ECLI:NL:RBSGR:2012:BX0114
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van kennisgeving bij vreemdelingenbewaring en de toepassing van artikel 94 Vw 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 juni 2012 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van eiser. Eiser had op 16 mei 2012 kennis gekregen van de maatregel, die inging op 19 mei 2012. De rechtbank diende te beoordelen of de kennisgeving door de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tijdig was verzonden, zoals vereist door artikel 94, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiser stelde dat de kennisgeving niet binnen de gestelde termijn van 28 dagen was verzonden, maar de rechtbank oordeelde dat de ingangsdatum van de maatregel gelijk is aan de datum van bekendmaking. Hierdoor werd de kennisgeving als tijdig beschouwd.
De rechtbank overwoog verder dat de bedoeling van de kennisgeving is om rechterlijke toetsing mogelijk te maken wanneer een vreemdeling langdurig in vreemdelingenbewaring verblijft. De rechtbank volgde de jurisprudentie van de Hoge Raad en concludeerde dat de termijn van 28 dagen begint te lopen op de ingangsdatum van de maatregel, ook als deze datum na de bekendmaking ligt. Dit leidde tot de conclusie dat de kennisgeving tijdig was verzonden.
Daarnaast behandelde de rechtbank de gronden voor de maatregel van bewaring. Eiser had aangevoerd dat hij niet in staat was om Nederland uit eigen beweging te verlaten, omdat zijn verblijfsvergunning was ingetrokken tijdens zijn strafdetentie. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de omstandigheden van eiser, de gronden voor de maatregel van bewaring gerechtvaardigd waren. Eiser had geen vaste woon- of verblijfplaats en beschikte niet over voldoende middelen van bestaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.