ECLI:NL:RBSGR:2012:BX2862
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- Rechtspraak.nl
Erfbelasting en WOZ-waarde bij overlijden
In deze zaak gaat het om de erfbelasting die eiser, de echtgenoot van de erflaatster, moet betalen na het overlijden van zijn vrouw op 30 oktober 2010. De Belastingdienst had een aanslag erfbelasting voor het jaar 2010 opgelegd, waarbij de WOZ-waarde van de woning als basis werd genomen. De rechtbank oordeelt dat de aanslag terecht is vastgesteld op nihil, omdat de regeling in artikel 21, vijfde lid van de Successiewet geen ruimte biedt om van de WOZ-waarde af te wijken. Eiser stelde dat de waarde van de woning op het moment van overlijden lager was dan de WOZ-waarde, maar de rechtbank oordeelt dat de wet de Belastingdienst verplicht om de WOZ-waarde te hanteren. De rechtbank wijst erop dat de stelling van eiser dat de regeling onrechtvaardig is, niet kan worden meegenomen in de beoordeling, omdat de rechtbank zich aan de wet moet houden. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst, omdat deze het bezwaar van eiser ten onrechte ongegrond heeft verklaard. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat het bezwaar van eiser niet ontvankelijk is, wat betekent dat de aanslag op nihil blijft staan. De uitspraak is gedaan op 6 juni 2012 door mr. T. van Rij, rechter, en griffier mr. B. van Eeuwijk. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.