Sector familie- en jeugdrecht
Rekestnummer: FA RK 11-6015
Zaaknummer: 400122
Datum beschikking: 18 juni 2012
Beschikking op het op 26 juli 2011 ingekomen verzoek van:
[de vrouw]
de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw], Duitsland,
advocaat mr. A. Bozbey te 's-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de man],
de man,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mr. R.N. Baldew advocaat te 's-Gravenhage,
in de hoedanigheid van bijzonder curator.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, waarbij stukken zijn overlegd die na te melden feiten ondersteunen;
- het verweerschrift van de bijzonder curator;
- een rapport van DNA-onderzoek, waaruit blijkt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de heer [de biologische vader], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Somalië, de biologische vader is van de minderjarige.
Op 14 mei 2012 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: mr. M.J. Zennipman, kantoorgenoot van mr. Bozbey, alsmede de bijzonder curator. De man is - hoewel behoorlijk opgeroepen per advertentie in het Algemeen Dagblad/Haagsche Courant d.d. [datum publicatie] 2012 - niet ter terechtzitting verschenen. De vrouw is evenmin verschenen.
Het verzoekschrift strekt tot gegrondverklaring van de ontkenning door de vrouw van het vaderschap van de man over voornoemde minderjarige alsmede tot benoeming van een bijzonder curator.
- De man en de vrouw zijn in 1991 gehuwd te [plaats huwelijk], Somalië, welk huwelijk op [datum echtscheiding] 1998 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
- Uit het huwelijk is voornoemde minderjarige geboren.
- De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit sinds 29 november 1999.
- De minderjarige heeft de Nederlandse nationaliteit.
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 1 september 2011 is mr. Baldew voornoemd benoemd tot bijzonder curator teneinde de minderjarige ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.
Rechtsmacht
De rechtbank acht voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer aanwezig zodat de Nederlandse rechter gelet op het bepaalde in artikel 3 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met betrekking tot het onderhavige verzoek rechtsmacht toekomt.
Nu de vrouw en de minderjarige in Duitsland woonachtig zijn is de rechtbank 's-Gravenhage ingevolge artikel 269 Rv bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Ontkenning vaderschap
Op grond van artikel 10:93, eerste lid, BW, jo. artikel 92, eerste en tweede lid, BW, wordt de vraag of en onder welke voorwaarden het vaderschap van een man kan worden ontkend, bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vader en de moeder ten tijde van de geboorte van het kind, of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats ten tijde van de geboorte van het kind, of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
Ten aanzien van de nationaliteit van de vrouw en de man overweegt de rechtbank dat uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat de man en de vrouw ten tijde van de geboorte van de minderjarige de Somalische nationaliteit hadden. Derhalve is Somalisch recht op het verzoek van toepassing.
Het is de rechtbank bekend dat een kind naar Somalisch recht wettig is als het minstens 180 dagen na de huwelijkssluiting wordt geboren. Een kind dat binnen deze termijn wordt geboren geldt slechts als wettig wanneer het door de echtgenoot van de moeder wordt erkend. Als wettig kind geldt tevens het kind dat geboren wordt binnen de voorgeschreven wachttijd na de gerechtelijke ontbinding van het huwelijk of binnen twaalf maanden vanaf het moment van de onherroepelijke verstoting (talaq) of na het overlijden van de echtgenoot.
Een regeling met betrekking tot onwettige kinderen ontbreekt in het Somalisch recht, zodat overeenkomstig de algemeen geldende verwijzing naar het traditionele islamitische recht, de regels van dat recht worden toegepast. In principe ontstaan er tussen uit het buitenechtelijk geslachtsverkeer stammende kinderen en de echtgenoot van de moeder geen rechtsbetrekkingen. De erkenning van het kind door de echtgenoot van de moeder, waaruit blijkt dat het kind uit een buitenechtelijke verhouding voortkomt, verandert de rechtspositie van het kind niet. Daarentegen geldt het kind als wettig als de erkenning van het vaderschap niet met redenen omkleed is of niet tot uitdrukking brengt dat het kind uit een buitenechtelijke relatie voortkomt.
Uit artikel 54 van het Somalisch personeel statuut volgt dat indien er gedurende een langere periode dan twaalf maanden geen contact tussen de vrouw en de man is geweest, het vermoeden van vaderschap (van de man met betrekking tot het kind) ontkracht is.
Onweersproken is dat de man en de vrouw sinds 1996 geen (seksueel) contact hebben gehad. Bovendien blijkt uit het rapport van DNA-onderzoek dat niet de man maar de heer [de biologische vader] de verwekker van het kind is, hetgeen door laatstgenoemde ook is bevestigd.
Op grond van het voorgaande dient het kind, ingevolge Somalisch recht, te worden aangemerkt als onwettig. Dit leidt tot de conclusie dat de man niet de juridische vader van het kind is. De gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap kan - nu de man naar Somalisch recht niet de juridische vader van het kind is - niet aan de orde zijn. De vrouw heeft derhalve geen belang bij haar verzoek. Het verzoek van de vrouw tot gegrondverklaring van ontkenning van het vaderschap van de man met betrekking tot de minderjarige zal gelet op het voorgaande in de eindbeslissing worden afgewezen.
Om tot het door de vrouw gewenste resultaat te komen dient de vrouw een verzoek ex artikel 1:24 BW in te dienen dat strekt tot verbetering van de geboorteakte van de minderjarige in die zin dat de vadergegevens uit de geboorteakte worden verwijderd.
Een wijziging of vermeerdering van het verzoek dient ingevolge artikel 283 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering schriftelijk te geschieden. De rechtbank zal de vrouw dan ook in de gelegenheid stellen een aanvullend verzoek als hiervoor bedoeld in te dienen.
Nu het nog door de vrouw in te dienen aanvullende verzoek zal strekken tot verbetering van de geboorteakte van de minderjarige zal de rechtbank de betreffende ambtenaar van de burgerlijke stand als belanghebbende aanmerken en hem een termijn verlenen om een standpunt in te nemen. De vrouw krijgt op haar beurt de gelegenheid te reageren op de reactie van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Nu het aanvullende verzoek geen afstammingszaak betreft als bedoeld in artikel 1:212 BW is thans geen verdere rol voor de bijzonder curator weggelegd. De rechtbank ziet op voorhand geen aanleiding na ontvangst van voornoemde reacties van de ambtenaar van de burgerlijke stand en de vrouw een nieuwe behandeling ter terechtzitting te gelasten. Nu de man niet ter terechtzitting is verschenen ligt het niet in de lijn der verwachting dat de man bij een volgende oproeping voor een behandeling ter terechtzitting wel zal verschijnen.
De behandeling van het verzoek wordt gelet op het voorgaande pro forma aangehouden als hierna vermeld.
bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 augustus 2012 pro forma teneinde de vrouw in de gelegenheid te stellen een aanvullend verzoek ex artikel 1:24 BW in te dienen.
merkt de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] aan als belanghebbende in het aanvullende verzoek van de vrouw tot verbetering van de geboorteakte van de minderjarige;
bepaalt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] in de gelegenheid zal worden gesteld zich uit te laten over het aanvullende verzoek van de vrouw;
bepaalt dat de ambtenaar uiterlijk vier weken na ontvangst van het aanvullende verzoek zijn schriftelijke reactie aan de rechtbank en de vrouw doet toekomen;
bepaalt dat de vrouw uiterlijk twee weken na binnenkomst van de reactie van de ambtenaar, voor zover daarop wordt prijsgesteld, kan reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Don, tevens kinderrechter, bijgestaan door
P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2012.