ECLI:NL:RBSGR:2012:BX2344

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
422818 - KG ZA 12-706
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwaliteitsonderzoek naar diploma-erkenningen van Global Academy B.V. door de Inspectie van het Onderwijs

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, heeft Global Academy B.V. een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De zaak betreft een kwaliteitsonderzoek dat door de Inspectie van het Onderwijs is uitgevoerd naar aanleiding van de opleidingen die Global Academy aanbiedt. De Inspectie concludeerde dat Global Academy op 1 januari 2010, en vóór 1 augustus 2010, opleidingen aanbood waarvoor zij geen diploma-erkenningen had verkregen. Dit leidde tot een conceptrapport dat op 6 april 2012 aan Global Academy werd toegezonden, waarna Global Academy om uitstel vroeg om te reageren. Ondanks de mogelijkheid om te reageren, heeft Global Academy nagelaten om op een voor de Inspectie kenbare wijze aan te geven dat de conclusies in het rapport onjuist waren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Inspectie op goede gronden heeft geconcludeerd dat Global Academy in strijd met de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) handelde door opleidingen aan te bieden zonder de vereiste diploma-erkenningen. De rechter oordeelde dat de Inspectie niet verplicht was om de brief van Global Academy van 29 juni 2012, waarin zij voor het eerst stelde dat de CGO-opleidingen pas per 1 augustus 2010 waren overgenomen, in overweging te nemen, omdat deze brief te laat was ingediend. De rechter heeft de vorderingen van Global Academy afgewezen en geoordeeld dat de Inspectie de wettelijke verplichtingen correct heeft nageleefd.

De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de wettelijke eisen voor onderwijsinstellingen en de rol van de Inspectie in het toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. De voorzieningenrechter heeft Global Academy veroordeeld in de proceskosten, wat de gevolgen van de uitspraak verder onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 422818 / KG ZA 12-706
Vonnis in kort geding van 23 juli 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLOBAL ACADEMY B.V.,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaat mr. M.F. Groen te Hengelo,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. J. Bootsma te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als 'Global' en 'de Staat'.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 16 juli 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Global is een 'niet-bekostigde' onderwijsinstelling in de zin van artikel 1.4.1 lid 4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs ('WEB'). Als zodanig biedt zij sedert 1 januari 2010 opleidingen aan in het middelbaar beroepsonderwijs ('MBO').
1.2. Onderwijsinstellingen zoals Global dienen te voldoen aan verschillende in de WEB gestelde voorwaarden. Zo mogen zij slechts onderwijs aanbieden, verzorgen en examineren voor zover aan hen dienaangaande een 'diploma-erkenning' is verstrekt. De Inspectie van het Onderwijs (hierna 'de Inspectie'), die onder de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ressorteert, is belast met het toezicht op de naleving van die voorwaarden.
1.3. In verschillende besluiten zijn aan Global - al dan niet voor een bepaalde periode - diploma-erkenningen verstrekt voor specifieke opleidingen, ten aanzien waarvan in de besluiten - per opleiding - steeds wordt gerefereerd aan een zogenaamd 'crebonummer', waarbij 'crebo' staat voor 'centraal register beroepsonderwijs'.
1.4. Op dit moment kent het MBO twee soorten opleidingen, te weten (i) 'oude' opleidingen, ingericht aan de hand van eindtermen, waarvan de crebonummers beginnen met 10 en (ii) 'nieuwe' opleidingen, ingericht aan de hand van competentiegericht onderwijs (hierna 'CGO'), waarvan de crebonummers beginnen met 90. Vanaf 1 augustus 2012 mogen uitsluitend nog deelnemers worden ingeschreven voor CGO-opleidingen. In de overgangsfase naar het competentiegerichte onderwijs bestond de mogelijkheid om CGO-opleidingen als experiment aan te bieden, waarvoor - anders dan ten aanzien van eindtermgerichte opleidingen - jaarlijks een nieuwe diploma-erkenning dient te worden aangevraagd en verkregen. De crebonummers van die experimenteeropleidingen beginnen ook met 90. Vóór 1 augustus 2010 zijn aan Global geen diploma-erkenningen verstrekt met betrekking tot CGO-opleidingen.
1.5. Begin 2012 is de Inspectie ten aanzien van Global een onderzoek ex artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht ('WOT') gestart met betrekking tot een aantal aspecten op instellingsniveau en twee specifieke opleidingen, te weten Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent (crebonummer 90440) en Commercieel medewerker [Contactcenter medewerker] (crebonummer 90114).
1.6. Na een telefonisch aankondiging op 10 januari 2012 heeft de Inspectie in het kader van voormeld onderzoek op 24 januari 2012 een bezoek gebracht aan Global. Ter gelegenheid daarvan heeft Global aan de Inspectie onder andere overhandigd een overeenkomst tussen Stichting ROC van Twente (hierna 'ROC van Twente') en Global van 31 maart 2010, waarbij Global de onbekostigde opleidingstrajecten van ROC van Twente en de contractuele rechtspositie van ROC van Twente jegens haar contractanten met ingang van 1 januari 2010 overneemt.
1.7. Na afloop van het (verdere) onderzoek heeft de Inspectie haar bevindingen en conclusies neergelegd in een conceptrapport van 6 april 2012, dat op die datum aan Global is toegezonden. De begeleidende brief vermeldt, onder andere:
"Een algemene reactie op het rapport en eventuele feitelijke onjuistheden kunt u per brief aan mij kenbaar maken. (...) Graag ontvangen wij uw reactie voor 27 april 2012, ook indien u geen feitelijke onjuistheden heeft.
Vervolg
Na verwerking van eventuele feitelijke onjuistheden ontvangt u een definitief rapport en gaan wij over tot publicatie van het rapport op onze website.
Onvoldoende resultaten vermelden wij op het overzicht mbo-opleidingen van onvoldoende kwaliteit op onze website."
1.8. Bij brief van 26 april 2012 heeft Global om uitstel van de reactietermijn verzocht. Daarbij gaf zij - in algemene zin - ook reeds aan dat zij zeer grote moeite heeft met de wijze waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden en de inhoud van het conceptrapport.
1.9. Na verkregen uitstel, heeft Global bij brief van 9 mei 2012 (nader) gereageerd op het conceptrapport. Daarbij heeft zij - onder meer - als bijlage gevoegd een overeenkomst tussen ROC van Twente en haar van 30 augustus 2010 betreffende de financiële afhandeling van (bepaalde) overgedragen contracten. In de considerans van die overeenkomst wordt onder meer verwezen naar een "overeenkomst tot overneming van nader te noemen contracten" van 2 juli 2010.
1.10. Op 29 mei 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Global en de Inspectie. In aansluiting daarop en vooruitlopend op het definitieve rapport heeft Global - bij brief van 4 juni 2012 - nog enkele punten onder de aandacht van de Inspectie gebracht.
1.11. Op 5 juni 2012 heeft de Inspectie haar definitieve rapport vastgesteld. Voor zover hier van belang houdt dat rapport het volgende in:
"2 Conclusie en vervolg
(...)
We komen tot de conclusie dat Global Academy na haar start in 2010 met een groot aantal deelnemers in diverse opleidingen niet voldoet aan diverse wettelijke vereisten zoals deze gesteld zijn in de Wet educatie- en beroepsonderwijs (WEB). Tevens concluderen wij dat de instelling onterecht deelnemers in allerlei crebo-opleidingen inschrijft en daarmee in strijd handelt met artikel 11.2 van de WEB. De twee onderzochte opleidingen voldoen op geen enkel gebied aan de kwaliteitseisen vanuit het Toezichtkader BVE 2012.
(...)
Tevens is gebleken dat de instelling vanaf 1 januari 2010 opleidingen aanbiedt en verzorgt en deelnemers inschrijft op opleidingen waarvoor geen diploma-erkenning is afgegeven. Hierover ontvangt de instelling separaat een brief tot aanmaning om dit direct te stoppen.
(...)
3. Onderzoeksresultaten op instellingsniveau
Situatiebeschrijving
Global Academy heeft bij brief van 29 september 2009 voor eindtermgerichte opleidingen diploma erkenningen ontvangen. Per 1 augustus 2010 (bij brief van 6 juli 2010) zijn diploma-erkenningen in het kader van de experimenteerregeling door mbo 2010 toegekend. Per 1 augustus 2011 zijn er geen diploma-erkenningen toegekend in het kader van de experimenteerregeling.
Periode 1 januari 2010 - 1 augustus 2010
Op 1 januari 2010 is gestart met het verzorgen van opleidingen voor deelnemers die van ROC van Twente zijn overgenomen. Tijdens het kennismakingsgesprek met de inspectie (december 2011) gaf het college van bestuur aan dat het hier gaat om ongeveer 5 à 6000 deelnemers in allerlei opleidingen. Global Academy en ROC van Twente hebben een overeenkomst gesloten over deze overdracht.
In deze overdracht is overeengekomen dat Global Academy de onbekostigde opleidingstrajecten van het ROC van Twente en de contractuele rechtspositie van het ROC van Twente jegens haar contractanten met ingang van 1 januari 2010 overneemt. Dat partijen er van uitgaan dat de overneming van contracten bij geen der contractanten op bezwaren zal stuiten, in die zin dat zij de medewerking hieraan zullen weigeren. Beide partijen zijn op de hoogte van de inhoud van de opleidingstrajecten, de stand van zaken per 1 januari 2010 alsmede het administratieve beheer. De rechten en verplichtingen komen na 1 januari 2010 daarmee bij Global Academy te liggen. Global Academy is per 1 januari 2010 in beheers- en beleidsmatig opzicht verantwoordelijk voor zowel de financiële, inhoudelijke als administratieve verplichtingen. Global Academy heeft met de ondertekening van de overeenkomst het ROC gevrijwaard voor alle aanspraken van anderen in dit verband. De bedrijven waar opleidingen worden verzorgd zijn per brief ingelicht. De deelnemers hebben geen nieuwe onderwijsovereenkomst gekregen en zijn ook niet persoonlijk geïnformeerd. In deze periode beschikte Global Academy over de erkenning voor een aantal eindtermgerichte opleidingen. De groep deelnemers die overkwam was niet alleen ingeschreven op eindtermgerichte maar ook in competentiegerichte opleidingen, waarvoor Global Academy de erkenning niet had. Veel van deze deelnemers waren al in 2009 gestart met hun opleiding. Geen van deze deelnemers heeft een diploma behaald.
(...)
Conclusies
a. Overname deelnemers van ROC van Twente
• Global heeft de deelnemers van ROC van Twente overgenomen. Voor deze overname geldt: er zijn geen nieuwe onderwijsovereenkomsten met deelnemers afgesloten. Hiermee voldoet de instelling niet aan artikel 8.1.3 van de WEB onderwijsovereenkomst.
• de deelnemers zijn niet individueel ingelicht over deze overgang naar een andere instelling. Daarmee heeft de instelling onzorgvuldig gehandeld in de informatievoorziening en niet haar verantwoording genomen richting de deelnemers. Daarmee voldoet de instelling niet aan artikel 7.4.8 van de WEB zorgplicht.
• Global Academy heeft deelnemers overgenomen die opleidingen volgen waarvoor Global Academy per 1 januari 2010 geen diploma-erkenning had. Daarmee voldoet Global Academy niet aan de wettelijke eisen van de WEB, artikel 11.2.
• Op basis van artikel 11.2 van de WEB is het niet toegestaan om opleidingen waarvoor geen erkenning is afgegeven, onderwijs in aan te bieden of te verzorgen dan wel examinering te verzorgen.
De instelling kan en mag aan deze deelnemers dan ook geen diploma verstrekken of in het vooruitzicht stellen.
De opleidingen waarvoor Global Academy bij deze overname van deelnemers geen diploma-erkenning had, zijn:
tabel 1
b. Inschrijvingen op opleidingen waarvoor de instelling geen diploma erkenning heeft
Global Acadamy heeft onderwijsovereenkomsten afgesloten voor opleidingen waarvoor de instelling geen diploma-erkenning heeft. Daarmee voldoet Global Academy niet aan de wettelijke eisen volgens artikel 11.2 van de WEB. Op basis van dit artikel is het niet toegestaan om opleidingen waarvoor geen erkenning is afgegeven, aan te bieden en te verzorgen dan wel examinering te verzorgen. De instelling kan en mag deze deelnemers niet inschrijven in die crebo-opleidingen en kan dan ook geen onderwijs verzorgen noch diploma's verstrekken.
Het gaat hier om de volgende opleidingen waarvoor onterecht een onderwijsovereenkomst is afgesloten:
Periode 1 januari 2010 - 1 augustus 2010
tabel 2
"
1.12. Het definitieve rapport is op 5 juni 2012 toegezonden aan Global. De begeleidende brief - waarin de Inspectie tevens ingaat op de reacties van Global naar aanleiding van het conceptrapport - vermeldt onder andere:
"Het conceptrapport en daarmee het definitieve rapport is een weergave van de bevindingen van de inspectie na een gedegen onderzoek en een zorgvuldig proces van hoor en wederhoor, waarvan deze brief onderdeel uitmaakt. U heeft ruim de gelegenheid gehad om te reageren op het conceptrapport en daartoe ook extra tijd gekregen. Voorts heeft tevens een toelichtend gesprek plaats gevonden op 29 mei 2012. U bent daarmee voldoende in de gelegenheid gesteld om feitelijke onjuistheden aan te dragen en nieuw bewijsmateriaal mee te sturen om het tegendeel te bewijzen. Daarnaast heeft u ook een inhoudelijke reactie op het rapport kunnen geven. Bovenstaand proces heeft geleid tot bijgaand definitief rapport.
Vier werkweken na de definitieve vaststelling wordt het rapport van bevindingen openbaar gemaakt. Mocht u het niet eens zijn met het definitieve rapport, dan kunt u binnen deze vier werkweken uw zienswijze schriftelijk aan de inspectie kenbaar maken. Uw zienswijze wordt dan als extra hoofdstuk aan het rapport toegevoegd."
1.13. Bij brief van 29 juni 2012 heeft Global de inspectie verzocht en gesommeerd over te gaan tot herstel en/of verwijdering van - in haar ogen - onjuistheden in het definitieve rapport. Als bijlage heeft zij daarbij gevoegd een overeenkomst tussen ROC van Twente en Global van 2 juli 2010, waarbij Global (verkort weergegeven) met ingang van 1 augustus 2010 overneemt de rechtsverhouding van ROC van Twente ten opzichte van de contracten betreffende de CGO-opleidingen.
1.14. Daarop heeft de Inspectie - bij brief van 2 juli 2012 - aan Global bericht dat zij geen aanleiding ziet om over te gaan tot de verlangde correcties/verwijderingen en dat het rapport op de gebruikelijke datum zal worden gepubliceerd. Verder is Global daarbij een termijn gegund tot 9 juli 2012 om een zienswijze aan de Inspectie te doen toekomen. Van deze mogelijkheid heeft Global op 6 juli 2012 gebruik gemaakt.
1.15. De Inspectie is (nog steeds) voornemens het rapport van 5 juni 2012 te publiceren op haar website.
2. Het geschil
2.1. Global vordert, zakelijk weergegeven:
I. de Staat te verbieden tot publicatie van het rapport van 5 juni 2012 over te gaan, zolang daarin niet de juiste feiten staan vermeld ten aanzien van de opleidingen waarvoor Global een diploma-erkenning heeft verkregen;
II. de Staat - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te gelasten het rapport van 5 juni 2012 te herzien, in die zin dat:
a. uit het rapport blijkt dat Global de CGO-deelnemers van het ROC van Twente per 1 augustus 2010 heeft overgenomen en niet per 1 januari 2010 en dat die deelnemers ook niet eerder dan 1 augustus 2010 stonden ingeschreven bij Global;
b. uit het rapport blijkt dat Global op 1 januari 2010, althans vóór 1 augustus 2010 geen deelnemers van het ROC van Twente heeft ingeschreven in CGO-opleidingen met crebonummers 90114, 90213, 90435, 90531, 91320, 91870, 93860 en 94170, zodat alle passages in het rapport die daarop betrekking hebben of daarnaar verwijzen dienen te worden geschrapt;
c. de passage op bladzijde 8, inhoudend dat Global een brief zal ontvangen waarin zij wordt gemaand de "onrechtmatige inschrijvingen te stoppen" wordt geschrapt;
d. uit het rapport blijkt dat Global gedurende de periode van 1 januari 2010 tot 1 augustus 2010 diploma-erkenningen had voor de opleidingen met crebonummers 10175, 10178, 10805 en 10807, zodat van onrechtmatige inschrijving van deelnemers op die opleidingen geen sprake is geweest;
e. uit het rapport blijkt dat Global de deelnemers in de opleidingen met crebonummers 90061 en 90440 vanaf 1 augustus 2010 heeft ingeschreven en niet eerder, zodat van onrechtmatige inschrijvingen van deelnemers op die opleidingen geen sprake is geweest en dat Global geen onderwijsovereenkomsten heeft afgegeven voor opleidingen waarvoor zij geen diploma-erkenning had;
een en ander met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
2.2. Samengevat voert Global daartoe het volgende aan.
Het rapport van de Inspectie van 5 juni 2012 bevat aantoonbaar onjuiste gegevens. Zo wordt daarin ten onrechte ervan uitgegaan dat Global de contracten betreffende de CGO-opleidingen per 1 januari 2010 heeft overgenomen van ROC van Twente. Krachtens een overeenkomst van 2 juli 2010 zijn deze eerst per 1 augustus 2010 overgedragen, hetgeen de Inspectie bekend was. Gelet hierop is het rapport niet correct voor zover daarin is opgenomen dat Global op 1 januari 2010, althans vóór 1 augustus 2010 CGO-deelnemers heeft inschreven en/of met hen onderwijsovereenkomsten heeft gesloten. Daarnaast deugt het rapport niet waar het vermeldt dat Global geen diploma-erkenning heeft voor wat betreft de opleidingen met crebonummers 10175, 10178, 10805 en 10807. De aanvragen tot diploma-erkenning van die opleidingen zijn immers toegewezen op 6 juli 2010. Global heeft de Inspectie bij herhaling gewezen op die feitelijke onjuistheden, maar zij (de Inspectie) weigert tot verbetering over te gaan. Voorts heeft de Inspectie ten onrechte nagelaten Global in de gelegenheid te stellen op het rapport van 5 juni 2012 te reageren. Op grond van artikel 20 WOT had haar die mogelijkheid moeten worden geboden, nu in het rapport van 5 juni 2012 nieuwe - wederom onjuiste - informatie is toegevoegd en in de begeleidende brief een nadere onderbouwing voor bepaalde bevindingen is gegeven. In die zin was andermaal sprake van een ontwerp-rapport in de zin van artikel 20 WOT. Verder is de Inspectie voornemens om tot publicatie van het - onjuiste, suggestieve en misleidende - rapport van 5 juni 2012 over te gaan. Dat (onrechtmatige handelen) moet worden voorkomen omdat Global daardoor vergaand wordt beschadigd en in diskrediet wordt gebracht.
2.3. De Staat heeft de vorderingen van Global gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal zijn verweer hierna worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Vooropgesteld wordt dat Global er uitdrukkelijk voor heeft gekozen om de onderhavige procedure te beperken tot de hiervoor (onder 2.2) vermelde bezwaren tegen het onderzoek en het rapport van 5 juni 2012. Haar overige klachten zal zij, zo stelt zij althans, in een andere kort gedingprocedure aan de orde stellen.
3.2. Met betrekking tot de voorliggende bezwaren van Global betreffende de CGO-opleidingen is van - beslissend - belang of de Inspectie in haar definitieve rapport op goede gronden ervan mocht uitgaan dat Global die opleidingen per 1 januari 2010, althans vóór 1 augustus 2010, heeft overgenomen van ROC van Twente, op een moment derhalve dat zij voor wat betreft die opleidingen nog niet in het bezit was van diploma-erkenningen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.3. Artikel 20 WOT, dat ingevolge artikel 15 lid 2 WOT van overeenkomstige toepassing is op het onderhavige onderzoek/rapport, bepaalt:
"1. De inspectie legt haar oordeel naar aanleiding van een onderzoek (...) vast in een inspectierapport.
2. Indien de inspectie oordeelt dat een bij of krachtens een onderwijswet gegeven voorschrift niet is
nageleefd, vermeldt zij dit in het rapport.
3. Alvorens een rapport vast te stellen, stelt de inspectie het bestuur in de gelegenheid van het ontwerp-
rapport kennis te nemen en daarover overleg te voeren.
4. Indien in het overleg geen overeenstemming is bereikt over door het bestuur gewenste wijzigingen van
het ontwerp-rapport, wordt de zienswijze van het bestuur in een bijlage bij het inspectierapport
opgenomen.
5. De inspectie zendt het inspectierapport na vaststelling daarvan onverwijld aan het bestuur.
3.4. Ingevolge artikel 21 lid 1 WOT, juncto artikel 15 lid 2 WOT is de Inspectie verplicht om een rapport in de vijfde week na vaststelling ervan openbaar te maken, tenzij de aard of de omvang van het onderzoek zich tegen openbare rapportage verzet.
3.5. Tijdens het onder 1.6 vermelde bezoek heeft Global aan de Inspectie overhandigd een overeenkomst van 31 maart 2010 waarbij ROC van Twente de contracten betreffende de door haar verzorgde opleidingen per 1 januari 2010 aan Global overdroeg. Daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen eindtermgerichte en CGO-opleidingen. Ter gelegenheid van dat bezoek heeft Global de Inspectie tevens in het bezit gesteld van een aantal overzichten met betrekking tot de schooljaren 2009-2010, 2010-2011 en (deels) 2011-2012 (producties 14 tot en met 16 van de Staat), alsmede van een "Draaitabel deelnemers status 4 t/m 6, stand per 13-01-2012" (productie 17 van de Staat). Mede waar Global heeft nagelaten bij de afgifte ervan enige toelichting te verstrekken op de stukken, heeft de Inspectie uit die bescheiden mogen afleiden dat Global reeds vóór 1 augustus 2010 CGO-opleidingen verzorgde.
3.6. Op grond van het voorgaande en nu vaststaat dat Global vóór 1 augustus 2010 niet beschikte over diploma-erkenningen voor wat betreft CGO-opleidingen, kan de Inspectie niet worden verweten dat zij in het conceptrapport opnam dat Global gedurende de periode van 1 januari 2010 tot 1 augustus 2010 - in strijd met artikel 11.2 WEB - opleidingen aanbood en verzorgde, alsmede studenten inschreef op opleidingen waarvoor zij geen diploma-erkenning had verkregen.
3.7. Global heeft vervolgens van de haar - op de voet van artikel 20 lid 3 WOT - geboden gelegenheid om te reageren op het conceptrapport gebruik gemaakt middels haar brieven van 26 april 2012, 9 mei 2012 en 4 juni 2012 en het gesprek met de Inspectie op 29 mei 2012. In geen van die brieven wordt im- dan wel expliciet aangegeven dat de CGO-opleidingen niet per 1 januari 2010 maar per 1 augustus 2010 zijn overgenomen van ROC van Twente, terwijl gesteld noch gebleken is dat Global zulks tijdens het gesprek van 29 mei 2012 kenbaar heeft gemaakt. Weliswaar vermeldt een - als bijlage - bij de brief van 9 mei 2012 gevoegde overeenkomst van 30 augustus 2010 betreffende de financiële afhandeling van overgedragen contracten "dat Global op basis van de 'overeenkomst tot overneming van nader te noemen contracten' d.d. 2 juli 2010 met bijlage per 1 augustus 2010 de rechtsverhouding van ROC van Twente ten opzichte van de in de bijlage genoemde contracten heeft overgenomen", maar die overeenkomst van 2 juli 2010 verzuimt zij daarbij (ook) bij te voegen.
3.8. Zonder nadere toelichting, die niet wordt gegeven in de brief van 9 mei 2012, behoefde de Inspectie enkel op grond van het hiervoor vermelde citaat uit de overeenkomst van 30 augustus 2010 niet aan te nemen dat de in het conceptrapport opgenomen conclusie dat Global opleidingen aanbiedt en verzorgt en studenten inschrijft op opleidingen waarvoor geen diploma-erkenning is afgegeven niet correct is. Zelfs voor enige twijfel aan de juistheid daarvan was geen aanleiding. Te minder nu uit de geciteerde opmerking in de overeenkomst van 30 augustus 2010 niet valt af te leiden dat de betreffende overname (enkel) betrekking heeft op CGO-opleidingen. Bovendien zijn andere omstandigheden op grond waarvan de Inspectie zou kunnen twijfelen aan de juistheid van die conclusie niet aannemelijk geworden.
3.9. Global heeft derhalve nagelaten - op een voor de Inspectie kenbare wijze - in haar reactie(s) op het conceptrapport aan te geven dat de conclusie dat Global opleidingen aanbiedt en verzorgt en studenten inschrijft op opleidingen waarvoor geen diploma-erkenning is afgegeven onjuist is. Reeds op grond hiervan heeft de Inspectie op goede gronden in het rapport van 5 juni 2012 eenzelfde conclusie kunnen opnemen. Dat klemt te meer nu Global en ROC van Twente in een brief van 9 april 2010 aan de bedrijven waar de opleidingen worden verzorgd heeft medegedeeld dat de opleidingstrajecten met ingang van 1 januari 2010 formeel zullen overgaan van ROC van Twente naar Global (productie 7 van de Staat). Dat die mededeling geen betrekking heeft op CGO-opleidingen, zoals Global stelt, volgt niet uit die brief. Daar komt bij dat ROC van Twente - bij e-mailberichten van 23 december 2011 en 10 januari 2012 - aan de Inspectie heeft bericht dat de (formele) overdracht van de opleidingen aan Global is gerealiseerd per 1 januari 2010 (producties 12 en 13 van de Staat). In het bericht van 10 januari 2012 geeft ROC van Twente zelfs aan dat zij vanaf die datum op geen enkele wijze meer verantwoordelijk dan wel aansprakelijk kan worden gehouden voor die opleidingen. Ook uit die e-mailberichten volgt niet dat de overdracht enkel de eindtermgerichte opleidingen betreft. Daar komt bij dat Global heeft nagelaten aan de Inspectie met haar (Global) gesloten onderwijsovereenkomsten te overhandigen waaruit blijkt dat de betreffende deelnemers eerst na 1 augustus 2010 zijn ingeschreven op de CGO-opleidingen.
3.10. In haar brief van 29 juni 2012 heeft Global voor het eerst uitdrukkelijk kenbaar gemaakt aan de Inspectie dat de CGO-opleidingen niet per 1 januari 2010, maar per 1 augustus 2010 aan haar zijn overgedragen door ROC van Twente. Voor de goede orde wordt daarbij opgemerkt dat de in de onderhavige procedure overgelegde brief van Global van 9 mei 2012 slechts twee pagina's kent, zodat Global niet kan worden gevolgd voor zover zij in verband met de overname van de CGO-opleidingen in haar brief van 29 juni 2012 verwijst naar bladzijde 12 van de brief van 9 mei 2012. Bij de brief van 29 juni 2012 heeft Global bovendien gevoegd een overeenkomst tussen ROC van Twente en haar van 2 juli 2010, waarbij Global met ingang van 1 augustus 2010 overneemt de rechtsverhouding van ROC van Twente ten opzichte van de contracten betreffende de CGO-opleidingen, naar welke overeenkomst klaarblijkelijk wordt verwezen in de hiervoor besproken overeenkomst van 30 augustus 2010. Volgens Global betreft de overeenkomst van 2 juli 2010 een aanvulling op de overeenkomst van 31 maart 2010. De reden daarvoor was - zo stelt zij - dat de ten behoeve van haar af te geven diploma-erkenningen betreffende de CGO-opleidingen langer op zich lieten wachten dan verwacht en deze pas per 1 augustus 2010 zouden worden verstrekt.
3.11. Wat daarvan verder ook zij, het stond de Inspectie vrij om de brief van Global van 29 juni 2012 en de daarbij gevoegde overeenkomst van 2 juli 2010 buiten beschouwing te laten. Die brief is immers pas verzonden na de vaststelling van het (definitieve) rapport van 5 juni 2012 en daarmee tardief. Na die vaststelling was het onderzoek van de Inspectie immers afgerond. Het bepaalde in artikel 20 WOT verplicht de Inspectie in ieder geval niet om het onderzoek te heropenen op basis van nadien verkregen informatie. Global diende al haar bezwaren tegen het onderzoek en de resultaten daarvan - desgewenst ondersteund door bewijsstukken - kenbaar te maken in het kader van haar reactie(s) op het conceptrapport ex artikel 20 lid 3 WOT. Zoals hiervoor al aangegeven heeft zij dat nagelaten voor wat betreft het onderhavige bezwaar. Global behoeft niet in de gelegenheid te worden gesteld dat verzuim te herstellen. De enige mogelijk die Global nog rest na de vaststelling van het rapport is het inbrengen van een zienswijze, die vervolgens als bijlage bij het rapport wordt opgenomen. Van deze mogelijkheid heeft Global ook gebruik gemaakt. Die zienswijze kan echter geen wijziging in de bevindingen en de conclusies van het onderzoek meebrengen.
3.12. Global kan niet worden gevolgd in haar stelling dat de Inspectie Global in de gelegenheid had moeten stellen om te reageren op het rapport van 5 juni 2012, omdat dat rapport nieuwe informatie bevat en in de begeleidende brief een nadere onderbouwing voor bepaalde bevindingen is gegeven, zodat het rapport dienaangaande als een (nieuw) ontwerprapport in de zin van artikel 20 lid 3 WOT moet worden beschouwd. Allereerst verhoudt zich dat - mede bezien in het licht van het voorgaande - niet met het bepaalde in en de strekking van artikel 20 WOT. Bovendien wijkt het definitieve rapport niet zodanig af van het conceptrapport dat Global uit hoofde van het beginsel van hoor en wederhoor in de gelegenheid moet worden gesteld een nadere reactie te geven. Evident is dat bij de vaststelling van een definitief rapport wordt ingegaan op hetgeen in het kader van de reactie op een conceptrapport naar voren is gebracht, zodat het definitieve rapport altijd zal verschillen van het conceptrapport indien daarop is gereageerd. Dat betekent echter nog niet dat vervolgens weer mag worden gereageerd op het eindrapport anders dan door middel van een zienswijze. Zou dat anders zijn, dat zou dat kunnen meebrengen dat een onderzoek nooit kan worden afgerond.
3.13. Haar bezwaren tegen het onderzoek en het rapport betreffende de eindtermgerichte opleidingen met crebonummers 10175, 10178, 10805 en 10807 heeft Global in haar eerste termijn bij de mondelinge behandeling onbesproken gelaten. Nadat de Staat die bezwaren - in diens eerste termijn - gemotiveerd had bestreden, is Global in haar tweede termijn daarop ook niet teruggekomen. Voor zover Global die bezwaren heeft willen handhaven, brengt het voorgaande mee dat daaraan moet worden voorbijgegaan, wegens onvoldoende onderbouwing.
3.14. Al het bovenstaande betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat het rapport van 5 juni 2012 geen (aperte) onjuistheden bevat en dat de Inspectie het onderliggende onderzoek deugdelijk heeft uitgevoerd. Verder is de Inspectie op grond van artikel 21 lid 1 WOT verplicht om het onderzoek openbaar te maken. Omstandigheden die meebrengen dat de aard of omvang van het onderzoek zich daartegen verzet zijn gesteld noch gebleken.
3.15. De slotsom is dat de vorderingen van Global zullen worden afgewezen.
3.16. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Global, zoals verzocht uitvoerbaar bij voorraad, worden veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt Global in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van de Staat begroot op € 1.391,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 575,-- aan griffierecht;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2012.
jvl