Parketnummer 09/997153-10
Datum uitspraak: 22 juni 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte (H)],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Rijnmond", Stadsgevangenis Rotterdam te Hoogvliet Rotterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van:
- 30 november 2011 (pro forma);
- 31 januari 2012 (pro forma);
- 24 april 2012 (pro forma);
- 6 juni 2012 (inhoudelijke behandeling); en
- 8 juni 2012 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.E.J. Backer en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting d.d. 6 juni 2012 medegedeeld dat zij voornemens is te gelegener tijd een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting d.d. 31 januari 2012 en 24 april 2012 - ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met (in elk geval) 17 augustus 2011 te Den Haag en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) (een) ander(en) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland dan wel daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) (een) ander(en) die wederrechtelijk in Nederland verbleef/verbleven, onder wie
- [G] (V/03) en/of
- [C] (V/04) en/of
- [D] (V/05) en/of
- [A] (V/09) en/of
- [B] (V/10) en/of
toen en daar arbeid doen verrichten en/of tewerkgesteld (terzake het verstrekken en/of innen van leningen (tegen woekerrentes) en/of de hennep(teelt) en/of de administratie (van voornoemde werkzaamhe(i)d(en)) en/of (één of meer van) voornoemde perso(o)n(en) gehuisvest in (een) (huur)woning(en), (te weten in de [adres 1] te Den Haag en/of [adres 2] te Den Haag en/of [adres 3] te Den Haag)
van welk(e) feit(en) hij en/of zijn mededader(s) (telkens) een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt (1/OPV en/of Amb/041)
197a lid 2 en 4 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met (in elk geval) 17 augustus 2011 te Den Haag en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) (een) ander(en) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland dan wel daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) aan (een) ander(en) die wederrechtelijk in Nederland verbleef/verbleven, onder wie
- [P1] (G/09) en/of
- [P2] (G/01 t/m G/01-03 en/of G/09) en/of
- [P3] (Doc/013-09 t/m Doc/013-21) en/of
- [P4] (Amb/042 en/of Amb/031) en/of
- [P5] (Amb/042 en/of Amb/031)
(een) (geld)lening(en) verstrekt van welk(e) feit(en) hij en/of zijn mededader(s) (telkens) een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt (1/OPV en/of Amb/042)
197a lid 2 en 4 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met (in elk geval) 17 augustus 2011 te Den Haag en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen voorhanden heeft gehad
- (een) vuurwapen(s) van de categorie II (onder 2° en/of onder 3°) (te weten een [merk] M70 AB2) als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie (Doc/033-01 en/of Doc/033-02) en/of
- munitie van de categorie III (te weten Volmantel patronen en/of Scherpe patronen en/of (6 stuks) Scherpe munitie) als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Wet Wapens en Munitie (Doc/033-03 en/of Doc/033-04 en/of Doc/033-07 en/of Doc/033-10 en/of Doc/033-12 en/of Doc/033-13) en/of
- (een) vuurwapen(s) van de categorie III (onder 1°) als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie (te weten (een) ongebouwd(e) alarm pisto(o)l(en) van het/de merk(en) [merk] en/of [merk] en/of (een) vuurwapen van het merk [merk]) (Doc/033-05 en/of Doc/033-06 en/of Doc/033-08 en/of Doc/033-09 en/of Doc/033-11 en/of Doc/033-12) (1/OPV en/of Amb/046)
artikel 26 jo 55 Wet Wapens en Munitie
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met (in elk geval) 17 augustus 2011 te Den Haag en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans éénmaal al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) in (een) pand(en), te weten:
a. [adres 2] te Den Haag en/of
b. [adres 4] te Den Haag en/of
c. [adres 5] te Den Haag en/of
d. [adres 3] te Den Haag en/of
e. [adres 6] te Voorburg en/of
(in) (een) ander(e) (huur)pand(en) en/of (huur)woning(en), althans (in) (een) (andere) onroerende za(a)k(en) (in de regio Haaglanden) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een (grote) hoeveelheid hennep(planten) en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II (1/OPV en/of Amb/045)
artikel 11 lid 2 en/of lid 3 en/of lid 5 Opiumwet
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met (in elk geval) 17 augustus 2011 te Den Haag en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen al dan niet opzettelijk zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning (telkens) (aan verschillende personen) (een) krediet(en) heeft aangeboden (1/OPV en/of Amb/040)
art. 6 lid 1 sub 2 Wet op de economische delicten jo 2:60 lid 1 Wet op het financieel toezicht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met (in elk geval) 17 augustus 2011 te Den Haag en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten één of meer van de volgende geldbedrag(en) (van)
- (ongeveer) (in totaal) 232.596,14 euro (ter zake de hennep(planten)) (AMB/051) en/of
- (ongeveer) (in totaal) 225.600 euro, althans 74.000 euro (ter zake de woning in Spanje) (Amb/043) en/of
- (ongeveer) een gemiddelde van 120.000 euro (ter zake verstrekte leningen) (Amb/040) en/of
- (ongeveer) (in totaal) 41.942,50 euro (ter zake in beslaggenomen contant geld tijdens doorzoeking in woning ad 40.563,50 euro en/of fouillering van verdachte ad 1.379 euro) (Amb/043)
in elk geval van één of meer geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geld(en), althans dat/die voorwerp(en) is/zijn en/of dat/die geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of dit/deze geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (verdachte) en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijven/misdrijf (1 /OPV);
art. 420bis lid 1 ahf/ond a en/of b Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met (in elk geval) 17 augustus 2011 te Den Haag en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie
welke organisatie bestond uit hem, verdachte, en/of
- [G] en/of
- [A] en/of
- [C] en/of
- [D] en/of
- [E] en/of
- [F] en/of
- [B]
welke organisatie (telkens) tot oogmerk had het plegen van misdrijven (1/OPV en/of Amb/047), te weten
- mensensmokkel (art. 197a Sr) en/of
- valsheid in geschrift (vals reisdocument) (artt. 231 en/of 225 Sr) en/of
- witwassen (art. 420bis Sr) en/of
- hennep(teelt) (art. 11 Opiumwet) en/of
- zonder vergunning kredieten verstrekken (art. 6 WED) en/of
- voorhanden hebben van verboden (vuur)wapens en/of munitie (art. 26 WWM)
zulks terwijl hij, verdachte, (mede)oprichter en/of bestuurder en/of
leidinggever binnen die organisatie was;
art. 140 lid 3 Wetboek van Strafrecht
3. Partiële nietigheid van de dagvaarding (feiten 1 en 2)
De rechtbank is ambtshalve van oordeel dat het onderdeel van de tenlastelegging zoals vermeld onder feit 1 waarin verdachte wordt verweten dat hij illegalen arbeid heeft laten verrichten en heeft gehuisvest, en feit 2 waarin verdachte wordt verweten dat hij en/of zijn mededaders geldleningen heeft/hebben verstrekt aan anderen die wederrechtelijk in Nederland verbleven, onder wie, waarna de bij name genoemde personen volgen, onvoldoende bepaald is nu - ook bezien tegen de achtergrond van het dossier - niet duidelijk is om welke andere dan de genoemde illegalen het hier zou gaan. De tenlastelegging voldoet aldus niet aan de eisen die de wet in artikel 261 Wetboek van Strafvordering daaraan stelt zodat de tenlastelegging voor zover deze volstaat met de bewoordingen onder wie nietig wordt verklaard.
Op basis van drie processen-verbaal van de RCIE Haaglanden en een melding bij Meld Misdaad Anoniem (MMA) is de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (hierna: SIOD), in samenwerking met het Functioneel Parket te Rotterdam, onder de naam "Giza" op 8 maart 2010 een onderzoek gestart naar het verstrekken van geldleningen aan illegaal in Nederland verblijvende personen en het verstrekken van geldleningen aan personen zonder de daarvoor vereiste vergunning. Die RCIE-informatie hield onder meer in dat in een sportschool aan de [adres 7] dagelijks een groepje Chinezen geld uit zou lenen tegen woekerrentes van 20% per maand. Dit zou door een man genaamd [verdachte] worden gedaan samen met drie andere Chinese mannen.2
In het kader van voornoemd onderzoek is de Kamer van Koophandel Den Haag geraadpleegd. Daaruit is naar voren gekomen dat op het adres [adres 7] te Den Haag de eenmanszaak '[eenmanszaak]' staat ingeschreven met als bedrijfsomschrijving "Het geven van intelligente adviezen en het bemiddelen bij het aanvragen van vergunningen, leningen e.d. in het bijzonder voor Chinese cliënten; Het verlenen van leningen tot maximaal 2.000 euro per aanvraag", gedreven voor rekening van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats].3 Volgens de GBA betreft dit [verdachte].4
Vanaf 2 april 2010 hebben leden van een speciaal daartoe samengesteld observatieteam waarnemingen gedaan in de buurt van de [adres 7].5 Vanaf 25 augustus 2010 is ter uitvoering van een bevel stelselmatige observatie meerdere malen een vaste camera geplaatst welke gericht was op de voordeur van het pand aan de [adres 7]. Door deze videocamera zijn opnames gemaakt over meerdere periodes. In de periode van 30 augustus 2010 tot en met 17 augustus 2011 hebben tevens diverse (dynamische) observaties plaatsgevonden door leden van het observatieteam in de nabije omgeving van het adres [adres 7] in Den Haag.6 Samengevat hebben de rechercheurs tijdens de observaties waargenomen dat in het voornoemde pand zes dagen in de week (maandag tot en met zaterdag) activiteit is. Zo wordt het pand overdag rond 11:30 uur geopend en tussen 19:00 uur en 20:00 uur afgesloten. Waargenomen is dat [verdachte] zes dagen in de week in het pand aanwezig is en dat er gedurende een week gemiddeld ongeveer negentig personen langskomen die allemaal kortstondig, ongeveer 1 tot 2 minuten binnen in het pand zijn. De meeste van deze personen komen tussen 13:00 uur en 19:00 uur. Naast [verdachte] wordt een wisselende groep van ongeveer acht Aziatische personen waargenomen die regelmatig dan wel dagelijks aanwezig is op voormeld adres.7
Tijdens het onderzoek is bovendien afluisterapparatuur geplaatst in het kantoor aan de [adres 7] (Opname Vertrouwelijke Communicatie, oftewel OVC) en zijn gesprekken opgenomen van 26 april 2011 tot en met 27 mei 2011. In deze gesprekken wordt onder meer gesproken over geldleningen, het afbetalen in termijnen, het verlengen van uitstaande leningen en het innen van geldleningen.8 Tevens wordt gesproken over goeie oogst, droog en nat, kniplocatie, kilo's en grammen en stekkies.9
Op 17 augustus 2011 hebben diverse doorzoekingen ter inbeslagneming plaatsgevonden in het kantoorpand, in een drietal woningen en in een voertuig. In een van de woningen is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen10 en in een andere woning onder meer een halfautomatisch vuurwapen.11
Naar aanleiding van informatie, verkregen uit inbeslaggenomen goederen en OVC-gesprekken is de politie op 23 augustus 2011, 29 augustus 2011 en 6 september 2011 (nogmaals) binnengetreden op drie adressen. Daarbij zijn sporen van hennepkweek aangetroffen12 en zijn nog drie wapens in beslaggenomen.13
Gedurende het onderzoek is naar voren gekomen dat verdachten allemaal een of meerdere roepnamen hebben en daar soms zelf ook gebruik van maken.14 Dit is onderzocht aan de hand van verdachtenverklaringen, getuigenverklaringen, OVC-gesprekken, in beslag genomen administratie en met behulp van de website van Facebook.
Dit bijnamenoverzicht is van belang omdat de bewijsmiddelen de namen van de verdachten behelzen maar ook één of meer bijnamen van de verschillende verdachten.
1. [A], bijnamen: [7 bijnamen]
2. [B], bijnamen: [4 bijnamen]
3. [C], bijnamen: [3 bijnamen]
4. [D] bijnamen: [7 bijnamen]
5. [E], bijnamen: [11 bijnamen]
6. [F], bijnamen: [11 bijnamen]
7. [G], bijnamen: [7 bijnamen]
8. [verdachte (H)], bijnamen: [13 bijnamen]
Vanaf de datum van de eerste doorzoeking zijn de acht hiervoor genoemde verdachten aangehouden, in verzekering gesteld en in voorlopige hechtenis gehouden.
In het hiernavolgende zal verdachte naast als "verdachte" tevens met zijn eigen naam worden aangeduid en zullen verdachtes medeverdachten tevens met eigen na(a)m(en) worden aangeduid.
4.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mensensmokkel ten aanzien van zijn medeverdachten [G], [C], [D], [A] en [B] door hen in Den Haag arbeid voor hem te laten verrichten ter zake het verstrekken en/of innen van leningen, de hennepteelt en de administratie van die werkzaamheden, en door hen te huisvesten in huurwoningen in de [adres 1] te Den Haag, de [adres 2] te Den Haag en de [adres 3] te Den Haag, van welke feiten verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte voor dit feit zal veroordelen.
4.2.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspaak bepleit.
4.2.3 De beoordeling van de tenlastelegging
I Vaststelling van de feiten
[G]15, [C]1617, [D]1819 en [B] waren in de tenlastegelegde periode woonachtig aan de [adres 1] te Den Haag. De huur voor deze woning is uit de kas van [eenmanszaak] voldaan.20 Deze feiten zijn onweersproken.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor een aantal (rechts)vragen, welk zij hierna telkens afzonderlijk zal beantwoorden.
II Arbeid laten verrichten?
Voor de vraag of verdachte zijn medeverdachten arbeid heeft laten verrichten ten aanzien van (de administratie van) leningen en hennepteelt, verwijst de rechtbank kortheidshalve naar de vaststelling van de feiten en de bewijsoverwegingen rond de - hierna nog te bespreken - feiten 2, 4 en 5. Hieruit kan worden opgemaakt dat en waarom de rechtbank het oordeel is toegedaan dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten - waaronder de in de tenlastelegging genoemde medeverdachten - de zo-even genoemde werkzaamheden heeft verricht.
Ten aanzien van de in dit opzicht nog afzonderlijk gevoerde verweren overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat [A] geen arbeid voor verdachte heeft verricht en evenmin in een op de tenlastelegging genoemde woning heeft gewoond.
Dit ligt evenwel anders ten aanzien van de door de verdediging betwiste [D] en [B]. Dat [D] werkzaamheden heeft verricht voor [F], waarvan de rechtbank met de verdediging uitgaat, doet er niet aan af dat hij naar het oordeel van de rechtbank ook voor verdachte werkzaamheden heeft verricht. De rechtbank verwijst hiervoor kortheidshalve naar het OVC-gesprek waarin [D] vraagt aan [C] of het leningboekje van [bijnaam verdachte] - de rechtbank begrijpt: verdachte - is meegenomen21 en een later OVC-gesprek, waarin [D] stelt dat het pech is dat ze in de auto een papier hebben gevonden met zijn naam erop en dat hij salaris ontvangt,22 alsmede zijn eigen verklaring dat hij soms op verzoek van [G] - de rechtbank begrijpt: [G] - fotokopieën heeft gemaakt van een paspoort of identiteitsbewijs, daarnaast geld in ontvangst nam en een vinkje zette op een bepaalde lijst met namen, bedragen en data, waaruit de rechtbank opmaakt dat hij zich onder meer bezig hield met de administratie van de door verdachte afgesloten leningen.23 Ten aanzien van [B] verwijst de rechtbank kortheidshalve naar diens bekennende verklaringen dat hij henneptoppen knipte24 en de bekennende verklaring van [C] dat hij samen met [bijnaam] - de rechtbank begrijpt: [bijnaam], zijnde [B] - henneptoppen knipte.
III Illegaliteit en wetenschap daarvan?
Door de vreemdelingenpolitie Haaglanden is vastgesteld dat van de acht op 17 augustus 2011 aangehouden medeverdachten van verdachte de volgende vijf onrechtmatig in Nederland verbleven: [G]25, [C]26, [D]27 [A]28, en [B]2930.
Reeds door het verrichten van arbeid in strijd met art. 12 lid 1 sub c van de Vreemdelingenwet ontstaat wederrechtelijk verblijf van een vreemdeling in Nederland (vgl. bijv. HR 19 januari 2010, LJN BJ 3573). Op dit standpunt stelt ook de verdediging zich.
De verdediging stelt evenwel vervolgens de vraag aan de orde of verdachte wist of moest vermoeden dat meergenoemde medeverdachten aldus illegaal in Nederland verbleven.
De rechtbank stelt deze vraag, als niet relevant, terzijde. Immers, algemeen juridisch uitgangspunt is dat een ieder die in Nederland verblijft wordt geacht de wet te kennen. Derhalve ook verdachte. Het verweer kan hem daarom niet baten.31
De rechtbank volgt de verdediging wel in haar stellingen ten aanzien van het bewijs rond de tenlastegelegde perioden ten aanzien van de medeverdachten [G], [C] en [B]. Dit ligt anders ten aanzien van de medeverdachte [D] nu de rechtbank er op grond van de bewijsmiddelen van feit 2 en de verklaring van getuige [P1] vanuit gaat dat [D] vanaf 1 april 2011 werkzaam is geweest voor verdachte. Deze laatste datum zal daarom als aanvang van de tenlastegelegde periode worden bewezenverklaard.
Tijdens de doorzoekingen op 17 augustus 2011 zijn diverse kasstaten (leningenregistraties, leenovereenkomsten, urenoverzichten, diverse overige bescheiden) in een bij verdachte [verdachte] in gebruik zijnd motorrijtuig, de Mercedes-Benz ([kenteken]),32 en in het pand aan de [adres 7] (kasboek Atlanta) aangetroffen.33
In het kasboek van [eenmanszaak], onderzoeksperiode 23 maart 2011 tot en met 17 augustus 2011, zijn geen posten opgevoerd met betrekking tot het per kas betalen van salarissen aan werknemers. Evenmin behelst dit posten van het per kas betalen van huur van diverse panden.
Er zijn voorts enkele los opgemaakte kasstaten inbeslaggenomen, over de periode 18 juli 2011 - 17 augustus 2011, zijnde de vakantieperiode van [verdachte], van de hand van [G] ([G]).34 Hieruit kan worden opgemaakt dat betalingen van salaris hebben plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode ten aanzien van: [bijnaam] (=[B]35) en [naam] (= [D]36).37
Bij de Belastingdienst heeft [eenmanszaak] enkel aangifte loonbelasting gedaan over de periode van 1 juli 2011 tot en met september 2011 ter zake van - de in dit kader niet relevante - werknemer [F]. Over de maanden augustus en september is geen loonbedrag verantwoord.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat verdachte door het niet vermelden van uitbetaalde salarissen van zijn (illegale) werknemers in het kasboek enerzijds en het niet verantwoorden van de loonkosten van zijn illegale werknemers bij de Belastingdienst anderzijds (aanzienlijk) minder loonkosten heeft gehad en dus meer winst heeft genoten dan wanneer hij overeenkomstig wettelijk voorschrift loonbelasting zou hebben afgedragen over het salaris van deze werknemers. De rechtbank is voorts, anders dan de verdediging, van oordeel dat verdachte dit niet alleen heeft bereikt in het kader van de tewerkstelling, maar ook in het kader van de huisvesting, nu deze twee zaken in casu in het verlengde van elkaar dienen te worden beschouwd. Evident is immers dat, doordat verdachte genoemde illegale medeverdachten (gratis) heeft gehuisvest en daarnaast een salaris heeft uitgekeerd, zijn medeverdachten vanuit Singapore naar Nederland zijn gekomen, waardoor verdachte - met het oogmerk van winstbejag - hun bijstand kon inroepen bij zijn diverse werkzaamheden. Volstrekt ten overvloede zij opgemerkt dat de rechtbank dit bewezenverklaarde bestanddeel niet ten nadele van verdachte zal laten komen in de strafmaat.
De stelling van de verdediging dat geen sprake is geweest van (feitelijke) verrijking van verdachte, doet - nog daargelaten de juistheid van deze stelling - aan wat hiervoor is overwogen niet af, nu voor de beantwoording van de vraag of is gehandeld uit winstbejag daadwerkelijke verrijking niet is vereist.38
Eveneens anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte hierbij uit beroep of gewoonte heeft gehandeld. Zulks in aanmerking genomen de omstandigheid dat verdachte tegenover de Belastingdienst heeft gesteld geen andere inkomsten te hebben gehad dan die uit de eenmanszaak [eenmanszaak], binnen welke eenmanszaak (het bemiddelen bij en) het verstrekken van leningen een zelfstandige rol inneemt, en voorts met het oog op de ruime tenlastegelegde periode en het grote aantal leningovereenkomsten dat daarbinnen op de [adres 7] is afgesloten.
V Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, behoudens de deelvrijspraken ten aanzien van [A] en de woningen aan de [adres 2] te Den Haag en de [adres 3] te Den Haag, feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2.4 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2011 tot en met 17 augustus 2011 te Den Haag en elders in Nederland, telkens een ander uit winstbejag middelen heeft verschaft bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij wist dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft hij een ander die wederrechtelijk in Nederland verbleef, te weten
- [G] (V/03) en
- [C] (V/04) en
- [D] (V/05) en
- [B] (V/10) en
toen en daar arbeid doen verrichten (terzake het verstrekken en/of innen van leningen en de hennepteelt en de administratie van voornoemde werkzaamheden) en voornoemde personen gehuisvest in een huurwoning, (te weten in de [adres 1] te Den Haag)
van welke feiten hij een gewoonte heeft gemaakt.
4.3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten, heeft schuldig gemaakt aan het behulpzaam zijn bij illegaal verblijf door leningen te verstrekken aan illegalen (feit 2) en het al dan niet opzettelijk aanbieden van kredieten aan personen zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) verleende vergunning (feit 5).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan.
4.3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
4.3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
I Vaststelling van de feiten
Tijdens de doorzoekingen op 17 augustus 2011 zijn in de woning aan het [adres 8] te Den Haag (IBN/C), zijnde de woning van de ex-echtgenote van [verdachte], mevrouw [J] en het vermoedelijke verblijfadres van [verdachte]39, onder meer twee schriften met daarin leningnotities aangetroffen (verder te noemen leningschrift 1 en leningschrift 2).40 Tevens zijn 153 losse kopieën van paspoorten en andere identiteitsbewijzen in beslag genomen.41
In een personenauto bestuurd door [verdachte] ten tijde van zijn aanhouding42, een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] (IBN/[kenteken]), is een derde schrift met leningnotities aangetroffen en in beslag genomen (leningschrift 3)43, alsmede overige bescheiden inhoudende dagstaten/kasstaten die blijkens de daarop genoteerde notities de periode aangeven van 22 juli 2011 tot en met 13 augustus 2011.44 De datum van de oudste leningnotitie (de eerste notitie in leningschrift 1) is 7 maart 2009.45 De laatste leningnotitie (in leningschrift 3) dateert van 16 augustus 2011.46
In het kantoorpand aan de [adres 7] te Den Haag (IBN/B) zijn een vijftal ordners met geldleencontracten in beslag genomen, waarvan enkele in het dossier zijn gevoegd.47 Uit een hiervan gemaakt overzicht48 valt te destilleren dat er in totaal 391 leningcontracten zijn opgesteld genummerd 01-2010 t/m 391-2011 over de periode 1 november 2010 (vermeld onder de post 'startdatum') tot en met 17 augustus 2011.
Op de geldleenovereenkomsten staat vermeld dat het geleende bedrag inclusief rente in zes wekelijkse termijnen ten kantore van sub 2 ([verdachte]) moet worden terugbetaald. Tevens staat vermeld dat indien sub 1 (naam klant) niet aan zijn/haar verplichtingen voldoet sub 2 ([verdachte]) zonder voorkennis het op dat moment totaal verschuldigde bedrag ter incasso zal geven aan Incassobureau [incassobureau].49
Voorts is een map met incassobrieven van incassobureau 'VOF [incassobureau]' aangetroffen en in beslag genomen.50 Deze brieven vermelden dat het incasso betreft van achterstallige aflossingen van [eenmanszaak] en onderaan deze brieven staat de naam [E] vermeld. Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is op 1 oktober 2010 de Vennootschap onder Firma genaamd VOF [incassobureau] opgericht, waarbinnen twee vennoten werkzaamheden verrichten, te weten [E] en [F]. Deze VOF is ingeschreven op het woonadres van [E].51
Verdachte [verdachte] heeft bij de SIOD verklaard dat hij geld uitleent.52 [verdachte] stond gedurende de periode van 7 maart 2009 tot en met 16 augustus 2011 niet geregistreerd bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) als vergunninghouder.53
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank er van uit dat vanuit het kantoorpand aan de [adres 7] in de uitoefening van een bedrijf, te weten [eenmanszaak], kredieten werden aangeboden en verstrekt aan consumenten.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of deze activiteiten vallen binnen het verbod van artikel 2:60 lid 1 Wet Financieel toezicht (feit 4). Dit verbod geldt niet voor kredieten waarbij is overeengekomen dat de terzake verschuldigde betalingen van de consument plaatsvinden binnen drie maanden nadat de geldsom ter beschikking is gesteld en met ingang van 25 mei 201154 voor kredieten die binnen drie maanden dienen te worden afgelost en ter zake waarvan slechts onbetekenende kosten in rekening worden gebracht.
II De looptijd van de leningen
De SIOD heeft de drie in beslag genomen leningschriften waarin notities staan vermeld die de periode 7 maart 2009 tot en met 16 augustus 2011 bestrijken, onderzocht. Hieruit komt naar voren55 dat over die periode 2958 verschillende leningnotities in de schriften vermeld staan. Van deze leningnotities hebben 2287 notities betrekking op leningen met een aaneengesloten looptijd van langer dan drie maanden en 671 notities hebben betrekking op leningen met een aaneengesloten looptijd korter dan drie maanden.56 Uit de leningschriften komt naar voren dat in enkele gevallen bedragen hoger dan 3000 euro werden uitgeleend. Het geleende bedrag moest in de meeste gevallen met 20% rente worden terugbetaald. In enkele gevallen werden percentages van 10% tot 30% genoteerd. Hierbij hadden de klanten de keuze om het terug te betalen bedrag na één maand ineens te voldoen of dit in zes wekelijkse termijnen terug te betalen.
Vanaf 1 november 2010 tot en met 16 augustus 2011 zijn 391 leningcontracten opgemaakt, telkens met een looptijd van 6 weken. In de drie leningschriften worden over diezelfde periode 1140 leningnotities vermeld. Een notitie kan een nieuwe lening betreffen, een verlenging van een bestaande lening of een vernieuwing van een bestaande lening inclusief de aflossingsbetalingen voor de oude/bestaande lening tot aan beëindiging of verlenging.57 In de leningschriften staat bij een verlenging of vernieuwing van een lening de notitie 'renew' vermeld achter de klantnaam.58 Uitgaande van deze notities loopt de looptijd van leningen door het herhaaldelijk vernieuwen in veel gevallen op tot langer dan drie maanden en in sommige gevallen tot langer dan 2 jaar.
Diverse getuigen hebben verklaard596061626364 dat zij geldleningen hebben afgesloten bij de groep van [verdachte] in het kantoorpand aan de [adres 7] waarbij bedragen werden geleend van tussen de 250 euro tot 3000 euro. Deze getuigen hebben eveneens verklaard dat bij een lening van 500 euro er wekelijks, 6 weken lang, een bedrag van 100 euro moest worden terugbetaald op het kantoor van '[verdachte]' waarvan vervolgens aantekening werd gemaakt. Zo heeft getuige [P6] verklaard dat ze drie jaar lang haar lening heeft verlengd. Als zij drie van de zes keer had afgelost mocht ze weer verlengen. In de leningschriften 1, 2 en 3 staat getuige [P6] vermeld onder de naam '[bijnaam]' in de leningperiode 13 mei 2009 tot en met 9 september 2010.65
Getuige [P7] heeft verklaard dat zij in maart 2011 voor het eerst een geldlening heeft afgesloten bij [eenmanszaak].66 Op haar naam zijn vijf geldleencontracten aangetroffen.67 Zij heeft voor haar lening van 500 euro steeds 600 euro terugbetaald en vervolgens voor hetzelfde bedrag onder dezelfde voorwaarden weer verlengd. Zij heeft verklaard dat zij de lening van 24 maart 2001 had verlengd op 19 mei 2011 en volgens de notities in de leningschriften, waar zij onder de naam [naam] staat genoemd, liep haar lening tot en met 17 augustus 2011.68 Getuige [P1] heeft verklaard dat toen zij kwam afbetalen aan haar werd gezegd dat zij haar lening 'renew' kon doen. Verder heeft de getuige verklaard dat de manier van werken is dat na vier keer 100 euro betalen je alweer 300 kon lenen.69 Tevens heeft zij verklaard dat zij een lening had lopen over een aaneengesloten periode van langer dan drie maanden. In de leningschriften staat getuige [P1] vermeld onder de naam '[naam]' in de periode 22 augustus 2009 tot en met 17 augustus 2011.70
In een gesprek dat is afgeluisterd tijdens het arrestantentransport van verdachte en [G] op 19 augustus 2011 werd het volgende besproken:71
[verdachte]: Jullie moeten mij niet aanwijzen als [bijnaam] (fon.( (=hoofd), motherfucker.
[G]: Nee, nee, niemand wijst aan.72
(...)
[verdachte]: Jullie moeten de rest voor mijn geld terug vorderen en aan mijn vrouw geven. Gek, luister je wel naar mij?
(...)
[G]: Goed, maak je geen zorgen, brother.73
(...)
[verdachte]: Wat jullie salaris betreft moeten jullie veel gaan vorderen om wat aan loon uit te betalen, snap je wat ik bedoel?
[G]: Ik begrijp het.74
Verdachte [C] heeft bij de SIOD verklaard75 dat er geld wordt uitgeleend in het pand aan de [adres 7] en dat daar contracten voor worden opgesteld. Klanten kwamen naar hen toe naar aanleiding van advertenties in krantjes die Chinezen in Nederland lezen. De namen van de personen die een lening wilden, werden gecontroleerd aan de hand van hun paspoort of identiteitskaart en van de personalia bladzijde ging een kopie in de administratie. [F] gebruikte de identiteitspapieren om de overeenkomsten op te stellen. Als hij het te druk had dan deed [G] dat. Als een leningovereenkomst was opgesteld dan ondertekende [verdachte] en de klant. [verdachte] was daarvoor dagelijks op de sportschool. De klanten kwamen terugbetalen in het bedrijf.76 De lijst waar hij een vinkje op moest zetten was een lijst met namen, datum en het bedrag wat die persoon op die dag moest terugbetalen. Het bedrag stond dan al ingevuld door [G] of door dikke jongen ([F]). [C] heeft verder verklaard dat hij twee keer mee is geweest met de anderen als ze naar iemand op zoek waren.77 Ze gingen naar het adres zoals dat vermeld stond op de overeenkomst. Voorts heeft hij verklaard dat de man op foto DOC/022-01 ([verdachte]) de baas is die hem uitbetaalde, [verdachte].78
Getuige [P6] heeft verklaard dat '[verdachte]' degene was die geld uitleende en dat '[E]' de dingen over het geld noteerde. Ze heeft de persoon op de foto van verdachte herkend als '[verdachte]' en de persoon op de foto van [E] als '[E]'.79 Getuige [P1] heeft de persoon op de foto van verdachte herkend als de man die altijd aanwezig was en van wie zij vermoedt dat hij de baas is en veel sprak met de persoon die haar de leningen verstrekte.80
In de mobiele telefoon die onder medeverdachte [E] in beslag is genomen zijn notities aangetroffen luidende:
Met "betalen" bedrag: 200 dag. Je leent 200, in totaal pay je 400. Elke day pay 10. Tijd 40 dagen. Tussentijds verlengen, verlengen tot 200. Wk: Je leent 200, in totaal pay 300. Elke wk pay 50. Tijd 6 wwken. Na 3/4x verlengen, pay je tot 200 Mnd: Je leent 200, in totaal payt 300. Of in 1x 300 payen. Of elke mnd 50 interes. Tijd: 4 wk. Maar kan nie verlengen". Balans 16 april: balans 2575+1020; 3595. 18/4 total collect; 700 New Balans 4295. 19/4 total collect.Vandaag. In: 26608. Out 22188. Pocket 4420.81
IV Verweren en conclusie ten aanzien van feit 5
Gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich gedurende de ten laste gelegde periode samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanbieden van kredieten zonder de daarvoor vereiste vergunning. Voorts is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat met het berekenen van een rentepercentage van 20% per 6 weken bij deze kredietverstrekking niet slechts onbetekenende kosten aan de consument in rekening werden gebracht zodat de activiteiten voor de geldleningen die vanaf 25 mei 2011 zijn verstrekt ongeacht hun looptijd eveneens binnen het verbod van artikel 2:60 WFT vallen.
Uit de verschillende verklaringen in het dossier volgt dat door verdachte en zijn medeverdachten allerhande werkzaamheden zijn verricht die zien op het totstandbrengen van geldleenovereenkomsten en het innen van aflossingsbedragen. Tot die werkzaamheden behoorden niet alleen het contact opnemen en onderhouden met klanten, maar ook de administratieve verwerking van klantgegevens, uitgeleende bedragen en geïnde betalingen. Bovendien blijkt uit de verklaringen van klanten (getuigen) dat in het kader van hun geldleningen meerdere malen contact met hen werd opgenomen als zij niet tijdig betaalden en dat zij wekelijks naar het pand aan de [adres 7] moesten komen om afbetalingen te doen, nieuwe geldleningen aan te gaan of bestaande leningen te verlengen. Zij konden zich vervoegen bij één van de medewerkers van verdachte die op dat moment de administratie bij hield en in enkele gevallen bij verdachte zelf. Dit geheel van gedragingen duidt op een volledige en nauwe samenwerking waarbij verdachte een leidinggevende rol heeft ingenomen bij deze kredietverstrekkende activiteiten.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat in de periode van 1 januari 2009 tot 25 mei 2011 geen sprake is geweest van kredieten met een looptijd van meer dan drie maanden en verdachte dus niet vergunningsplichtig was. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat een lening te allen tijde binnen een maand dan wel binnen zes weken, in elk geval binnen drie maanden diende te worden afgelost en dat geen sprake is geweest van het verlengen van leningen waardoor een langere looptijd zou zijn ontstaan.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Diverse getuigen hebben verklaard dat zij hun lening konden "verlengen" en dat hen ook wel werd gevraagd of zij hun lening wilden verlengen. Een verlenging was blijkens hun verklaringen mogelijk aan het einde van de looptijd maar ook tussentijds. Dit valt eveneens af te leiden uit de leningnotities en de telefoonnotities die bij medeverdachte [E] zijn aangetroffen. In gesprekken die gevoerd zijn op het kantoor aan de [adres 7] wordt bovendien gesproken over de mogelijkheid tot het "verlengen" van een lening. De redenering van de verdediging dat nimmer sprake kan zijn van een verlenging omdat met een nieuwe lening de oude lening (roodstand) volledig wordt afgelost (naar nulstand), volgt de rechtbank niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze vorm van verlenging dan wel vernieuwing van een bestaande geldlening tot hetzelfde oorspronkelijke bedrag en onder dezelfde voorwaarden feitelijk tot gevolg dat de looptijd langer wordt en deze leningen het karakter krijgen van een doorlopend krediet, waardoor gesproken kan worden van een looptijd langer dan drie maanden.
Dat de verdachte meende dat het hier om legale kredietverstrekking zou gaan, doet hieraan niet af. In het economische strafrecht geldt immers het kleurloze opzet: het opzet van de verdachte was gericht op de werkzaamheden die zijn te kwalificeren als het aanbieden van financiële kredieten. De enkele mededeling van verdachtes boekhouder dat de gevolgde werkwijze met betrekking tot deze vorm van kredietverstrekking geen vergunningsplicht met zich bracht, kan verdachte, anders dan door zijn raadsvrouw bepleit, niet baten. Dat verdachte op de verklaring van zijn boekhouder mocht afgaan volgt de rechtbank niet nu verdachtes boekhouder niet een functionaris of autoriteit is op wie verdachte zich, bezien binnen het vertrouwensbeginsel, mocht verlaten in het kader van het kredietwezen.
De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat op het kantoor van [eenmanszaak] aan de [adres 7] geldleningen werden verstrekt aan personen en dat verdachte daarbij de leiding had en hij dit samen deed met een aantal medeverdachten.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte door het verstrekken van geldleningen aan illegalen tevens als medepleger kan worden aangemerkt van - kort gezegd - de mensensmokkel en of daarvan een beroep of gewoonte is gemaakt zoals ten laste gelegd onder feit 1.
- Onrechtmatig verblijf
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of uit de bewijsmiddelen volgt dat [P1], [P2], [P3], [P4] en [P5] ten tijde van het verstrekking van die geldleningen onrechtmatig in Nederland verbleven.
In de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is bepaald in welke gevallen een vreemdeling recht heeft om in Nederland te verblijven. Ingevolge art. 8, aanhef en onder f en h, Vw heeft een vreemdeling rechtmatig verblijf indien hij in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, dan wel in afwachting is van de beslissing op een bezwaarschrift of een beroepschrift, terwijl bij of krachtens de Vw dan wel op grond van een rechterlijke beslissing, uitzetting van de aanvrager achterwege dient te blijven totdat daarop is beslist. Voorts houdt art. 3.1 Vreemdelingenbesluit 2000 in dat de uitzetting van de vreemdeling die een aanvraag tot een verblijfsvergunning heeft ingediend, achterwege blijft totdat op die aanvraag is beslist en houdt art. 27 Vw onder meer in dat de gevolgen van een afwijzende beschikking op een aanvraag voor een verblijfsvergunning niet intreden indien de vreemdeling bezwaar of beroep heeft ingesteld en de werking van de beschikking is opgeschort.
a. [P5] en [P4]
Kopieën van 17 identiteitsbewijzen zijn aangetroffen in de woning van verdachte en zijn ex-echtgenote aan het [adres 8]. Van twee van deze 17 kopieën, te weten van de identiteitsbewijzen van [P5], geboren op [geboortedatum]1968, en [P4], geboren op [geboortedatum]1959, werd tevens eenzelfde exemplaar aangetroffen in een ordner met geldleencontracten op de [adres 7]. De laatste contracten op naam van deze personen zijn gedateerd op respectievelijk 6 augustus 2011 en 11 augustus 2011.
In het dossier wordt met betrekking tot [P4] en [P5] door de SIOD enkel gerelateerd dat op 22 augustus 2011 de Vreemdelingenpolitie Haaglanden de rechtmatigheid van hun verblijfsstatus heeft gecontroleerd met behulp van de hun beschikbare systemen. Nog daargelaten de vraag of [P4] en [P5] ook daadwerkelijk zelf een geldlening bij de organisatie van [verdachte] hebben afgesloten, is bij gebrek aan overige bewijsmiddelen, het enkele gegeven dat er op 22 augustus 2011 door de Vreemdelingenpolitie Haaglanden is vastgesteld dat deze twee personen op dat moment illegaal in Nederland verbleven, onvoldoende om vast te kunnen stellen dat [P4] en [P5] binnen de ten laste gelegde periode onrechtmatig in Nederland hebben verbleven. De rechtbank zal de verdachte van deze twee onderdelen vrijspreken.
b. [P3]
Voorts zal de rechtbank de verklaring van getuige [P3] buiten beschouwing laten, zoals door de verdediging bepleit, omdat haar belastende verklaring van doorslaggevende betekenis is voor enige ten aanzien van deze ten laste gelegde mensensmokkel te nemen beslissing en de verdediging niet op enig moment in de gelegenheid is geweest vragen aan deze getuige te stellen. Dit leidt er tevens toe dat de rechtbank verdachte bij gebrek aan bewijs zal vrijspreken voor zover hem het faciliteren van illegaal verblijf van [P3] wordt verweten.
c. [P1] en [P2]
Vervolgens dient beoordeeld te worden of [P1] en [P2] geldleningen verstrekt hebben gekregen terwijl zij onrechtmatig in Nederland verbleven.
Getuige [P1] heeft op 30 augustus 2011 als getuige verklaard dat zij ongeveer 10 jaar geleden op een toeristenvisum vanuit de Filippijnen naar Nederland is gekomen en hier sindsdien onafgebroken verblijft. Voorts heeft zij verklaard dat zij een paar maanden geleden 500 euro heeft geleend bij een groep mensen waarvan de baas zich [verdachte] noemt in een straat in het centrum van Den Haag op nummer 15. Op de hoek van de straat staat '[deel straatnaam adres 7]'. Zij kwam daar wekelijks afbetalen en voor een lening van 500 euro moest zij 6 weken lang elke week 100 euro afbetalen. Zij is een tweede lening aangegaan, wederom van 500 euro. Geen van beide keren is haar naar een identiteitsbewijs gevraagd, maar zij wilden wel haar telefoonnummer hebben. Voorts staat zij bij de mensen in het kantoor bekend onder de naam '[naam P1]'.82 Op de onder [verdachte] in beslag genomen kasstaten staat vermeld "[naam P1], d.d. 25-07, 600, 6 wks, 1/8 100 en 10/8 100".83 Getuige heeft verklaard dat zij haar laatste afbetaling heeft gedaan in de laatste week van juli of de eerste week van augustus 2011.84 Getuige heeft verder nog verklaard dat ze nooit met de baas zelf sprak, maar dat de groep van [verdachte] wist dat zij illegaal was. Voorts heeft zij verklaard dat het niet uitmaakt of je legaal of illegaal in Nederland bent, als je maar betaalt.85
Getuige [P1] heeft tevens verklaard over haar zus[P2] via wie zij bij de groepering van [verdachte] terecht is gekomen.86 Getuige [P1] heeft verklaard dat [P2] leningen afsloot bij dezelfde groep mensen en dat de naam [bijnaam verdachte] werd genoemd en dat hij de grote baas was en degene die haar het geld gaf.87 Haar zus noemde ook alleen [bijnaam verdachte] als naam.88
Getuige heeft voorts verklaard dat zij logeerde in een huis aan de [straat 8] in Den Haag en dat ze een zus heeft genaamd [zus] die is teruggekeerd naar de Filippijnen. Zij heeft verklaard dat [P2] al sinds 2003 of 2004 illegaal in Nederland verbleef en leningen afsloot bij de grote baas [verdachte].89 [P2] heeft haar verteld dat de Chinezen wisten dat zij geen papieren had en dat zij illegaal in Nederland verbleef.90
Getuige [P8] heeft op 5 januari 2011 eveneens verklaard91 over een Filippijnse vrouw genaamd [P2] die hij zes maanden geleden had leren kennen (de rechtbank begrijpt: rond juli 2010 ) en die leningen had lopen bij een man '[bijnaam verdachte]' waar zij 20% rente op moest betalen aan de [adres 7] en die door afbetalingsachterstanden in de problemen was gekomen. Zij had aan getuige verteld dat zij illegaal in Nederland verbleef. Hij heeft haar geholpen bij de aflossing van een deel van haar schulden. Tevens heeft hij verklaard dat [P2] een zus had genaamd [zus] die op de [straat 8] in Den Haag zou wonen.
De naam '[P2]' staat meermalen vermeld in de leningnotities in leningschrift 3, welke notities betrekking hebben op de periode 3 mei 2010 tot en met 15 juni 2011 met achter deze naam telkens een datum, amount; 600, 20% en een zestal kolommen met wekelijks opeenvolgende data en bedragen.92
De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van [P8] als onvoldoende betrouwbaar terzijde moeten worden gesteld aangezien hij niet uit eigen wetenschap heeft verklaard maar enkel over wat hij van [P2] heeft vernomen.
De rechtbank acht de verklaring van deze getuige, anders dan de verdediging, voldoende betrouwbaar nu deze op kenmerkende onderdelen overeenkomt met de verklaring van [P1] en hij uit eigen wetenschap heeft verklaard over de gang van zaken op het kantoor aan de [adres 7] waar hem bleek dat deze [P2] aldaar inderdaad geldleningen had uitstaan.
De rechtbank gaat er om die reden tevens vanuit dat de verklaringen van [P1] en [P8] betrekking hebben op een en dezelfde [P2], de zus van [P1] tevens de vriendin van [P8].
De rechtbank komt op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen tot het wettig en overtuigend bewijs dat zowel [P1] als [P2] klant zijn geweest op het kantoor van [verdachte] aan de [adres 7] en aldaar geldleningen verstrekt hebben gekregen van verdachte en zijn medeverdachten en dat zij ten tijde van het aangaan van die leningen onrechtmatig verblijf hadden in Nederland.
- Wetenschap verdachte
Voor wat betreft de wetenschap bij verdachte over de verblijfsrechtelijke status van genoemde personen overweegt de rechtbank als volgt.
Onder verdachte [F] is een Iphone in beslag genomen, waarin een notitie werd aangetroffen inhoudende93:
'7 daypayment; doelgroep: studenten, illegale, jong publiek, onbekende, verlengen mag pas na 5 dagen, 100=150, 10 days everyday 15. 200=300, 10 days everyday 30, 300=450, 10 days everyday 45'.
Getuige [P9] heeft verklaard94 dat hij al vanaf de opening van het kantoor aan de [adres 7] geld komt lenen en dat daar ook veel illegalen komen om geld te lenen en dat deze mensen aan hem hebben verteld dat ze illegaal zijn. Tevens heeft hij verklaard dat zowel legalen als illegalen een geldlening bij de organisatie konden afsluiten en dat hij ook wel garant heeft gestaan voor illegalen, maar dat in die gevallen de lening wel op de naam van de illegaal kwam te staan.
Blijkens de hiervoor genoemde getuigenverklaringen, ook zoals aangeduid onder feit 5, werden in lang niet alle gevallen identiteitspapieren gevraagd of werd anderszins navraag gedaan naar de verblijfsrechtelijke status van klanten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachten die zich in het kantoorpand van [verdachte] met geldleningen bezighielden en daarvan administratie bijhielden, bij het aannemen van klanten en bij hun werkzaamheden geen onderscheid maakten tussen legalen en illegalen. Hun handelingen waren veeleer gericht op het genereren van rente-inkomsten uit de verstrekte geldleningen. In dit licht moet naar het oordeel van de rechtbank ook de notitie in de iPhone van verdachte [F] worden begrepen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door geldleningen te verstrekken aan klanten ongeacht hun verblijfsrechtelijke status, zich schuldig zou maken aan het faciliteren van het wederrechtelijke verblijf van illegalen in Nederland en dat om die reden zijn wetenschap omtrent het wederrechtelijk verblijf van voornoemde personen in de zin van voorwaardelijk opzet daarop, eveneens is komen vast te staan. Het verweer van de verdediging dat de verklaring van [P1] als onbetrouwbaar buiten beschouwing moet worden gelaten ten aanzien van het bewijs van de wetenschap van verdachte van haar verblijfsstatus houdt om deze reden dan ook reeds geen stand.
- ' Behulpzaam zijn bij' en 'middelen verschaffen'
De rechtbank overweegt dat het bestanddeel 'behulpzaam zijn bij' en 'middelen verschaffen' in artikel 197a Sr, moet worden uitgelegd als bedoeld in artikel 48 Sr. Het gaat er om of de betrokkene het (verdere) verblijf in Nederland van de vreemdeling in enigerlei opzicht bevordert of gemakkelijk maakt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in de onderhavige zaak het geval. In het kantoorpand van verdachte zijn kredieten (middelen) verstrekt aan personen die volgens hun eigen verklaring illegaal in Nederland verbleven. Met deze kredieten hadden zij in ieder geval tijdelijk de beschikking over (extra) middelen om in hun verblijf hier te lande te voorzien en werden zij in staat gesteld dit verblijf (deels) te financieren.
- 'Winstbejag'
Ten aanzien van het bestanddeel 'winstbejag' uit voornoemd artikel 197a Sr, overweegt de rechtbank dat voor kredieten die in het kantoorpand aan de [adres 7] werden verstrekt een rente werd berekend van doorgaans 20%. Reeds daaruit volgt dat aan deze leningen werd verdiend.
- ' Beroep of gewoonte'
Aangezien er binnen de ten laste gelegde periode slechts met betrekking tot twee klanten is komen vast te staan dat zij onrechtmatig in Nederland verbleven op het moment dat zij een geldlening verstrekt kregen bij de organisatie rond [eenmanszaak], afgezet tegen de veelheid aan leningen die werden verstrekt, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte van het faciliteren van verblijf aan illegaal in Nederland verblijvende personen een beroep of gewoonte heeft gemaakt.
VI Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is op grond van het vorenoverwogene van oordeel dat uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat verdachte tezamen en in vereniging met een aantal van zijn medeverdachten kredieten heeft aangeboden zonder een daartoe door de AFM verleende vergunning en daarnaast middelen heeft verschaft aan anderen (te weten: [P1] en [P2]) bij het zich verschaffen van verblijf hier te lande terwijl hij wist dat zij wederrechtelijk in Nederland verbleven.
4.3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 augustus 2011 te Den Haag, tezamen en in vereniging met anderen, een ander uit winstbejag middelen heeft verschaft bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders aan anderen die wederrechtelijk in Nederland verbleven, te weten
4.4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten, heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie II - een automatisch vuurwapen van het merk [merk] - en categorie III - twee omgebouwde alarmpistolen van het merk [merk] en [merk] alsmede van een vuurwapen van het merk [merk] - en van verschillende soorten munitie van categorie III.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte [verdachte] dit feit tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan.
4.4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
4.4.3 De beoordeling van de tenlastelegging
I Vaststelling van de feiten
Op 17 augustus 2011 vindt een eerste doorzoeking plaats in de woning aan de [adres 1] te Den Haag. Tijdens deze doorzoeking is in een sporttas in de woonkamer een automatisch vuurwapen van het merk [merk] aangetroffen en inbeslaggenomen, evenals een vol magazijn met scherpe munitie.95 In het wapen was geen patroonmagazijn aangebracht. Dit wapen is een vuurwapen in de zin van art. 1 onder 3 Wet wapens en Munitie (hierna: WWM) en gelet op art. 2 lid 1 WWM een vuurwapen van categorie II onder 2.96
De omschrijving van de in een patroonmagazijn aangetroffen munitie luidt "volmantel" patronen, en de aangetroffen munitie kan met het bovengenoemde vuurwapen worden verschoten. De aangetroffen munitie is munitie in de zin van art. 1 onder 4 WWM, en gelet op art. 2 lid 2 WWM van categorie III.97
Op 29 augustus 2011 vindt een tweede doorzoeking plaats in diezelfde woning aan de [adres 1] te Den Haag naar aanleiding van uitgeluisterde OVC-gesprekken tijdens arrestantentransporten op 19 augustus 2011.98 Tijdens deze doorzoeking is in de keuken in een roze emmer met rijst een drietal in kranten gewikkelde vuurwapens aangetroffen.99
Het betreft allereerst een omgebouwd alarmpistool [merk].100 Dit wapen is een vuurwapen in de zin van art. 1 onder 3 WWM, en gelet op artikel 2 lid 1, van categorie III sub 1.101 Voorts zijn scherpe patronen bij dit wapen aangetroffen. De aangetroffen patronen betreffen munitie in de zin van art. 1 onder 4 WWM, en is gelet op art. 2 lid 2 van categorie III.102
Op de tweede plaats is een omgebouwd alarmpistool [merk] aangetroffen, model [model].103 Dit wapen is een vuurwapen in de zin van art. 1 onder 3 WWM, en gelet op art. 2 lid 1 WWM, van categorie III sub 1.104 Bij het vuurwapen is scherpe munitie aangetroffen, in totaal 6 stuks. Het betreft munitie als bedoeld in art. 1 sub 4 WWM, en is gelet op art. 2 lid 2 WWM van categorie III.105
Op de derde plaats is een [merk] aangetroffen. Dit wapen is een vuurwapen in de zin van art. 1 onder 3 WWM, en gelet op art. 2 lid 1 WWM van categorie III.106 In dit wapen is munitie aangetroffen, te weten een aantal scherpe patronen. Het betreft munitie in de zin van art. 1 onder 4 WWM en is gelet op art. 2 lid 2 WWM van categorie III.107
[G]108, [C]109, [D]110111112 en [B]113 hebben allen bekend woonachtig te zijn op het adres aan de [adres 1] te Den Haag.
Deze feiten zijn onweersproken.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag in hoeverre uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat de evengenoemde verdachten wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van de verschillende vuurwapens in de woning.
(Ten aanzien van [verdachte])
In de inbeslaggenomen kasboek administratie, dagstaat 27-07-11, aangetroffen in de door [verdachte] gebruikte Mercedes Benz, [kenteken], is in juli 2011 een bedrag betaald welk bedrag overeenkomt met de huur van de [adres 1] ad € 1.275. Dit bedrag is betaald vanuit de kas van de onderneming [eenmanszaak verdachte]. Er staat letterlijk "Rental for. No 24 Where we stay". Opmerking verbalisant: deze gegevens zijn vermoedelijk door [G] in het kasboek geschreven omdat hij de werkzaamheden van [verdachte] heeft waargenomen tijdens diens vakantie.114
(Ten aanzien van [verdachte] en [G] ([bijnaam G]))
Op 19 augustus 2011 is een gesprek afgeluisterd (OVC), dat heeft plaatsgevonden tijdens een arrestantentransport naar het kabinet van de Rechter-Commissaris van [verdachte] en [G]. Sessie 3 van dit OVC-gesprek houdt het volgende in:
[G]: Wij gepakt, en wie nog meer?
[verdachte]: allemaal gepakt.
(...)
[verdachte]: Jullie moeten mij niet uitwijzen als [bijnaam verdachte] (fon) (= hoofd), motherfucker.
[G]: nee, nee, niemand wijst iets aan.
[verdachte]: Niet aanwijzen. Wij moeten allemaal niets zeggen.
(...)
[verdachte]: En Tua Sa (fon.) (=grote Sa??) dan?
(...)
[verdachte]: En TuaSa (fon.) (=grote Sa) dan?
(...)
[G]: TuaSa en SuiSa hebben ze niet meegenomen (...) Alleen leningboekje/boekhoudboekje is in mijn kamer.
[verdachte]: allemaal niet bekennen. Tua Sa (fon.) en SuiSa (fon.) niet bekennen.
[G]: TuaSa, SuiSa ik mag niet bekennen. Alleen huishoudboekje in mijn kamer.
[verdachte]: Oh, je zegt dat je me kwam helpen zonder loon te ontvangen.
[G]: Ja.
[verdachte]: Omdat het een vriendendienst is komen helpen.
[G]: Goed.
(...)
[verdachte]: Tua SuiSa (fon) (=grote en kleine...nvt.) waar gelaten? Veilige plek? Hé?115
(...)
[G]: Ik heb tegen je gezegd 7 beschuldigingen,
[verdachte]: Ik ook deze beschuldigingen plus dat ik [bijnaam] (fon) (=hoofd) ben.
(...)
[G]: Ja, jij [bijnaam] is heel zwaar aangerekend. Maar er is niemand die je aanwijst. Ik heb niet naar je aangewezen. Ik heb niks gezegd. In de kamer vroegen ze en ik zei: "Weet niet, ken niet, wil niet zeggen"116
(Ten aanzien van [G] ([bijnaam G]) en [D])
Op 26 september 2011 vindt in een cel/ophoudruimte in het hoofdbureau van politie aan de Burg. Patijnlaan te Den Haag een gesprek plaats tussen [D] en [G], welk gesprek is afgeluisterd (OVC). Dit gesprek houdt - voorzover van belang - het volgende in:
[G]: Sa (fon.) is erger, waarom? Sa (fon.) is al voorbereid, als je niet voorbereid hebt of je wel is voorbereid, niet hetzelfde. Dat hoor ik ze zeggen.
[D]: Nee, of je grote of kleine hebt maakt verschil. Er is ook verschil tussen automatische en niet automatische.
[G]: Ja, dat klopt, er is ook verschil tussen met geluid of gedempt.
(...)
[D]: Nu hebben ze een grote gevonden, kleine allemaal niet.
[G]: Ja.
[D]: Zelfde nog daar?
(...)
[G]: Ja.117
Ten tijde van dit gesprek waren [G] en [D] nog niet geconfronteerd met de drie aangetroffen vuurwapens tijdens de doorzoeking op 29 augustus 2011.118
(Ten aanzien van [D] en [C])
Op 19 augustus 2011 vindt een gesprek plaats tijdens het transport van [D] en [C] naar het Kabinet van de Rechter-Commissaris, dat eveneens is afgeluisterd en onder meer het volgende inhoudt.
NN-man1: Leningboekje [bijnaam verdachte] meegenomen?
NN-man2: In die auto, allemaal daar. (...) Is jouw gereedschap...
NN-man1: Wat?
NN-man1 Is jouw gereedschap?
(...)
NN-man1: Onze ijzer...nvt?
NN-man2: Ja.
NN-man1: Onze ijzer is toch al in huis?
NN-man2: Nog steeds daar?
NN-man1: Ja, ik weet niet, mijn rijstemmer is er niet meer, weet niet waar.119
(Ten aanzien van [C], [G] en [D]):
[C] heeft de volgende bekennende verklaring afgelegd.
V: Wat weet jij over vuurwapens die gebruikt werden binnen jullie organisatie?
A: Ik weet wel dat er vuurwapens waren, maar van wie dat weet ik niet. Ik heb vuurwapens gezien in een emmer rijst thuis aan de [adres 1]. Ik zag deze vuurwapens in een doos liggen in de emmer.
Iedereen die in de woning woonde kookte in de keuken.
Zij hebben het wel eens over de vuurwapens gehad. [bijnaam G] ([G]) en [bijnaam D] ([D]121) hebben dat gezegd.
(...)
V: U bent eerder gevraagd naar vuurwapens in de woning aan de [adres 1]. Toen vertelde u niets van vuurwapens af te weten. Vandaag verklaart u over de vuurwapens in de rijst.
(...)
A: De reden dat ik het nu vraag is omdat ik aan [bijnaam D] had gevraagd in de auto of de vuurwapens waren gevonden. Dat was in een politieauto op weg naar de rechtbank. Wij noemden de vuurwapens Tie (fon.) Dat betekent ijzer.
Ik besprak dit met [bijnaam D]. Het lag namelijk bij ons thuis en ik was bang dat wij dan nog meer beschuldigingen zouden krijgen.122
III Verweren en conclusies van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de inhoud van het dossier en de context van de zo-even weergegeven OVC-gesprekken van oordeel dat wanneer in de gesprekken - klaarblijkelijk verhuld - wordt gesproken over "sa" door de verdachten, door hen wordt gedoeld op een vuurwapen van het merk [merk]. De rechtbank is voorts op grond van de inhoud van het dossier en de context van de zo-even weergegeven gesprekken van oordeel dat indien wordt gesproken over grote "sa" en kleine "sa" door de verdachten, door hen wordt gedoeld op het automatisch vuurwapen [merk] respectievelijk het (kleinere) vuurwapen [merk]. Ter onderbouwing van dit oordeel roept de rechtbank in herinnering dat tijdens de eerste doorzoeking op 17 augustus 2011 een automatisch vuurwapen is aangetroffen van het merk [merk] en tijdens de tweede doorzoeking op 29 augustus 2011 in de keuken van de woning in een emmer met rijst drie vuurwapens en munitie zijn aangetroffen, waaronder als genoemd één van het merk [merk].123
De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat [verdachte] en [G] in de hiervoor voorgestane uitleg slechts over twee wapens hebben gesproken terwijl er in totaal vier gevonden zijn, doet aan het vorenoverwogene niet af. Op grond van de context van het gesprek is immers helder dat evengenoemde verdachten niet zozeer spreken over twee wapens maar veeleer over twee locaties, te weten die van de "grote" die gevonden is, en die van "de kleine allemaal niet".
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat verdachte - op grond van zijn geheel eigen positie binnen de groep verdachten, waarvan verdachte klaarblijkelijk de leider was en zichzelf ook als zodanig beschouwde - een zekere beschikkingsmacht heeft gehad over de vuurwapens als bedoeld in art. 26 WWM. Dit geldt temeer nu verdachte bovendien de feitelijke huurder is geweest van de woning aan de [adres 1] (vgl. HR 12 september 1978, NJ 1979, 84). Dat verdachtes opzet niet gericht zou zijn geweest op het samen met zijn medeverdachten voorhanden hebben van de vuurwapens, zoals de verdediging heeft bepleit, vermag de rechtbank niet in te zien. Immers, uit het OVC-gesprek van 19 augustus 2011 valt op te maken dat verdachte het initiatief betoont bij het aanroeren van het concrete onderwerp rond de vuurwapens, en vervolgens aan zijn medeverdachte [G] vraagt of hij dit op een veilige plek heeft weten onder te brengen. Mede hierdoor kan van medeplegen in de zin van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking worden gesproken.
De rechtbank verwerpt derhalve de gevoerde verweren.
De rechtbank is op grond van het vorenoverwogene van oordeel dat uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat [verdachte], tezamen en in vereniging met een aantal van zijn medeverdachten de vuurwapens in de door hem gehuurde woning voorhanden heeft gehad.
4.4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 augustus 2011 te Den Haag, telkens tezamen en in vereniging met (een) ander(en), voorhanden heeft gehad
- een vuurwapen van de categorie II (onder 2°) (te weten een [merk] M70 AB2) als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie en
- munitie van de categorie III (te weten Volmantel patronen en Scherpe patronen en 6 stuks Scherpe munitie) als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Wet Wapens en Munitie en
- vuurwapens van de categorie III (onder 1°) als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie (te weten omgebouwde alarmpistolen van de merken [merk] en [merk] en een vuurwapen van het merk [merk]).
4.5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten, heeft schuldig gemaakt aan het in vijf panden ([adres 2], [adres 4], [adres 5] en [adres 3], alle in Den Haag en [adres 6] in Voorburg) bedrijfsmatig telen van een grote hoeveelheid hennep, en aan het verkopen/afleveren van een grote hoeveelheid hennep.
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze feiten bewezen zullen worden verklaard.
4.5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor wat betreft de tenlastelegging van de panden [adres 2] en [adres 4]. Voor wat betreft de drie overige panden heeft de verdediging bepleit dat de tenlastegelegde periode dient te worden beperkt.
4.5.3 De beoordeling van de tenlastelegging
I Vaststelling van de feiten
[adres 2] Den Haag
Op 17 augustus 2011 treft de politie in het pand [adres 2] in Den Haag een in werking zijnde hennepkwekerij aan124 met daarin 305 hennepplanten (hennepstekken in substraatblokjes, in potten, met een begin van wortelvorming).125 Volgens de rapportage diefstal energie van Stedin waren de hennepplanten zeven dagen oud.126
De woning werd gehuurd van Woningbouwvereniging Staedion door [P10]. Zij heeft verklaard dat zij de woning al sinds zes jaar aan een vriendin heeft onderverhuurd die daar ook tot april 2011 stond ingeschreven. Een vriend van haar, [P9], heeft haar gevraagd of hij de woning mocht onderhuren omdat zijn zoon uit Amerika een verblijfplaats nodig had. Deze onderverhuur is vervolgens mondeling overeengekomen en een sleuteloverdracht heeft plaatsgevonden.127 Het contract voor de energielevering staat sinds 31 mei 2011 op naam van deze [P9].128 [P9] heeft verklaard dat hij sinds 2009 regelmatig geld heeft geleend van [bijnaam verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) op de [adres 7] en een oude kennis van hem is.129
Door leden van het observatieteam is [G] op 4 juli 2011 bij de woning gezien.130 Op 11 juli 2011 wordt gezien dat [D] met gebruikmaking van een sleutel het portiek 15-21 binnengaat, waarna hij voor het raam van de meest linkerwoning van het complex op de 1e etage wordt waargenomen.131
Op beelden van de camera, gericht op het portiek aan de [adres 2] 15a t/m 21p, is te zien dat in de periode 3 tot en met 7 augustus 2011 verdachten [D] en/of [B] dagelijks het portiek in- respectievelijk uitgaan (NB er zijn meerdere in-/uitgangen).132
[adres 4] Den Haag
Op 23 februari 2011 is op het adres [adres 4] Den Haag een hennepkwekerij aangetroffen die recent in werking was geweest: de lampen stonden nog aan, in de potten aarde zaten geen planten meer, op de grondlagen resten van hennepplanten en in een aantal potten zaten nog resten van wortels. In totaal zijn 453 potten met aarde en het volledige toebehoren voor een hennepkwekerij (filters, ventilatoren, afzuiginstallaties, pompen etc.) aangetroffen.133 Stedin heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit in de periode 28 juli 2010 tot en met 23 februari 2011.134
De woning werd met ingang van 1 juni 2010 gehuurd door mevrouw [P6] voor € 895,- per maand.135 Zij heeft verklaard met ingang van 2008 verschillende keren geld te hebben geleend van een Chinese groepering op de [adres 7] in verband met gokverslaving. In verband met betalingsachterstanden is zij in de problemen gekomen met deze geldverstrekkers.136 In het Hommerson-casino in Den Haag is zij in 2010 in contact gekomen met een Chinese man, [K], die haar vroeg een jaar lang een huis voor hem te huren. Uiteindelijk heeft zij daar mee ingestemd. Zij zou er € 5.000 voor krijgen. Hij zou alles regelen, zij kreeg alles wat ze nodig had om te tekenen voor het huis (zoals een loonstrook met daarop het salaris dat ze daarvoor nodig had).137 Wat ze voor het huis moest betalen kreeg ze cash van [K] en dat stortte ze dan op haar eigen rekening om het huis mee te betalen.138 Zij heeft [K] en zijn kennis [L] - met wie zij later contact onderhield - op foto's, gemaakt van bezoekers van de [adres 7], herkend,139 en hem in augustus 2010 op de [adres 7] gezien.140
Op 26 januari 2011 is [D] gezien door observanten van het observatieteam, terwijl hij om 19.38 uur de woning aan de [adres 4] uitkomt samen met een ander, die enkele minuten daarvoor was aangekomen, komende vanaf de [adres 7].141
[adres 5]
Op 23 augustus 2011 wordt in de woning aan de [adres 5] een ruimte aangetroffen die was ingericht als hennepkwekerij. De planten waren verwijderd; er worden 350 potten met aarde, 28 transformatoren, vier koolstoffilters en 27 natriumlampen aangetroffen, plus 35 vuilniszakken met afval van de kwekerij.142 Door Stedin is aangifte gedaan van diefstal van energie over de periode van 5 april 2011 tot en met 23 augustus 2011.143
De woning is eigendom van [P11]. Hij heeft onder meer verklaard dat hij de woning in 2010 in verhuur heeft gegeven aan [P12] van makelaarskantoor [makelaarskantoor]. Deze liet hem binnen drie dagen weten dat hij een huurder had. Er is een tenancy agreement ondertekend met een zekere [M] per 1 maart 2010 voor de huur van de woning voor een jaar met optie van verlenging. Hij heeft een kopie van het paspoort van deze [M]. De huur van € 1075,- per maand inclusief werd via een bankoverschrijving overgemaakt.144
Bij de doorzoeking van de [adres 1] in Den Haag (de woning waar [G], [C], [D] en [B] woonden) is het originele paspoort ten name van de huurder [M] aangetroffen.145
Bij sporenonderzoek in de woning is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen en opgenomen in de DNA-databank. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [C].146 De matchkans met DNA van een ander is kleiner dan één op een miljard.
Tijdens een observatie op 20 juli 2011 zien observanten [G] en NN1 (te herkennen als [B]147) en een Aziatische vrouw om 20.08 uur het kantoor aan de [adres 7] uitkomen. Om 20.43 uur stoppen ze op de [straat adres 5] ter hoogte van het portiek 381-413. [B] stapt uit en gaat met een fles het portiek in. Om 20.50 uur komt [B] weer naar buiten waarna de auto doorrijdt naar de [weg] in Den Haag. [B] stapt opnieuw uit en gaat de [adres 3] binnen.148
[adres 3], Den Haag
Op dinsdag 6 september 2011 zijn in de woning [adres 3] in Den Haag twee ruimten aangetroffen die volledig waren ingericht als hennepkwekerij. Er zijn geen planten aangetroffen, wel 227 potten met aarde (met de wortels er nog in), vuilniszakken met restmateriaal en ander toebehoren van een kwekerij (transformatoren, dompelpomp, droogrekken etc.).149 Er is een henneptop inbeslaggenomen.150 Stedin heeft aangifte gedaan van diefstal van energie in de periode 28 juni 2011 tot en met september 2011.151
De eigenaar van de woning [P13] heeft verklaard152 dat hij de woning in verhuur heeft gegeven aan [makelaarskantoor], waar hij en zijn vrouw werden begeleid door [P12]. In de eerste week van mei 2010 is een huurder gevonden voor een huurprijs van € 1.250,- p.m. inclusief. De huur is de eerste zes maanden betaald via GWK Travelex onder de naam [E], [F] of door [N], daarna overgemaakt van een bankrekening op naam van [N].153 Getuige heeft van een getoonde foto [E] herkend als de neef van zijn huurder, met wie hij twee maal in de woning is geweest.154
Een in de woning gevonden dactyloscopisch spoor, aangetroffen op de buitenzijde van de kap van een assimilatielamp, is geïdentificeerd als toebehorend aan de linker middelvinger van [D].155 Op een in de woning gevonden peuk is DNA-materiaal aangetroffen (enkelvoudig DNA-profiel) dat matcht met het DNA, afgestaan door [D] (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard).156
Bij de doorzoeking op de [adres 7] is onder meer een laptoptas inbeslaggenomen157 van [F].158 In deze tas zat onder meer het huurcontract van de [adres 3], met daarop met pen geschreven het cijfer "6".159
[adres 6], Voorburg
In een woning aan de [adres 6] in Voorburg wordt een ruimte aangetroffen die was ingericht als hennepkwekerij, met 386 potten met aarde (zonder planten). Daarnaast zijn aangetroffen 28 transformatoren, 4 koolstoffilters, 28 assimilatielampen, 5 ventilatoren en diverse andere benodigdheden voor een kwekerij.160 Stedin heeft aangifte gedaan van diefstal van electriciteit in de periode 4 oktober 2010 t/m 2 mei 2011.161
Eigenaar van de woning is [P14], die onder meer heeft verklaard162 de woning aan [makelaarskantoor] ([P12]) in verhuur te hebben gegeven. Hij heeft de woning met ingang van 1 oktober 2009 verhuurd aan een zekere [O], die medewerkster van de Chinese Ambassade zou zijn. Er was ook een man bij, die [P] zou heten. De huur bedroeg € 900,- aan kale huur en € 250 voor gas, water en licht. Betaling van de huur is de eerste twee maanden per bankstorting gebeurd, daarna (na bemiddeling door [makelaarskantoor]) steeds contant thuis door [O], [P] of een neef, tot en met maart 2011.
Op overgelegde kopieën van bankafschriften van [P14] is te zien dat een storting is gedaan op 7 oktober 2009 door "[naam], [adres] Den Haag" met vermelding "[adres 6]".163 Het telefoonnummer van de persoon die de eigenaar kent als de neef van de huurster, komt voor in de telefoon van [E], onder "[initialen F]".164
De originele huurovereenkomst met betrekking tot de woning op het adres [adres 6] wordt bij de doorzoeking in de woning aan de [adres 1] in Den Haag (waar de verdachten [G], [C], [D] en [B] woonden) aangetroffen.165
Bij sporenonderzoek in de woning is van DNA, uit speeksel afkomstig van twee colablikjes in de slaapkamer, een tweetal enkelvoudige DNA-profielen verkregen, die matchen met de DNA-profielen van respectievelijk [D] en [F] (matchkans met een willekeurig ander profiel één op een miljard).166
II Henneppanden van de groep van [verdachte]?
De rechtbank zal allereerst de vraag bezien of uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat de in de tenlastelegging genoemde panden zogenaamde henneppanden van de groep rond [verdachte] waren.
Bij [E] is onder meer een Blackberrytelefoon inbeslaggenomen (IBN V/07-01, p. 1340). Het geheugen van de telefoon en de (U)SIM-kaart zijn uitgelezen. Er werden onder meer de volgende notities aangetroffen:167
- Einde vd mnth:
Werk:
Nr. 4: 1150 op 25e by [initialen F]
Nr. 5: 1075 rond 25/26e by [bijnaam N]
Nr. 6: 1270 rond 25/26e by me/[initialen F] (gwk)
Nr. 8: 895 rond 25/26e by tante [..].
Betalen:
Nr.4: [P14], [adres 9]; [nummer]
Nr 5: [P11]; [nummer]; [adres 5]
Nr. 6: [P13]; [nummer]; rent [adres 3]
- Werkplaatsen:
Nr. 4: [adres 6]
Nr. 5: [adres 5]
Nr. 6: [adres 3]
Nr. 8: [adres 4]
[adres 8] nr??
- [initialen F]:
Name: [F]
Bd: [geboortedatum]-1989
Rnr: [nummer]
Pnr: [nummer]
Pw: [nummer]
- [bijnaam F]info:
[N] [nummer] ING bank
Gelet op de in de telefoon voorkomende notitie "[initialen F]", waarachter de naam en geboortedatum van verdachte [F] staan genoteerd, wordt met "[initialen]" vermoedelijk [F] bedoeld. Met "[bijnaam]" wordt vermoedelijk [N] bedoeld ([N] wordt [bijnaam] genoemd).168
In het bedrijfspand aan de [adres 7] is een rood notitieboekje inbeslaggenomen169 waarin op de laatste bladzijde genoteerd staat:
"No: 24 - every 28th of the month - 1275
No: 06 - Every 28th of the month - 1270/635P
No: 05 - Every 28th of the month - 1075/537.50 R
Office - Every 1st of the month - 1000
No: Pro (Amob) - Every 25th of the month - 950
Boy - Every 10th of the month - 850
Every 1th of the month
Collect 500 from majong
Every 1th of the month
Collect 1000 from poker"170
Uit opgevraagde historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [nummer] (op naam van [verdachte]) kan worden opgemaakt dat er in de periode 1 mei 2010 - 31 juli 2010 onder meer 41 keer contact is geweest met het nummer [nummer]. Uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat dit nummer hoort bij [makelaarskantoor].171
In de telefoon die in de fouillering van [G] werd aangetroffen (nummer [nummer]), staat een sms-bericht van 3 augustus 2011, afkomstig van de telefoon van [verdachte] ([nummer])172:
"Don't let anyone sleep in no.6. Work only at nite so the neighbour see noone living there"
[N] heeft verklaard dat hij de huur van de woning aan de [adres 5] heeft betaald met gebruikmaking van zijn bankrekening. Hij kreeg het geld contant van [verdachte] (rechtbank: [verdachte]) en stortte dat bedrag op zijn rekening. Vervolgens moest hij op kantoor via internetbankieren de huur overmaken naar de verhuurder. Op dezelfde wijze heeft hij de huur betaald voor de [adres 3].173
[N] heeft voorts verklaard dat [verdachte] zich bezig houdt met hennep.174 [verdachte] bood hem 200 euro per week als hij met hem zou werken. Hij leerde hennepplantjes kweken en verzorgen. Ook leerde hij verbouwen.175
Hij heeft een keer op verzoek van [verdachte] samen met een ander aarde gekocht en geholpen met het sjouwen daarvan naar de [adres 5]. [verdachte] had het geld voor de aarde gegeven. De andere goederen die nodig waren voor de hennepkwekerij lagen al op de [adres 5].176 Hij heeft samen met anderen wiet geknipt in de woningen op de [adres 5] (twee keer) en aan de [adres 4] in Den Haag.177 Als de plantjes waren geknipt werd het opgehaald en vervoerd door [naam]. [naam] bracht de plantjes naar de dealer en het geld gaf hij vervolgens aan [verdachte].178
Ook kent hij nog een soort van partner van [verdachte]. Dat was een [voornaam P12]. [voornaam P12] verhuurde de panden aan [verdachte]. [voornaam P12] regelde de panden waar [verdachte] kon kweken.179
Er waren in totaal acht panden waarvan in 7 hennep werd verbouwd. Nr 1 is het hoofdkwartier. Pand 5 is de [adres 5], Pand 6 is de [adres 3], Pand 8 is de [adres 4].180 [verdachte] kwam zelf ook af en toe een kijkje nemen in de henneppanden. Bijna iedereen in de groepering werd ingezet om te knippen.181 Zij zeiden "boss" tegen [verdachte].182 Hij heeft van een getoonde foto [verdachte] herkend als [verdachte].183
In het bedrijfspand op de [adres 7] zijn een aantal OVC-gesprekken opgenomen. De op 27 april 2011 opgenomen OVC-sessie met nummer 119 (waarbij uit opgenomen en camerabeelden volgt dat toen [G] en [verdachte] op de [adres 7] bevonden) houdt onder meer het volgende in:
"Nn-man 1: Voor ons is er goed. Tienduizend. Wij een maal en ze nog eenmaal.
Nn-man2: Deze werk mag wel doen.
Nn-manl: Wij moeten niet meer lang wachten. Wij hebben drie weken nodig.
Nn-man2: Ja, ik weet heb.
Nn-man 1: Vraag die LAO ER (oude iemand) vanavond gaan slapen.
Nn-man2: Nnnn.
Nn-manl: En. ..die dan?
Nn-man2: Wie?
Nn-manl: Nummer 4 dat?
Nn-man2: Nummer 4, hoe kan hij slapen? Ben je gek?
Nn-manl: Gisteren heb je tegen die gezegd dat hij moet bij nummer 5 toch.
Nn-man2: Ja, is maar tijdelijk.
Nn-manl: Oh! Tijdelijk.
Nn-man2: Morgen hoef niet meer.
Nn-manl: Vraag die persoon vanavond naar nummer 5 toegaan. Daarna terug komen, Overmorgen naar nummer 6.
Nn-man 2: Klopt.
Nn-man 1: Ik overleg met [bijnaam ?]. Vanavond nog een avond bij die bezoeken gaan.
Nn-man2: Nnnn
Nn-man 1: 0k"
(...)
Sessie 2520 (opgenomen op 21 mei 2011 tussen 17.00 uur en 17.15 uur, toen blijkens opgenoemn en bekeken camerabeelden [verdachte] en drie andere mannen zich op de [adres 7] bevonden) houdt onder meer in:
(...)
"[verdachte]: Toch? Ik denk niet datAngMo(fon)(-blanken) gedaan heeft. Denk maar na, stel dat je AngMo bent zou je dat doen? S'avonds is het zo gevaarlijk. Zelfs als het ntv
NN-man: Durft niet eens te gaan rijden in een auto.
[verdachte]: Ntv Als ik ga knippen, ga ik niet papier plakken. ik ben je partner, ik hoef geen papier
te gaan plakken. Ik ga gras knippen en je komt binnen, nou en? Jullie kunnen in en uit gaan.
NTV Gewoon binnen gaan en gras knippen. Hoeft niet eens middennacht te knippen. Dan benje nog bang dat [bijnaam ?] langs komt, geen geluk NTV
NN-man: Wie heeft het gedaan?
[verdachte]: ntv
NN-man: Andere mensen gedaan.
(...)
Nnman: Vriend, ik kan jou garanderen, op mijn kinderen, dat mijn kinderen nu nu dood mogen gaan, gelijk dood mogen gaan aan alle ziektes die in de wereld bestaan als ik hier iets mee te maken heb.
[verdachte]: getuige (ntv) buren
Nnman: Ik zweer niet zo maar op mijn kinderen hel
[verdachte]: Wij vertellen (ntv). Eigenlijk (ntv) niet goed bezig! Kanker (ntv) is gemaakt bij mijn (ntv) politie (ntv) en slot. Maar ik snap ook niet, toen jij boven was gegaan, jij zegt 100% is van die politie.
Nnman: (ntv)
[verdachte]: Nee van die politie
Nnman: Maar hoe weet jij dat dan? Wat denkje wat er gebeurt is dan?
[verdachte]: Omdat die makelaar was naar de politie is geweest.
Nnman: Ja
[verdachte]: (ntv), als die buren (ntv) eigenaar (ntv) politie, waarom (ntv) thuis (ntv)
Nnman: Jaja
[verdachte]: die eigenaar, nee hij niet gedaan. Hij bellen en andere deur openen
Nnman: Ja
[verdachte]: (ntv), zegt nee (ntv) aan de hand (ntv). Zegt is nep is niet van hun (ntv) naar binnen
gegaan
Nnman: Dat meen je niet
[verdachte]: Ja
Nnman: Dan weetje toch wie er verantwoordelijk is
[verdachte]: (ntv) mensen
Nnman: Dan weet je toch wie er verantwoordelijk is!
[verdachte]: Wie?
Nnman: Wat denkje zelf, dat ZEEHONDJE. Wat denk jij zelf? Kan niet waarom.. (ntv)
[verdachte]: Je weet ook niet (ntv)
Nnman: (ntv)
[verdachte]: (ntv) vraagt aan mij ik zeg ... (ntv)
Nnman: Maar [verdachte] (fon) [verdachte] (fon) Jij, ik en [naam] (fon) Wij hebben geen baat bij dit. Begrijp je wat ik bedoel? Wij hebben hier geen baat bij. Wij verdienen elke negen weken geld aan dat. Wie heeft hier baat bij?. Degene die er geen geld aan verdienen."
Verdachte [B] heeft verklaard dat hij in drie hennepkwekerijen is geweest, op de [adres 2], de [adres 3] en de [adres 5]. Hij weet dat ze aan zoiets doen, hij weet dat er spullen zijn voor hennep kweken. Hij moest kijken of de lampen kapot waren en een ventilator ophalen. [bijnaam] (de rechtbank begrijpt: [D]) heeft hem naar de [adres 2] gebracht en [bijnaam] (de rechtbank begrijpt: [G]) naar de andere twee.184
Verdachte [C] tenslotte heeft verklaard dat hij door [bijnaam] (de rechtbank begrijpt: [D]) werd gebracht naar een woning waar een hennepplantage was en dat hij daar heeft schoongemaakt, samen met [bijnaam] (de rechtbank begrijpt: [B]). In dezelfde woning heeft hij een keer henneptoppen geknipt samen met [bijnaam] (de rechtbank begrijpt: [B]) en [N]. [D] had hem gevraagd om te knippen.185
III Conclusie ten aanzien van bovenvermelde panden
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen, in hun onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende gang van zaken. De [adres 5], de [adres 3] en de [adres 6] betreffen alle woningen, die zijn gehuurd op naam van anderen dan leden van de groepering, na bemiddeling door [P12], over wie wordt verklaard dat hij degene was die de henneppanden regelde waar [verdachte] kon telen. De betaling van de huurpenningen werd gefinancierd door [verdachte] of voldaan door andere leden van de groepering ([E], [F]). De huur voor de [adres 4] werd gefinancierd door [K], die ook in het bedrijfspand is gezien. De verklaring van [N] dat er verschillende panden waren waarin hennep werd geteeld (aangeduid met een nummer) wordt ondersteund door de in de telefoon van [E] aangetroffen notities over "werkplaatsen" (waarbij deze drie panden en de [adres 4] worden genoemd), de bedragen die voor elk (genummerd) pand moesten worden betaald en wanneer/hoe/door wie dat diende te gebeuren. Laatstgenoemde gegevens komen voor wat betreft de [adres 5] en de [adres 3] ook terug in het notitieboekje op de [adres 7]. In drie woningen zijn sporen van leden van de groepering aangetroffen. [N], [C] en [B] hebben verklaard met anderen te hebben geknipt. In alle woningen is hennep geteeld. Uit dynamische en camera-observaties komt naar voren dat verschillende leden van de groep van [verdachte] aanwezig zijn geweest bij de vier panden. Tenslotte wijzen de OVC-gesprekken, waarin over nummers wordt gesproken en gras dat is geknipt, wie dat heeft gedaan en dat zij er elke negen weken geld aan verdienen, sterk in de richting van de hennepteelt.
Eén en ander leidt de rechtbank tot de conclusie dat de groep rond [verdachte] over de vier woningen beschikte met de bedoeling daarin hennepkwekerijen op te zetten en te onderhouden en dat op die manier op verspreide plaatsen verschillende keren kon worden geoogst ten behoeve van -uiteindelijk- de verkoop van de geoogste hennep. Daarbij komt dat de capaciteit van de kwekerijen niet gering was gelet op het aantal aangetroffen planten of potten, en dat het teeltproces geschiedde in afzonderlijke daartoe ingerichte ruimten onder gecontroleerde condities, kennelijk ter optimalisering van het teeltproces. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit handelen gekwalificeerd kan worden als hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Voor wat betreft de [adres 2] geldt, dat niet is gebleken dat de huur door de groep van [verdachte] is betaald en deze woning komt evenmin in de telefoonnotities en het notitieboekje voor. Het betreft hier echter een woning die pas een aantal maanden voor de aanhouding van verdachten is gehuurd en waarin nog jonge planten zijn aangetroffen. Uit de talrijke observaties begin augustus 2011, waarbij aanzienlijke activiteit in en rond de woning is waargenomen, het aantreffen van de huissleutels in het sleutelkastje op de [adres 7] en uit de verklaringen van [B] en [D], bezien tegen de achtergrond van het volledige dossier, kan naar het oordeel van de rechtbank echter worden geconcludeerd dat ook deze woning door de groepering van [verdachte] is gebruikt voor de hennepteelt.
IV Betrokkenheid verdachte en verweren
De verwerping van het verweer ten aanzien van de [adres 2] en de [adres 4] volgt reeds uit het voorstaande.
Het verweer van de verdediging dat er weliswaar diverse OVC-gesprekken zijn die tot het bewijs kunnen worden gebezigd maar dat stemherkenningen daarbij ontbreken, gaat eraan voorbij dat de rechtbank ten aanzien van dit feit slechts OVC-gesprekken tot het bewijs zal bezigen waarbij er op grond van de opgenomen camerabeelden, dan wel doordat verdachte in dat gesprek met zijn naam wordt aangesproken, geen enkele twijfel is over de deelname van verdachte aan die gesprekken. Deze OVC-gesprekken kunnen reeds daarom tot het bewijs worden gebezigd.
Anders dan door de verdediging betoogd is de rechtbank voorts van oordeel, dat de verklaringen van [N] wel voor het bewijs van het onder 4 ten laste gelegde feit kunnen worden gebruikt. [N] heeft een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd, die op talrijke punten overig bewijsmateriaal ondersteunt (de verklaringen van verdachten [B] en [C], de notities in de telefoon, het betalen van de huur van twee panden, de bemiddeling van [P12]). Dat zijn verklaring op een aantal punten strijdig lijkt met ander bewijsmateriaal kan voortvloeien uit onnauwkeurigheid, dan wel het niet volledig open kaart willen spelen over zijn eigen rol dan wel betrokkenheid bij de groep rond verdachte. De rechtbank ziet geen reden zijn hiervoor weergegeven verklaring om die reden onbetrouwbaar te achten en terzijde te schuiven voor het bewijs.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit voornoemde bewijsmiddelen, bezien in hun onderlinge samenhang en tegen de achtergrond van het dossier, worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen bedrijfsmatig telen van hennep in de vijf panden zoals tenlastegelegd en de verkoop daarvan. Ten aanzien van de teelt was sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachten en zijn medeverdachten, waarbij verdachte ten opzichte van de overige leden van zijn groep een leidende en aansturende rol heeft gehad.
De verdediging heeft terecht aangevoerd dat de tenlastegelegde periode dient te worden beperkt. Nu blijkens de aangifte van Stedin de hennepteelt in de [adres 4] heeft plaatsgevonden met ingang van 28 juli 2010 zal de rechtbank de bewezen te verklaren periode op die datum laten ingaan.
4.5.4 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op tijdstippen in de periode van 28 juli 2010 tot en met 17 augustus 2011 te Den Haag en elders in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf telkens in een pand, te weten:
a. [adres 2] te Den Haag en
b. [adres 4] te Den Haag en
c. [adres 5] te Den Haag en
d. [adres 3] te Den Haag en
e. [adres 6] te Voorburg
opzettelijk heeft geteeld en verwerkt
in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd,
telkens een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
4.6.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een viertal vermogensbestanddelen te weten:
a) 232.596,14 euro ter zake de hennepplanten en/of
b) 225.600 euro, althans 74.000 euro ter zake de woning in [plaats] Spanje en/of
c) een gemiddelde van 120.000 euro ter zake verstrekte leningen en/of
d) 41.942,50 euro ter zake in beslaggenomen contant geld tijdens doorzoeking in verdachtes woning ad 40.563,50 euro en ter zake de fouillering van verdachte ad 1.379 euro.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte voor dit feit zal veroordelen, met dien verstande dat zal worden bewezenverklaard een bedrag van 74.000 euro voor de Spaanse woning, een bedrag van 120.000 euro aan gemiddeld uitstaande leningen en een bedrag van - naar de rechtbank begrijpt - 41.942,50 euro ter zake het totaal aan inbeslaggenomen geld. De officier van justitie heeft voorts gerequireerd tot bewezenverklaring van het witwassen ter zake de hennepteelt, maar tot vrijspraak van het specifieke geldbedrag dat daaruit is verkregen.
4.6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspaak bepleit.
4.6.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De opbrengst van 232.596,14 euro uit de hennepkwekerijen
I Vaststelling van de feiten
De rechtbank verwijst hiervoor vooropgesteld naar de vaststelling van de feiten en de (bewijs)overwegingen rond feit 4, alsmede naar de bewezenverklaring van dit feit.
II Verweren en conclusies van de rechtbank
Door de verdediging is - indien en voorzover feit 4 kan worden bewezen - niet weersproken dat de verdachte wederrechtelijk genoten voordeel heeft gehad uit de hennepteelt via de kwekerijen aan de [adres 5], de [adres 4], de [adres 3] en de [adres 6]. Door de verdediging is evenwel betoogd dat het bewezenverklaarde bedrag op een lager bedrag dient uit te komen dan het genoemde bedrag.
De officier van justitie heeft als gesteld gerequireerd tot bewezenverklaring van het witwassen ter zake de hennepteelt, maar tot vrijspraak van het specifieke geldbedrag dat daaruit is verkregen.
Op grond van de hiervoor weergegeven stellingnamen van beide procespartijen is de rechtbank van oordeel, mede nu het een feit van algemene bekendheid is dat met hennepteelt, zoals bewezen zal worden verklaard, winst wordt gemaakt, dat verdachte - partieel - dient te worden vrijgesproken ten aanzien van de 232.596,14 euro en dat bewezen zal worden verklaard dat verdachte "een geldbedrag" verkregen uit die hennepteelt heeft witgewassen.
225.600 euro, althans 74.000 euro ter zake de woning in [plaats] in Spanje
I Vaststelling van de feiten
De rechtbank verwijst hiervoor vooropgesteld naar de vaststelling van de feiten en de (bewijs)overwegingen rond feit 2, 4 en feit 5, alsmede naar de bewezenverklaring van deze feiten.
Onder de bij de doorzoeking op 17 augustus 2011 in de woning van [verdachte] aan het [adres 8] te Den Haag aangetroffen administratieve bescheiden, bevindt zich tevens administratie ter zake van de aanschaf van een woning in Spanje, door [verdachte] en [J].186 Bij deze stukken bevindt zich onder meer een Koopaanvraag. Deze vermeldt onder "identificatie van het onroerend goed":
1. woning, gelegen in [adres], registraal goed [nummer].
2. parkeerplaats gelegen in [adres], registraal goed [nummer].
Geïnteresseerde: [verdachte] en [J].
Prijs van aankoop: € 189.000,-- en € 5.000,--, Totaalbedrag € 194.000,--187
Bij deze koopaanvraag wordt een handgeschreven bijlage aangetroffen, met daarop de volgende tekst:
Price Bancajas: € 315.000,--
Korting 40 % Basisprijs: € 126.000,--
Basisprijs: € 189.000,--
Officiële betaling [makelaar] fee € 17.700,--
Kosten koper +/- 10 % basisprijs € 18.900,--
Total € 225.600,--188
Eigen kap.taal 20 % Bas: prijs + kosten 37 800, 17 700, 18.900: 74.400189
Opmerking verbalisant: wanneer het bedrag "eigen kapitaal"ad € 74.400,-- wordt afgetrokken van de basisprijs ad € 225.600,-- komt dit uit op een bedrag van € 151.200,--. Dit is exact het bedrag waarvoor verdachte [verdachte] en [J] een hypotheek hebben afgesloten bij Bancaja (DOC/039-150 en DOC 039-151).190
Het aantreffen van deze stukken in verdachtes woning, de inhoud van die stukken, de aankoop van de daarin beschreven woning en parkeerplaats, alsmede het bedrag aan hypotheek zijn niet weersproken door de verdediging.
II Verweren en conclusies van de rechtbank
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier ten aanzien van de aankoop van het huis in Spanje slechts kan volgen dat er tweemaal een bedrag is overgemaakt van de gezamenlijke rekening van verdachte en diens levensgezel naar rekeningen in Spanje, te weten in totaal een bedrag van 55.914,40 euro. Dit bedrag was volgens de verdediging evenwel niet van verdachte afkomstig, maar van zijn (ex-)schoonvader, en dus van legale bron. Het witwassen van een bedrag van (ongeveer) 74.000,-- euro kan daarom niet worden bewezenverklaard.
De rechtbank acht niet zonder meer aannemelijk dat het door de verdediging genoemde totaalbedrag van 55.914,40 euro van verdachtes (ex-)schoonvader afkomstig is geweest. De rechtbank verwijst hiervoor ten eerste naar de "ontvangst voor lening" van 50.000,00 euro d.d. 8 mei 2010 (bijlage 4 van de pleitnota), op welke overeenkomst niet enige naam van een kredietnemer (zijnde in de klaarblijkelijke veronderstelling van de verdediging de verdachte) staat vermeld. Ten tweede ligt het naar het oordeel van de rechtbank niet voor de hand dat - aangenomen dat verdachte een geldbedrag heeft moeten lenen van zijn (ex-)schoonvader om tot de aanschaf van de woning te kunnen overgaan - de verdachte desondanks via de eigen gezamenlijke rekening een bedrag van 55.914,40 euro heeft overmaakt naar Spanje; in dat geval had het veeleer voor de hand gelegen dat verdachtes (ex-)schoonvader het genoemde bedrag van zijn rekening naar Spanje zou hebben overgemaakt, dan wel dat administratie voorhanden zou zijn - waarvan de rechtbank niet is gebleken - waaruit kan worden gedestilleerd dat verdachtes (ex-)schoonvader 50.000,00 euro naar verdachtes (gezamenlijke) rekening heeft overgemaakt. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan dit verweer.
Uit het vorenoverwogene en de inhoud van de stukken, in het bijzonder de hiervoor weergegeven vermelding "eigen kapitaal", maakt de rechtbank op dat verdachte en zijn levensgezel voor de aankoop van de woning in [plaats] een bedrag van 74.400,-- euro uit eigen kapitaal hebben moeten voldoen. De rechtbank acht daarom aannemelijk dat verdachte dit bedrag uit eigen middelen heeft voldaan.
De rechtbank is dan ook, met de officier van justitie, van oordeel dat verdachte - partieel - dient te worden vrijgesproken van het primair vermelde bedrag van 225.600 euro en dat bewezen zal worden verklaard dat hij het subsidiair genoemde bedrag van 74.000,-- euro heeft witgewassen ter zake de aankoop van het huis in Spanje.
Een gemiddelde van 120.000 euro ter zake verstrekte leningen
I Vaststelling van de feiten
De rechtbank verwijst hiervoor vooropgesteld naar de vaststelling van de feiten en de (bewijs)overwegingen rond feit 5, alsmede naar de bewezenverklaring van dit feit.
OVC sessie 1828, 14 mei 2011, 17:45-18:00 uur. Opmerking verbalisant: uit de camerabeelden van de [adres 7] volgt dat de verdachten [verdachte], [G], [C], [Q] en [R] in het kantoorpand waren op het tijdstip van het gesprek.
[R]: Dit zijn de bonnetjes en dit is de rente. Papier. Zie Je? Hier 8.
[verdachte]: Ja 8000. Dus hoeveel krijg ik dan terug?
[R]: Dat weet ik niet. We moeten wachten tot het einde van...het jaar.
(...)
[verdachte]: Veel te betalen (...) De laatste keer vroeg ik het je en toen zei je dat de belasting niet zo veel is voor...
[R]: Nee, we hoeven geen BTW te betalen over de rente, maar we moeten wel belastingen betalen. (...)
[verdachte]: Hoeveel denk je?
[R]: Nu...ik denk dat je kan... dat je ongeveer 2000 moet betalen.
[verdachte]: Voor deze maand? Moet ik 2000 betalen? Belasting? ....Klote
[R]: [verdachte], Je moet altijd belastingen betalen. Als je wil...als je denkt dat het te hoog is, dan moet je...
(...)
[R]: De belasting is haast 35/37%.
[verdachte]: Ah voor de 6000?
[R]: Ja, ja.(...) dus als je denkt dat het teveel is, doe dan wat meet terug.
(...)
[verdachte]: Mijn maandelijkse winst...ik bedoel de totale omzet. Dat is ongeveer 16.000 of 17.000. (...) Dat is veel geld. (...) Veel om belasting te betalen. (...)
[R]: Kijk niet naar het totale getal. Het totale getal dat je kan aftrekken is de rente op je huis. Hoeveel betaal je? 500? 600 per maand?
[verdachte]: Over mijn huis?
[R]: Ja, de rente.
[verdachte]: Mijn huis is 900.
[R]: 900. Dus is dat alle rente? Alle rente?191
OVC-Sessie 2128, d.d. 17 mei 2011, 18:15 - 18:30 uur. Opmerking verbalisant: Uit de camerabeelden van de [adres 7] volgt dat verdachte [verdachte] en [I] in het kantoorpand waren op het tijdstip van het gesprek.
[verdachte]: Wat moet ik eten? Ik moet van de leningen eten, gek. Motherfucker, jij alleen je kont even afkloppen en kun je weggaan. Terwijl ik moet eten, heb een gezin om te onderhouden. (...) Altijd hier komen, oh ik heb honger. (...) Ik zei: fuck, jullie krijgen wel geld om te eten, als je uitgave heb moet ik wel betalen toch? Niet dat ik kleinzielig ben, maar voor mij is het ook heel zwaar. Je kunt wel uitrekenen, lonen gaan alleen maar omhoog en niet omlaag. Daar al 6 tot 7 duizend, alleen maar aan lonen. En jullie verblijft? 1250. En andere 950.192
II Leningschriften en hoogte uitstaande leningbedragen en opbrengsten193
In de periode van maart 2009 tot en met 17 augustus 2011 stond in totaal een bedrag aan leningen uit, variërend van minimaal € 95.025,-- (de rechtbank begrijpt verbeterd: € 95.900,--) (leningschrift 2) tot maximaal € 147,150,--, = (leningschrift 1) is gemiddeld € 120.000,--.194
Leningschrift 1 heeft betrekking op de periode vanaf maart 2009 t/m 14 juni 2010. Achterin dit leningschrift staan notities van data en totaal uitstaande bedragen variërend tussen € 101.375,-- op 10-06-2010 en € 147,150,-- op 10-09-2009.195
Leningschrift 2 heeft betrekking op de periode vanaf 3 mei 2010 t/m 15 juni 2011. Achterin dit leningschrift staan notities van data en totaal uitstaande bedragen variërend tussen € 95.25,-- (de rechtbank begrijpt verbeterd: € 95.900,--) op 07-09-2011 (de rechtbank begrijpt verbeterd: 2010) en € 125.600,-- op 25-04-11.196
Leningschrift 3 heeft betrekking op de periode vanaf 6 mei 2011 t/m 16 augustus 2011. Achterin dit leningschrift staan notities van data en totaal uitstaande bedragen variërend tussen € 113,945,-- op 01-07-2011 en € 123,765,-- op 09-07-2011.197
III Verweren en conclusies van de rechtbank
Door de verdediging is bepleit - indien en voorzover feit 5 kan worden bewezen - dat in de periode voorafgaande aan 25 mei 2011 een groot aantal leningen legaal is geweest; enkel die leningen die volgens het Openbaar Ministerie een looptijd hebben gehad van meer dan drie maanden waren in strijd waren met de Wet financieel toezicht (hierna: Wft) en dus vatbaar voor witwassen. Het gemiddelde van 120.000,00 euro kan daarom niet worden bewezenverklaard.
De rechtbank stelt zich, met de verdediging, op het standpunt dat niet alle in de leningschriften weergegeven leningen in strijd zijn geweest met de Wft en dat slechts de opbrengsten uit die leningen met een langere looptijd van drie maanden een illegale herkomst hebben gehad.
De rechtbank is evenwel, anders dan de verdediging, van oordeel dat op die grond niet kan worden gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het concreet genoemde geldbedrag van 120.000,-- euro, in aanmerking genomen dat van vermenging van legaal en illegaal vermogen sprake is geweest. Op die grond is het gehele vermogen "besmet" geraakt (vgl. HR 23 november 2010, LJN BN 0578, NJ 2011, 44, m.nt. Keijzer).
De rechtbank is dan ook met de officier van justitie van oordeel dat kan worden bewezenverklaard dat verdachte het gemiddelde van 120.000,00 euro heeft witgewassen.
41.942,50 euro ter zake in beslaggenomen contant geld tijdens doorzoeking in woning ad. 40.563,50 euro en ter zake de fouillering van verdachte ad 1.379 euro
I Vaststelling van de feiten
Op 17 augustus 2011 is [verdachte] aangehouden. Deze dag is in zijn woning aan het [adres 8] te Den Haag een doorzoeking geweest. Tijdens deze doorzoeking is op verschillende plaatsen contant geld aangetroffen, zoals in een kluis in de kledingkast van mevrouw [J]'s slaapkamer. In totaal betrof dit 40.563,50 euro.198
In verdachtes fouillering is een bedrag aan contant geld aangetroffen van 1.379,-- euro.199
Deze feiten zijn onweersproken.
II Verweren en conclusies van de rechtbank
De verdediging betrekt het standpunt dat aannemelijk is dat een groot gedeelte van het in de kluis aangetroffen geld aan mevrouw [J] toebehoorde, nu zij zelf heeft verklaard dat een bedrag van 10.000,= euro van haar was. Reeds hierom kan niet worden bewezen dat verdachte het in de tenlastelegging genoemde bedrag heeft witgewassen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Gelet op de wijze waarop het geld in de kluis is aangetroffen - te weten: 4.963,50 in een gesloten enveloppe in een kartonnen doosje in de kluis, 16.000 euro (32 x 500,= euro) in een portemonnee in de kluis, tezamen met Singapore dollars, 16.050 euro in een kartonnen doosje in de kluis (en daarnaast 3.550 euro in een geldkistje op het rechter nachtkastje,200 is een bedrag van (ongeveer) 10.000,= euro dat aan verdachtes levensgezel zou toebehoren niet aannemelijk.
Daarnaast beroept de verdediging zich op een tweetal arresten van de Hoge Raad omtrent (schuld)witwassen (HR 26 oktober 2010, LJN BM 4440 en HR 17 april 2012, LJN BW 1481), waaruit naar voren komt dat het enkele voorhanden hebben van een geldbedrag onvoldoende is voor een bewezenverklaring van (schuld)witwassen.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
Het arrest van de Hoge Raad in LJN BM 4440 houdt het volgende in:
Vooropgesteld moet worden dat op zichzelf noch de tekst noch de geschiedenis van de totstandkoming van de art. 420bis en 420quater Sr eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepalingen omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens - kort gezegd - (schuld)witwassen. Dat geldt, naar uit de tekst van de wet volgt, ook voor het voorhanden hebben van zo'n voorwerp (vgl. HR 2 oktober 2007, LJN BA7923, NJ 2008/16).
Dit betekent niet dat elke gedraging die in de art. 420bis, eerste lid, en 420quater, eerste lid, Sr is omschreven, onder alle omstandigheden de - in beide bepalingen nader omschreven - kwalificatie witwassen onderscheidenlijk schuldwitwassen rechtvaardigt (vgl. in ander verband HR 5 september 2006, LJN AU6712, NJ 2006/612). Zo kan ingeval het gaat om een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf en hem het "voorhanden hebben" daarvan wordt verweten, de vraag rijzen of een dergelijk enkel voorhanden hebben voldoende is om als (schuld)witwassen te worden aangemerkt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de strafbaarstelling van witwassen strekt ter bescherming van de aantasting van de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde, dat witwassen een veelomvattend, maar ook te begrenzen fenomeen is, en dat ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen". Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd.
Het arrest van de Hoge Raad in LJN BW1481 houdt, behoudens een herhaling van het voorgaande, nog in dat 's Hofs arrest aan een motiveringsgebrek lijdt "aangezien het Hof niet heeft vastgesteld dat het voorhanden hebben van die geldbedragen heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen."
De rechtbank is in casu het oordeel toegedaan dat verdachte, met het voorhanden hebben van de eerdergenoemde grote geldbedragen in zijn kluis - waardoor deze bedragen uit het gebruikelijke traceerbare (en bijvoorbeeld voor overheidsinstanties kenbare) financiële verkeer werden gehouden - en door de vermenging van het geld met legale herkomst met het geld van illegale herkomst, heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen (vgl. HR 13 maart 2012, LJN BU 6933, NJ 2012, 189). De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat verdachte geen verklaring heeft gegeven waarom genoemde geldbedragen juist op deze - voor dergelijke sommen geld ongebruikelijke - wijze werden bewaard. De rechtbank ziet bovendien steun voor deze redenering in de stelling van verdachtes levensgezel mevrouw [J] tegenover de verbalisanten "dat ze niet wist dat er zoveel geld in huis was".201
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verweer faalt, en dat zij, overeenkomstig het requisitoir van de officier van justitie, bewezen zal achten dat verdachte in zoverre een bedrag van in totaal 41.942,50 euro heeft witgewassen.
4.6.4. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 augustus 2011 te Den Haag en elders in Nederland, meermalen, van een voorwerp, te weten geldbedragen
- een geldbedrag (ter zake de hennep(planten)) en
- 74.000 euro (ter zake de woning in Spanje) en
- 120.000 euro (zijnde een gemiddelde ter zake verstrekte leningen) en
- 41.942,50 euro (ter zake in beslaggenomen contant geld tijdens doorzoeking in woning ad 40.563,50 euro en fouillering van verdachte ad 1.379 euro)
voorhanden heeft gehad en/of deze geldbedragen heeft omgezet, terwijl hij (verdachte) wist dat bovenomschreven geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijven.
4.7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met zijn medeverdachten in Den Haag en elders schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van mensensmokkel, valsheid in geschrift, witwassen, hennepteelt, zonder vergunning kredieten verstrekken en het voorhanden hebben van verboden vuurwapens en munitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
4.7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
4.7.3 De beoordeling van de tenlastelegging
I De vaststelling van de feiten
De rechtbank verwijst hiertoe - kortheidshalve - naar de vaststelling van de feiten ten aanzien van de feiten 1 tot en met 6, de overwegingen ten aanzien van het bewijs en de bewezenverklaringen ten aanzien van die feiten.
Reeds op grond hiervan stelt de rechtbank voorop dat medeverdachte [A] niet tot de criminele organisatie van verdachte heeft behoord en dat verdachte in zoverre - partieel - dient te worden vrijgesproken.
II Verweren en conclusies van de rechtbank
a. Ten aanzien van onderdeel 1
Ten aanzien van de verweten deelname aan een criminele organisatie met betrekking tot art. 197a Sr, feit 1, heeft de verdediging - met referte aan de ten aanzien van dit feit gevoerde verweren - subsidiair aangevoerd dat het onmogelijk is om een samenwerkingsverband te vormen met een aantal personen met het oogmerk om een aantal delicten te plegen, terwijl dat tevens de personen zijn ten aanzien waarvan de delicten zouden zijn gepleegd.
De rechtbank overweegt hiertoe vooropgesteld als volgt.
Voor deelneming als bedoeld in art. 140 Wetboek van Strafrecht is vereist dat verdachte in zijn algemeen weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, maar dat anderzijds niet is vereist dat verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven (HR 8 oktober 2002, NJ 2003, 64). Voorwaardelijk opzet is daarbij niet voldoende, betrokkene moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (HR 18 november 1997, NJ 1998, 225). De deelnemer moet daarbij behoren tot de organisatie en moet tevens een aandeel hebben in dan wel ondersteunen de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie (HR 18 november 1997, NJ 1998, 225).
Bezien tegen deze achtergrond staat er naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval niets aan in de weg dat verdachte een samenwerkingsverband heeft gevormd met een aantal personen met het oogmerk om een aantal delicten te plegen, terwijl dat in casu - de mensensmokkel ten aanzien van verdachtes medeverdachten - tevens de personen zijn ten aanzien waarvan het delict mensensmokkel is gepleegd. Vast staat immers a) dat [B], [C], [D], [E], [F] en [G] behoorden tot de organisatie en b) dat zij ook een aandeel hebben gehad in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van mensensmokkel van de organisatie, dan wel deze gedragingen hebben ondersteund. Immers, zo zijn [B], [C], [D] en [G] Nederland vanuit Singapore ingereisd en, hoewel hen dat wettelijk niet was toegestaan, hebben zij tegen betaling (illegaal) arbeid voor verdachte verricht ter zake van leningovereenkomsten en/of hennepteelt.
Het verweer wordt daarom verworpen.
b. Ten aanzien van onderdeel 2
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat uit het dossier onvoldoende kan worden opgemaakt dat verdachte en zijn medeverdachten [B], [C], [D], [E], [F] en [G] - in het kader van de criminele organisatie - een aandeel hebben gehad in dan wel hebben ondersteund gedragingen die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van valsheid in geschrift en het voorhanden hebben van valse reisdocumenten. Het aantreffen van het valse rijbewijs op naam van [bijnaam F], met daarop een foto van [F] en de daarmee gepaard gaande bewijsmiddelen zien, anders dan de officier van justitie voorstaat, naar het oordeel van de rechtbank niet zozeer op de criminele organisatie als wel op [F] zelf. Het enkele aantreffen van een vals Maleisisch paspoort op de [adres 7] acht de rechtbank daartoe onvoldoende redengevend. Hetzelfde geldt voor de valse stukken die zijn gevonden die betrekking hebben op de [adres 4], nu deze zijn te herleiden tot ene [K], en niet tot een van de onderhavige verdachten.
De rechtbank zal verdachte, en zijn medeverdachten, dan ook in zoverre partieel vrijspreken van dit feit.
De verdediging berust tot slot op de stelling dat niet kan worden bewezen dat verdachte de oprichter, leider of bestuurder van de beweerde criminele organisatie was.
De stukken van het geding houden - voorzover voor de beoordeling van het verweer van belang - onder meer het volgende in:
OVC sessie 3 van 19 augustus 2011:
[verdachte]: Jullie moeten mij niet aanwijzen als [bijnaam] (fon.( (=hoofd), motherfucker.
[G]: Nee, nee, niemand wijst aan.202
(...)
[verdachte]: Jullie moeten de rest voor mijn geld terug vorderen en aan mijn vrouw geven. Gek, luister je wel naar mij?
(...)
[G]: Goed, maak je geen zorgen, brother.203
(...)
[verdachte]: Wat jullie salaris betreft moeten jullie veel gaan vorderen om wat aan loon uit te betalen, snap je wat ik bedoel?
[G]: Ik begrijp het.204
Getuige [P1]:
V: De leningen die [P2] afsloot, was dat bij dezelfde groep mensen?
Ja, dat denk ik wel. De naam [verdachte] werd genoemd, dat was de grote baas.205
(...)
V: Waarom denkt u dat [verdachte] de baas is?
A: Hij is de eigenaar van de fitness, degene die mij het geld geeft noemt [bijnaam verdachte] de baas. En mijn zus [P2] noemde ook alleen [bijnaam verdachte] als naam.206
Getuige [P15]:
Ik ken alleen meneer [bijnaam verdachte] (fon.) van naam. Hij is de baas.(...) Hij was alleen daar, en die anderen deden het werk.207
Verdachte [N]
[bijnaam verdachte] kwam zelf ook af en toe een kijkje nemen in de henneppanden.208 (...) [bijnaam verdachte] betaalde iedereen uit.209 (...) Wij zeiden " Boss" tegen [bijnaam verdachte].210
De rechtbank maakt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen op dat verdachte niet alleen volgens anderen maar ook volgens zichzelf als leider van de criminele organisatie heeft geopereerd. Dat zich in het dossier meerdere aanwijzingen bevinden dat verdachte zelf ook nog eens mensen "boven zich zou hebben", en dat medeverdachten ook voor anderen werkten als [bijnaam] ([I]), zoals is betoogd, maakt de eigenstandige positie van verdachte binnen de criminele organisatie ten opzichte van [G], [B], [D], [C], [E] en [F] evenwel niet anders.
Het gevoerde verweer wordt daarom door de rechtbank verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte als leider van een criminele organisatie is opgetreden, zoals hieronder zal worden bewezenverklaard.
4.7.4 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij in de periode van 1 juni 2010 tot en met 17 augustus 2011 te Den Haag en elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie
welke organisatie bestond uit hem, verdachte, en
- [G] en
- [C] en
- [D] en
- [E] en
- [F] en
- [B]
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- mensensmokkel en
- witwassen en
- hennepteelt en
- zonder vergunning kredieten verstrekken en
- voorhanden hebben van verboden vuurwapens en munitie,
zulks terwijl hij, verdachte, leidinggever binnen die organisatie was.
5. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van het onder 1, 2, 3 en 6 ten laste gelegde. Ten aanzien van de overige feiten heeft de verdediging verzocht om partiële vrijspraak en een kortere periode bewezen te verklaren dan ten laste is gelegd.
Voorts heeft de verdediging verzocht om in de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat:
- het gezin van verdachte sterk lijdt sterk onder de afwezigheid van verdachte;
- verdachte zich geconfronteerd ziet met veel schulden;
- verdachte bij vrijlating verzekerd is van inkomsten, nu hij direct aan de slag kan bij de webwinkel van zijn (ex-)vrouw; en
- verdachte first offender is.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer 4,5 maand schuldig gemaakt aan mensensmokkel, door vier Singaporese onderdanen (te weten de medeverdachten [G], [C], [D] en [B]) middelen te verschaffen bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland. Hij heeft genoemde illegale medeverdachten gehuisvest en hen tegen betaling ingezet bij zijn criminele activiteiten.
Voorts heeft hij zich gedurende een periode van ruim 2,5 jaar schuldig gemaakt aan na te noemen strafbare feiten.
Verdachte heeft zich in vereniging schuldig gemaakt aan mensensmokkel door het verstrekken van geldleningen aan de in de bewezen verklaring genoemde illegaal in Nederland verblijvende personen waarbij aanzienlijke rentepercentages in rekening werden gebracht. Hierdoor is hij uit winstbejag behulpzaam geweest bij het verschaffen van middelen bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland.
Doordat hij voorts opzettelijk kredieten zonder daartoe verleende vergunning heeft aangeboden (aan de in de bewezenverklaring genoemde personen, maar ook aan andere personen), heeft hij tevens de Wet op het financieel toezicht overtreden.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang tot Nederland doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit, waardoor het sociale overheidsbeleid wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd. Mensensmokkel is daarom een ernstig feit, waarvoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De handelingen van verdachte in het kader van mensensmokkel hebben geleid tot behoorlijke verdiensten voor verdachte.
Daarnaast heeft verdachte in vereniging wapens en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en dient, gelet op het aanzienlijke gevaarzettend karakter daarvan, streng te worden bestraft, te meer nu één van de wapens een automatisch vuurwapen betrof en een ander wapen geladen bleek te zijn. De rechtbank rekent verdachte dit dan ook zwaar aan.
Voorts heeft verdachte zich in vereniging schuldig gemaakt aan het telen, verwerken, verkopen, afleveren en vervoeren van hennep. Hierdoor heeft verdachte de normen ter bescherming van de openbare orde en de volksgezondheid geschonden. Feit van algemene bekendheid is bovendien dat deze vorm van drugshandel veelal gepaard gaat met diverse andere vormen van criminaliteit die ook op hun beurt weer schade toebrengen aan onze maatschappij.
Verdachte heeft zich tevens grootschalig beziggehouden met het witwassen van uit illegale activiteiten verkregen geldbedragen. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Ten slotte is verdachte de leider geweest van een criminele organisatie die zich bezighield met mensensmokkel, zonder vergunning verstrekken van kredieten, voorhanden hebben van verboden vuurwapens en munitie, hennepteelt en witwassen.
Er was sprake van een zeer professionele werkwijze, mede gelet op de wijze waarop men met elkaar communiceerde en zaken deed. Zo werd er bijvoorbeeld gebruik gemaakt van bijnamen van de leden en een nummering voor de (hennep)panden waardoor door de leden kortheidshalve aan nummers gerefereerd kon worden zonder het adres te noemen. Tevens werd er geopereerd vanuit een 'kantoorpand' onder de naam van - de door verdachte opgerichte - eenmanszaak [eenmanszaak], die zich volgens de Kamer van Koophandel bezighield met 'het geven van intelligente adviezen en het bemiddelen bij het aanvragen van vergunningen, leningen e.d. in het bijzonder voor Chinese cliënten'.
Voorts merkt de rechtbank op dat binnen de criminele organisatie sprake was van een sfeer van intimidatie en angst. Dit blijkt onder meer uit het feit dat bij een aantal leden van de organisatie vuurwapens zijn aangetroffen en uit het feit dat een aantal leden van de organisatie naar eigen zeggen geen verklaring durfde af te leggen; deze leden waren bang dat henzelf of hun dierbaren iets zou worden aangedaan.
De rechtbank neemt in aanmerking dat een organisatie als de onderhavige - gelet op haar criminele oogmerk en de daarmee samenhangende handelingen - de rechtsorde ondermijnt. Kenmerkend voor zo'n organisatie is dat deze - door het bestaan van een samenwerkingsverband - criminaliteitsbevorderend werkt. Hierbij dient te worden betrokken dat door de ontplooide activiteiten grote illegale geldstromen plegen te worden gegenereerd.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte de leider is geweest van voornoemde criminele organisatie. Verdachte heeft een leidende en initiërende rol gehad bij de criminele organisatie en de bewezen verklaarde activiteiten.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 augustus 2011, waaruit enkel blijkt dat verdachte in 2008 een transactie heeft voldaan in verband met een overtreding van artikel 27 van de Wet wapens en munitie.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat op de bewezen verklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. De door de verdediging nog aangevoerde bijzondere strafmaatverweren acht de rechtbank, gelet op de ernst en betrekkelijke ernst van de bewezenverklaarde feiten, van onvoldoende gewicht om in het bijzonder ten voordele van verdachte in de strafmaat te worden betrokken.
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het - op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) - onder 1 genummerde voorwerp (personenauto, Mercedes-Benz C200, [kenteken]) heeft zij geen standpunt ingenomen. Ten aanzien van het onder 2 genummerde voorwerp (een geldbedrag van 43.469,10 euro) heeft zij gevorderd dat dit voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het onder 1 genummerde voorwerp. Ten aanzien van het onder 2 genummerde voorwerp heeft de verdediging opgemerkt dat hierop conservatoir beslag rust.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende, [J], gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp. Voorts is de rechtbank van oordeel dat zij geen beslissing kan nemen ten aanzien van het onder 2 genummerde voorwerp, nu hier conservatoir beslag op rust.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57, 140, 197a, 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II;
- artikel 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten; en
- artikel 2:60 (oud) Wet op het financieel toezicht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
verklaart - partieel - nietig de dagvaarding onder 1 en 2 ten aanzien van de bewoordingen "onder wie";
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 tot en met 7 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
een ander uit winstbejag middelen verschaffen bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt, meermalen gepleegd
een ander uit winstbejag middelen verschaffen bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt en wordt begaan in vereniging met anderen, meermalen gepleegd
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2:60, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, meermalen gepleegd
witwassen, meermalen gepleegd
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan de rechthebbende, [J], van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1 personenauto [kenteken], Mercedes-Benz C200, sedan kl: grijs.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Delden, voorzitter,
mrs. Groenendijk en Van Zeijst-Repelaer van Driel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Glansbeek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit - tenzij anders vermeld - de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer 6640/2010/104 (onderzoek GIZA), van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 4670).
2 AMB/000, p. 1 t/m 9
3 AMB/000, p. 9 en DOC/003-01, p. 3021
4 DOC/002-01 t/ 04 en DOC/02-15 t/m 37
5 OBS/001-OBS/011
6 OBS/001 t/m OBS/034
7 OBS/001 t/m OBS/034 en AMB/042, p. 679
8 OVC sessie 117 p. 2606 en sessie 1425 p. 2792
9 OVC sessie 198 p. 2631-2632 en sessie 1631, p. 2812
10 Proces-verbaal van binnentreden en doorzoeking ter inbeslagneming, DOC/053-19
11 AMB/46, p. 4 en 5
12 Proces-verbaal van bevindingen, DOC/048-12, p. 4028 en DOC/041-02, p. 3813-3814
13 AMB/046, p. 7-8
14 AMB/026 en in het bijzonder p. 350
15 Verklaring [G], V/03-1
16 AMB/26, p. 2
17 Verklaring [C], V/04-03
18 Verklaring [D], V/05-01
19 Verklaring [D], V/05-03
20 AMB/41, p. 11. DOC/031-07
21 OVC-sessie 1 van 19 augustus 2011, p. 1 en 2
22 OVC-sessie 4 van 26 september 2011, p. 12
23 V/04-3, p. 9
24 V/11-02, p. 4
25 AMB/41, p. 98
26 AMB/41, p. 98
27 AMB/41, p. 98
28 AMB/41, p. 98
29 AMB/41, p. 98
30 AMB/41, p. 3 en 4
31 Zie bijv. CAG voor HR 12 oktober 2010, LJN BM 0942
32 AMB/41, p. 44 en IBN/[kenteken]
33 AMB/41, p. 44 en IBN/B-01
34 DOC/031-1 t/m 30
35 AMB/26, p. 2
36 AMB/26, p. 2
37 DOC/031-1 t/m 11
38 Zie bijv. Hof Amsterdam van 14 augustus 2006, LJN AY 6580 en Hof Den Bosch van 30 januari 2008, LJN BC 3000
39 AMB/042, p. 679
40 (leningschrift 1) DOC/039-11 t/m 74 en (leningschrift 2) DOC/039-75 t/m 138
41 AMB/031, p. 402
42 Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] d.d. 17 augustus 2011, p. 1060
43 DOC/031-12 t/m 28
44 DOC/031-01 t/m 11 en 29 t/m 30
45 DOC/039-11, p. 3647
46 DOC/031-28 p. 3499
47 DOC/025-14 t/m 21 en 29 t/m 30 en 32 t/m 33 en 36 t/m 42
48 DOC/025-66 t/m 77
49 DOC/025-14 t/m 21 en 29 t/m 30 en 32 t/m 33 en 36 t/m 42
50 DOC/025-13,28 en 31
51 DOC/003-03, p. 3023
52 V/01-02, p. 1096
53 DOC/055-08, p. 4356
54 Implementatie van de Europese Richtlijn Consumentenkrediet 92008/48/EG) in de Wet Financieel Toezicht
55 AMB/040, p. 55-528
56 AMB/40, p. 527 en 528
57 DOC/031-12 t/m 28, DOC/039-11 t/m 74 en DOC/039-75 t/m 138
58 DOC/025-78 en 79 p. 3405
59 G/07-01 [P7], p. 1989 en DOC/ 025-17, DOC/025-14 en DOC/025-19
60 G/08-01 [P6], p. 1995
61 G/10 [P15]
62 G/13[getuige] p. 2045 en DOC/039-02 en DOC/039-01
63 G/14 [getuige] p. 2049 en 2050, DOC/025-36 t/m 38
64 G/15 [getuige], p. 2055 en 2056, DOC/025-38 t/m 40, 41 en 42, DOC/038-13 t/m 18
65 DOC/39-11, 22, 26, 28, 30, 32, 38, 48, 55, 66, 88 en DOC/031-12
66 G/07-01 p. 1989
67 DOC/025-14, 17, 18, 19, 20
68 G/07-01 p. 1990 en DOC/022-01 en DOC/022-07
69 G/09-01, p. 2020
70 DOC/039-23 en 33 en DOC/031-23
71 OVC sessie 3
72 OVC d.d. 19-08-2011, sessie 3, p. 1 en 2
73 OVC d.d. 19-08-2011, sessie 3, p. 5
74 OVC d.d. 19-08-2011, sessie 3, p. 9
75 V/04-01 p. 1219
76 V/04-02, p. 5
77 V/04-03, p. 9
78 V/04-02 d.d. 24/8/11
79 G/08-01
80 G/07-01 p. 1990 en DOC/022-01
81 AMB/028
82 G/09-01, p. 2020
83 DOC/031-23
84 G/09-1, p. 6
85 G/09-1 p. 2021
86 G/09-01 p. 2020
87 G/09-1, p. 2017
88 G/09-1, p. 2019
89 G/09-1 p. 2017
90 G/09-1, p. 2021
91 G/01-01, p. 1927 en 1928
92 DOC/039-75 en DOC/039-80
93 DOC/018-26
94 G/03-02, p. 1951 en 1954
95 AMB/46, p. 4 en 5. DOC/033-01
96 AMB/46, p. 4 en 5. DOC/033-1 t/m 02
97 ANB/46, p. 4 en 5. DOC/033-3
98 AMB/46, p. 5-7. DOC/033-5 t/m 13
99 AMB/46, p. 7-8. Beslagdossier p. 1893 en 1894
100 AMB/46, p. 7-8. DOC/033-05
101 AMB/46, p. 7-8. DOC/033-06
102 AMB/46, p. 7-8. DOC/033-07
103 AMB/46, p. 7-8.DOC/033-08
104 AMB/46, p. 7-8.DOC/033-09
105 AMB/46, p. 7-8.DOC/033-10
106 AMB/46, p. 7-8.DOC/033-11
107 AMB/46, p. 7-8. DOC/033-12
108 Verklaring [G], V/03-1
109 Verklaring [C], V/04-01
110 Verklaring [D], V/05-01
111 Verklaring [D], V/05-03
112 Verklaring [D], V/05-04
113 Verklaring [B], V/10-01
114 AMB/041, p. 11. DOC/031-07
115 OVC 19 augustus, derde sessie, p. 2911-2914
116 OVC 19 augustus, derde sessie, p. 2921
117 Sessie 2 d.d. 26 september 2011 van 11:03 uur - 11:40 uur
118 AMB/46, p. 18
119 OVC 19 augustus, eerste sessie, p. 2906-2908
120 AMB/26, p. 2
121 AMB/26, p. 2
122 V/08-3, p. 1237 en 1238
123 AMB/46, p. 861 en 862
124 Proces-verbaal van binnentreden en doorzoeking ter inbeslagneming, DOC/053-19
125 Proces-verbaal DOC/053-01 en Rapportage ontmantelen hennepkwekerij DOC/053-23
126 Rapportage diefstal energie, DOC/053-43
127 Proces-verbaal verhoor [P10], DOC/053-07, p. 4186-4189
128 DOC/053-51, p. 4229
129 Proces-verbaal verhoor getuige [P9], G/03-02, p. 1951-1952 en 1954
130 Proces-verbaal van observatie, OBS/024, p.2241 en 2242
131 Proces-verbaal van observatie, OBS/026, p.2257
132 AMB/022, p. 339
133 Proces-verbaal van bevindingen, DOC/019-35, p. 3282
134 Rapportage diefstal energie, DOC/019-37, p. 3284
135 DOC/019-25, p. 3272
136 Proces-verbaal verhoor getuige, G/08-01, p.1993-1995
137 Proces-verbaal verhoor getuige, G/08-01, p.1999-2000
138 Proces-verbaal verhoor getuige, G/08-02, p.2008
139 Proces-verbaal verhoor getuige, G/08-01, p. 2001
140 Proces-verbaal verhoor getuige, G/08-02, p.2004
141 Proces-verbaal van observatie, OBS/016, p. 2191 en proces-verbaal verhoor verdachte [D], V/05-04, p. 1294
142 Proces-verbaal van bevindingen,, DOC/048-12, p. 4028
143 Rapportage diefstal energie, DOC/048-35, p. 4051
144 Proces-verbaal aangifte, DOC/048-53, p. 4070
145 Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, IBN/E-01, p. 1886
146 AMB/045, p. 818 en DOC/045-05, p. 3885-3887
147 Proces-verbaal van observatie, OBS/027, p. 2260, en proces-verbaal van observatie , OBS/025, p. 2249 en p. 2253 (foto's)
148 Proces-verbaal van observatie, OBS/027, p. 2261-2262
149 Proces-verbaal van bevindingen, DOC/041-02, p. 3813-3814
150 Proces-verbaal, Bureau forensische opsporing, DOC/041-33, p. 3844
151 Rapportage diefstal energie, DOC/041-19, p. 3830
152 Proces-verbaal verhoor getuige, G/12-01, p. 2041-2043
153 DOC/040-01, p. 3811-3812
154 Proces-verbaal verhoor getuige, G/12-01, p. 2042-2043
155 Proces-verbaal van bevindingen, DOC/041-34, p. 3845
156 Rapport resultaten DNA-onderzoek, DOC/041-40, p. 3851 en 3853-3854
157 Proces-verbaal bevindingen doorzoeking, IBN/B-01, p. 1834
158 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/08-03, p. 1432
159 AMB/034, p. 426
160 Proces-verbaal relaas, DOC/054-04, p. 4245 en 4246
161 Rapportage diefstal energie, DOC/054-12, p. 4252 - 4253
162 Proces-verbaal verhoor verdachte, DOC/054-60, p. 4300-4303
163 DOC/054-79, p. 4319 - 4321
164 Proces-verbaal inbeslaggenomen mobiele telefoons, AMB/028, p. 382.
165 Proces-verbaal bevindingen aantreffen hennepkwekerij [adres 6] voorburg, AMB/035, p. 439
166 Rapportage sporenonderzoek, DOC/054-90, p. 4332 en rapport DNA-onderzoek NFI, DOC/054-98, p. 4345
167 Proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen telefoons, AMB/028, p. 381/382
168 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/11-01, p. 2069
169 Proces-verbaal bevindingen doorzoeking, IBN/B-01, p. 1834
170 DOC/025-35, p. 3361
171 Proces-verbaal bevindingen historische verkeersgegevens, AMB/006, p. 221-222
172 Proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen telefoons, AMB/028, p. 378
173 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/11-01, p. 2060-2061
174 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/11-01, p. 2061
175 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/11-01, p. 2067
176 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/11-01, p. 2064
177 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/11-01, p. 2064-2065
178 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/11-01, p. 2065
179 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/11-01, p. 2065
180 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/11-01, p. 2069
181 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/11-02, p. 2076
182 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/11-02, p. 2078
183 V/11-01, p. 1556-1557
184 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/10-03, p. 1556-1557
185 Proces-verbaal verhoor verdachte, V/04-03, p.1235-1236
186 AMB/43, p. 24
187 AMB/43, p. 25 en DOC/039-160 en DOC/039-161
188 DOC/039-162
189 DOC/039-162
190 AMB/43, p. 26
191 Uitwerking OVC-gesprekken, sessie 1828, p. 2825-2828
192 Uitwerking OVC-gesprekken, sessie 2128, p. 2859-2860
193 AMB/040, p. 34
194 AMB/040, p. 72
195 DOC/039-73 en DOC/039-74
196 DOC/039-137 en DOC/039-138
197 DOC/031-28
198 IBN/C-01, p. 1 t/m 3
199 V/01, p. 1079
200 IBN/C-02, p. 1848
201 IBN/C-01, p. 3
202 OVC d.d. 19-08-2011, sessie 3, p. 1 en 2
203 OVC d.d. 19-08-2011, sessie 3, p. 5
204 OVC d.d. 19-08-2011, sessie 3, p. 9
205 G/09-1, p. 3
206 G/09-1, p. 5
207 G/10-1, p. 3
208 V/11-2, p. 4
209 V/11-2, p. 4
210 V/11-2, p. 6