zouden worden en
- zij ([Y]) een geldbedrag zou krijgen en
- zij ([Y]) ten minste 7 telefoonabonnementen zou moeten afsluiten om de telefoons te kunnen verkopen en
- zij ([Y]) in de problemen zou komen als zij niet zou meewerken en
- verdachte een schuld had bij [A] en
- als zij ([Y]) verdachte niet zou helpen hij (verdachte) nooit uit de schulden zou komen;
waardoor die [Y] werd bewogen tot het aangaan van bovenomschreven schulden en bovenomschreven afgiften;
Ten aanzien van feit 3:
in de periode van 13 februari 2010 tot en met 19 februari 2010 te Alphen aan den Rijn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [Y] te bewegen tot:
- het aangaan van schulden, te weten het op afbetaling kopen van een televisie en een laptop bij de Mediamarkt en
- de afgifte van een televisie en een laptop,
hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid die [Y] verteld dat:
- verdachte een schuld had bij [A] en
- als zij ([Y]) verdachte niet zou helpen hij (verdachte) nooit uit de schulden zou komen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 4:
in de periode van 25 maart 2010 tot en met 29 maart 2010 te Gouda of te Rotterdam meermalen telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [Z] heeft bewogen tot:
- het aangaan van schulden, te weten het afsluiten van 6 telefoonabonnementen en
- de afgifte van mobiele telefoons en sim-kaarten
hebbende verdachte in strijd met de waarheid tegen die [Z] gezegd dat:
- zij geld zou kunnen verdienen, en
- een oom van verdachte ervoor zou kunnen zorgen dat de door [Z] af te sluiten abonnementen uit de systemen van de providers gehaald zouden worden en
- zij ([Z]) een geldbedrag zou krijgen en een gedeelte zou krijgen van de opbrengst van de verkoop van de telefoons en sim-kaarten en
- verdachte al kopers had gevonden voor de telefoons,
waardoor die [Z] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en het aangaan van bovenomschreven schulden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een drietal oplichtingen en één poging daartoe. Verdachte heeft anderen onder valse voorwendselen meerdere telefoonabonnementen af laten sluiten. De bijbehorende telefoons hebben hij en zijn mededaders in ontvangst genomen. De aangevers in deze zaken zijn hierdoor met grote schulden achtergebleven. Tevens hebben verdachte en zijn mededaders via dezelfde werkwijze gepoogd iemand een laptop en een televisie op afbetaling te laten kopen.
Verdachte heeft de aangevers met zijn handelen grote financiële schade toegebracht. Verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijk gewin. Hij is echter geheel voorbij gegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor anderen. De rechtbank rekent dit alles verdachte ernstig aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het reclasseringsadvies van 27 oktober 2011. Uit dit rapport volgt dat het recidiverisico laag wordt ingeschat. Voorts toont verdachte, aldus het rapport, inzicht in het delict. Interventies en/of behandeling acht de reclassering niet geïndiceerd.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank oplegging van een werkstraf een passende reactie. De rechtbank acht een werkstraf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden.
De rechtbank zal aan verdachte eveneens een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist opleggen. Deze straf dient enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde feit te benadrukken, anderzijds dient deze straf verdachte er in de toekomst van te weerhouden andermaal strafbare feiten te plegen.
De vorderingen van de benadeelde partijen
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij gevoegd:
- [X], ter zake een bedrag groot € 8.022,84;
- [Y], ter zake een bedrag groot € 10.296,
- [Z], ter zake een bedrag groot € 4.382,83.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat behandeling van de vorderingen van de benadeelde partij het strafgeding onevenredig zou belasten, nu er bij elk der benadeelde partijen mogelijk sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek.
Uit de aangiften van de benadeelde partijen volgt impliciet dat zij er op uit waren om de providers op te lichten. Zij waren er -kort gezegd- op uit diverse verplichtingen op zich te nemen in ruil voor het beschikbaar stellen van mobiele telefoons. Zij gingen er van uit dat zij aan die verplichtingen niet zou hoeven te voldoen, omdat verdachte de contracten uit de systemen zou kunnen verwijderen. Thans vorderen de benadeelde partijen van verdachte terugbetaling van diverse bedragen die zij uit hoofde van de door hun afgesloten contracten verschuldigd zijn aan de providers.
Naar het oordeel van de rechtbank is het verweer van de raadsman niet op voorhand van grond ontbloot. Niet uitgesloten kan worden dat de benadeelde partijen zelf ook schuld hebben aan het ontstane financiële nadeel. Zij hebben er immers mee ingestemd verplichtingen op zich te nemen. Er zal nader onderzoek verricht dienen te worden naar de mate van verdeling van schuld tussen de benadeelde partijen enerzijds en verdachte en zijn mededaders anderzijds. Dergelijk onderzoek zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Om die reden zal de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en feit 4:
oplichting, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van oplichting
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van poging tot oplichting
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 200 (tweehonderd) UREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke die aftrek zal geschieden op 2 uren per dag;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 100 (honderd) DAGEN;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) MAAND;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [X] niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [Y] niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [Z] niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H.M. Smelt, voorzitter,
mrs J.W. du Pon en M. Knijff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W. Gunnewegh, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juni 2012.
Mr. Knijff is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.