ECLI:NL:RBSGR:2012:BX1747
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vaststelling van de Nederlandse nationaliteit en bewijs van verwekkerschap
In deze zaak verzoekt [verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1990 in Suriname, de rechtbank om vast te stellen dat zij de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit verzoek is gebaseerd op haar erkenning door een Nederlander, [A], op 20 februari 2004. De rechtbank heeft de procedure opgestart na ontvangst van het verzoekschrift op 23 oktober 2008 en diverse correspondentie tussen de betrokken partijen. De IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) heeft echter betoogd dat [verzoekster] niet de Nederlandse nationaliteit bezit en heeft het verzoek afgewezen. De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het standpunt van de IND en heeft geen behoefte aan een mondelinge behandeling.
De rechtbank heeft de argumenten van [verzoekster] overwogen, waarbij zij aanvoert dat het onderscheid tussen uit een huwelijk geboren kinderen en postnataal erkende kinderen in strijd is met internationale verdragen. De rechtbank oordeelt dat de wetgeving, die sinds 1 april 2003 van kracht is, niet discriminerend is en dat de erkenning van [verzoekster] door [A] niet tijdig heeft plaatsgevonden om haar recht op de Nederlandse nationaliteit te vestigen. De rechtbank stelt vast dat het gerechtelijk bewijs van verwekkerschap nog niet is geleverd, wat noodzakelijk is voor de verkrijging van de nationaliteit.
De rechtbank houdt de beslissing op het verzoekschrift pro forma aan tot 1 augustus 2012, zodat [verzoekster] de gelegenheid krijgt om door middel van DNA-onderzoek aan te tonen dat [A] haar biologische vader is. Dit onderzoek moet plaatsvinden volgens de richtlijnen van de IND. Indien er voor de gestelde datum geen bewijs wordt geleverd, zal de rechtbank aannemen dat [verzoekster] afziet van het overleggen van DNA-bewijs.