proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2012 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Delft, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 6 september 2011 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer]).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2012 en 29 mei 2012.
Namens verweerder is op beide zittingen verschenen [A]. Eiseres is op de zitting van 29 mei 2012 verschenen, vergezeld door haar echtgenoot. Eiseres is voor de zitting van 28 februari 2012 door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 31 januari 2012 op het adres [a-straat 1] te [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 1 februari 2012 op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting van 28 februari 2012 te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
1. Op 12 augustus 2011 omstreeks 16:09 uur stond de auto van eiseres - met kenteken
[kentekennummer] - (hierna: de auto) geparkeerd aan de Koornmarkt, ter hoogte van huisnummer 89, te Delft. De parkeercontroleur heeft geen geldig parkeerkaartje waargenomen in de auto; wel lag achter de voorruit van de auto een parkeervergunning met het opschrift "Parkeerbewijs". Het aangetroffen Parkeerbewijs is gesteld op het kenteken van de auto en bevat daarnaast de volgende informatie, voor zover hier van belang:
- op de voorzijde: Bij parkeermeters/-automaten, geldig van 1-10-10 tot en met 30-9-11, schoolabonnement gebied B, van ma t/m vrij 9.00 -18.00 uur
- op de achterzijde: de aan het parkeren met het Parkeerbewijs verbonden voorwaarden, waaronder: Dit parkeerbewijs is niet geldig op runshopplaatsen (kort parkeren) met een maximale parkeerduur.
2. Verweerder heeft eiseres ter zake van het onder 1. genoemde parkeren de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 54,50 (€ 2,50 parkeerbelasting en € 52 kosten).
3. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eiseres beantwoordt de in geschil zijnde vraag ontkennend en voert daartoe - samengevat - het volgende aan. De school waarbij zij werkt heeft haar het Parkeerbewijs verstrekt. Zij heeft de auto geparkeerd met het Parkeerbewijs achter de voorruit. Het parkeren heeft hooguit 20 minuten geduurd. Later op de dag heeft zij de auto nogmaals op dezelfde plek geparkeerd, eveneens voor een heel korte tijd. Verweerder heeft haar er niet op gewezen dat met ingang van 2011 een nieuwe voorwaarde aan het gebruik van het Parkeerbewijs is verbonden, te weten dat het bewijs niet geldig is op runshopplaatsen. Dat had verweerder wel behoren te doen.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het in de auto aanwezige abonnement volgens de daaraan verbonden voorwaarden niet gebruikt mag worden op de onderhavige parkeerplaats en daar dus niet geldig is. Hij verwijst hierbij naar de onder 1. genoemde tekst op de achterzijde van het Parkeerbewijs alsmede naar een uitdraai van de gemeentelijke website waarop de voorwaarden staan vermeld. Uit deze tekst en deze uitdraai blijkt duidelijk dat het abonnement niet geldig is op runshopplaatsen waar maximaal één uur geparkeerd mag worden. Eiseres had dan ook een parkeerkaartje moeten kopen. Deze runshopplaatsen bestaan al sinds enkele jaren; ook de tekst op de achterzijde van het Parkeerbewijs is niet nieuw. Bij deze parkeerplaatsen staan borden die aangeven dat het om runshopplaatsen gaat.
6. Artikel 1 en artikel 2 van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2011 (hierna: de Parkeerbelastingverordening), luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
"Artikel 1
In deze verordening wordt, (. . .), verstaan onder:
( . . .)
dd. runshopplaats: een parkeerapparatuurplaats, waar de duur tot het parkeren van een motorvoertuig is gemaximeerd tot een in de bijlage genoemd aantal minuten;
Artikel 2
Onder de naam "parkeerbelastingen" worden belastingen geheven ter zake van:
a. het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wet-houders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
b. een van gemeentewege verleende vergunning of abonnement, (. . .), voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning of abonnement aangegeven plaats en wijze."
De artikelen 4, 7, en 14, van de Bijlage bij de Parkeerbelastingverordening (hierna: de Bijlage), luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
"Artikel 4
Ingevolge artikel 2 lid 1 aanhef en sub a van de Parkeerverordening gemeente Delft 2011 worden van de onder 1 van deze bijlage aangewezen weggedeelten voor parkeren aangemerkt als runshopplaatsen in gebied B:
(. . .)
b. 5 parkeerplaatsen gelegen aan de westzijde van de Koornmarkt, ter hoogte van huisnummer 81 tot en met 95;
Artikel 7
(. . .)
3. Voor het parkeren op tijden genoemd in artikel 14 van deze bijlage, op een runshopplaats als bedoeld in artikel 4, van deze bijlage, bedraagt de te heffen parkeerbelasting € 2,50 per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20 en een maximale inworp van € 2,50.
Artikel 14
1. Per gebied, (. . .) gelden de volgende tijdsvensters (bloktijden), waarbinnen parkeerbelasting wordt geheven:
- Gebied B: van maandag tot en met zaterdag van 10:00 uur tot 22:00 uur en op zondag van 14:00 tot 20:00;"
7. De rechtbank stelt voorop dat van een parkeerder mag worden verwacht dat hij zich ter plaatse op de hoogte stelt van het op de parkeerlocatie van toepassing zijnde parkeerregime (vergelijk bijvoorbeeld Gerechtshof 's-Gravenhage, 18 oktober 2002, nr. BK-01/00929, LJN: AS2261). Het bestaan van de verplichting om parkeerbelasting voor een locatie te voldoen kan blijken uit de aanwezigheid van parkeerapparatuur bij of in de nabijheid van de parkeerplaats, maar ook uit borden of andere aanwijzingen bij of in de directe omgeving van de parkeerplaats op zo'n wijze dat over de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor die parkeerplaats redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan. Van geval tot geval dient te worden beoordeeld of aan deze laatste voorwaarde is voldaan (vergelijk Hoge Raad 22 november 1995, nr. 30 141, LJN: AA3126).
8. Verweerder heeft kopieën van foto's van een bord overgelegd dat, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, bij de plaats stond waar eiseres de auto had geparkeerd. De foto's tonen een groot vierkant, wit bord. Bovenaan het bord staat "ZONE". Daaronder zijn een grijze rechthoek en een blauwe rechthoek afgebeeld. In de grijze rechthoek staat een witte hoofdletter P met daaronder de vermelding: "vergunninghouders". Door de grijze rechthoek en de letter P zijn drie diagonale, zwarte lijnen getrokken. In de blauwe rechthoek staat een witte hoofdletter P met daaronder de afbeelding van een hand die een munt in een gleuf doet. Onder beide rechthoeken staat: "MAX 1 h, ma t/m za 10 - 22 h, zo 14 -20 h".
9. Vaststaat dat de auto op 12 augustus 2011 omstreeks 16:09 uur stond geparkeerd op de parkeerplaats aan de Koornmarkt. In artikel 4, aanhef en onderdeel b, van de Bijlage zijn 5 parkeerplaatsen, waaronder - naar verweerder onweersproken heeft gesteld - de plaats waar eiseres geparkeerd heeft, aangewezen als "runshopplaats ". Onder een runshopplaats wordt ingevolge artikel 1, aanhef en onder dd, van de Parkeerbelastingverordening verstaan: een parkeerapparatuurplaats waar de duur tot (bedoeld zal zijn: van) het parkeren van een motorvoertuig is gemaximeerd tot een in de bijlage genoemd aantal minuten". Het tarief voor parkeren op "runshopplaatsen" van € 2,50 per 60 minuten, staat in artikel 7, derde lid, van de Bijlage. De tijden waarop ter plaatse slechts tegen betaling van dit tarief geparkeerd kan worden staan in artikel 14, eerste lid, aanhef, eerste gedachtestreepje, van de Bijlage. Deze tijden stemmen overeen met de op het onder 8. genoemde bord vermelde tijden.
10. Uit het vorenstaande, in onderlinge samenhang gelezen, volgt dat eiseres ter zake van het parkeren aan de Koornmarkt op 12 augustus 2011 omstreeks 16:09 uur betaald- parkeerbelasting verschuldigd is. De verschuldigde belasting bedraagt € 2,50 per 60 minuten. Uit de bebording ter plaatse, gelezen in samenhang met de toelichting op de achterzijde van het door eiseres achter de voorruit gelegde Parkeerbewijs, moet het eiseres duidelijk zijn geweest dat het Parkeerbewijs geen ontheffing of vrijstelling van betaald parkeerbelasting voor het parkeren ter plaatse behelst. Mitsdien is de naheffingsaanslag terecht aan eiseres opgelegd. Hieraan doet niet af dat verweerder eiseres niet met zoveel woorden heeft gewezen op de verschuldigdheid van de betaaldparkeerbelasting voor het parkeren op "runshopplaatsen." Ook zonder een afzonderlijke, uitdrukkelijke mededeling had de verschuldigdheid eiseres redelijkerwijs duidelijk moeten zijn.
11. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. van Duijvendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.