ECLI:NL:RBSGR:2012:BX4547

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/997104-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale handel in slaap- en kalmeringsmiddelen en witwassen van de opbrengsten

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 14 augustus 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte gedurende drieënhalf jaar zonder handelsvergunning bedrijfsmatig heeft gehandeld in slaap- en kalmeringsmiddelen, waaronder oxazepam, diazepam en clonazepam. De rechtbank oordeelt dat het belang van handhaving van het verbod op de illegale handel in geneesmiddelen evident is, gezien de gevaren van ongecontroleerd gebruik van deze middelen. De verdachte heeft door het aanbieden van deze middelen aan vele honderden afnemers, het gebruik ervan bevorderd en daarmee de gezondheid van anderen in gevaar gebracht. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan, vooral omdat zij zich kennelijk heeft laten leiden door financieel gewin ten koste van het welzijn van anderen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van de opbrengsten van deze illegale handel, wat een bedreiging vormt voor de integriteit van de samenleving en het financieel-economisch bestel. De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat de verdachte niet is verschenen ter terechtzitting, wat duidt op een gebrek aan verantwoordelijkheid voor haar daden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/997104-11
Datum uitspraak: 14 augustus 2012
Verstek
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum]1953 te [geboorteplaats],
[adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 juli 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A.W. Mol.
Verdachte is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter terechtzitting verschenen. Er is evenmin een uitdrukkelijk gemachtigde advocaat ter terechtzitting verschenen. De behandeling van de zaak is daarom, nadat de rechtbank verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte, buiten aanwezigheid van verdachte voortgezet.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij,
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 9 maart 2011, (telkens) te 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk, meermalen, althans eenmaal,
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid oxazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxazepam, en/of
- een hoeveelheid valium en/of diazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende valium en/of diazepam, en/of
- een hoeveelheid clonazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende clonazepam, en/of
- een hoeveelheid alprazolam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam, en/of
- een hoeveelheid temazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende temazepam, en/of
- een hoeveelheid flurazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende flurazepam, en/of
- een hoeveelheid bromazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende bromazepam, en/of
- een hoeveelheid lormetazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende lormetazepam, en/of
- een hoeveelheid zolpidem, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende zolpidem, en/of
- een hoeveelheid lorazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende lorazepam,
zijnde oxazepam en/of valium en/of diazepam en/of clonazepam en/of alprazolam en/of temazepam en/of flurazepam en/of bromazepam en/of lormetazepam en/of zolpidem en/of lorazepam, (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, althans (een) (hoeveelheid) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
terwijl, zij - verdachte - en/of haar mededader(s) van het plegen van voornoemd(e) misdrijf/misdrijven zijn beroep heeft gemaakt of het plegen van voornoemd(e) misdrijf/misdrijven als bedrijf heeft uitgeoefend;
artikel 11 lid 3 Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
2.
zij,
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 9 maart 2011, (telkens) te 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk meermalen, althans eenmaal,
(telkens) (een) charta(a)l(e) en/of gira(a)l(e) en/of contant(e) geldbedrag(en) van totaal 198.730 euro (proces-verbaal 10-508 AH/70 en/of AH/13) althans
22.266 euro (proces-verbaal 10-508 AH/13), en/of
148.986 euro (proces-verbaal 10-508 AH/55), en/of
5.008 euro (proces-verbaal 10-508 AH/58), en/of
22.470 euro (proces-verbaal 10-508 AH/60),
in elk geval een of meer (grote) geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, en/althans van een of meer voorwerpen, te weten een of meer geldbedrag(en) (totaal) 198.730 euro of daaromtrent, in elk geval een of meer (grote) geldbedrag(en), heeft gebruik gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
hebbende zij, verdachte, en/of haar mededader van het plegen van witwassen een gewoonte gemaakt;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij,
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 9 maart 2011, (telkens) te 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk meermalen, althans eenmaal,
zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen,
immers heeft verdachte en/of haar mededader, (telkens) (een) charta(a)l(e) en/of gira(a)l(e) en/of contant(e) geldbedrag(en) van totaal
198.730 euro (proces-verbaal 10-508 AH/70 en/of AH/13) althans
22.266 euro (proces-verbaal 10-508 AH/13), en/of
148.986 euro (proces-verbaal 10-508 AH/55), en/of
5.008 euro (proces-verbaal 10-508 AH/58), en/of
22.470 euro (proces-verbaal 10-508 AH/60),
in elk geval een of meer (grote) geldbedrag(en),
de werkelijk aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en of verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat geld is/zijn, en/of die/dat geld voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/althans gebruik heeft/hebben gemaakt van dit/deze charta(a)l(e) of gira(a)l(e) geldbedrag(en), terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, evenwel met uitzondering van dat deel van de tenlastelegging betreffende feit 2 primair, waarbij verdachte wordt verweten dat zij in de ten laste gelegde periode tevens een geldbedrag van in totaal € 22.266,-- heeft witgewassen, van welk onderdeel (partieel) vrijspraak wordt gevorderd.1
3.2 De beoordeling van de tenlastelegging2
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
In de periode van 22 oktober 2007 tot en met 26 mei 2008 is door de douane tijdens fysieke controles bij de invoer van postpakketten bij TNT Post te Amsterdam acht keer een postpakket dat vanuit Thailand was verzonden onderschept en in beslag genomen. In de postpakketten zaten tabletten Seresta en Valium.3 Van deze op lijst II behorende bij de Opiumwet genoemde geneesmiddelen zijn de werkzame stoffen oxazepam respectievelijk diazepam.4
Eén postpakket was gericht aan [medeverdachte], Postbus [nummer] te Den Haag5, drie pakketten waren gericht aan [medeverdachte], Postbus [nummer] te Den Haag6 en één aan [medeverdachte], Postbus [nummer] te Den Haag7. Uit onderzoek is gebleken dat de houder van Postbusnummer [nummer] verdachte was en dat de houder van de [Postbusnummers][medeverdachte] was.8 Verder waren drie postpakketten geadresseerd aan verdachte.9
Tijdens een onderzoek naar een zelfdoding in februari 2008 is naar voren gekomen dat de overledene M.V.(de rechtbank volstaat hier met het vermelden van de initialen van de betreffende persoon) in de periode van 9 januari 2007 tot en met 1 februari 2008 regelmatig via e-mail contact heeft gehad met iemand die haar onder meer Valium en Xanax, bevattende de op lijst II van de Opiumwet vermelde werkzame stof alprazolam10, aanbood en dit tegen betaling ook heeft geleverd.11 Uit onderzoek naar dit e-mailverkeer is gebleken dat de aanbieder, die ondertekende met de naam Jan, gebruik maakte van het telefoonnummer [06-nummer] en van het e-mailadres [mailadres@] en dat hij verzocht het geld voor de levering van de geneesmiddelen te storten op een bankrekeningnummer ten name van [naam overleden vader van verdachte]12 dan wel op bankrekening [nummer] ten name van medeverdachte [moeder] 13.14 Voorts is uit het e-mailverkeer gebleken dat de aanbieder op 29 januari 2008 aan M.V. heeft verzocht om als betalingskenmerk het woord "schilderijtje" (en haar naam) te gebruiken.15 Er is op 31 januari 2008 onder de omschrijving "schilderijtje M.V." een bedrag van € 165,-- op rekening [rekeningnummer]van medeverdachte bijgeschreven.16
Tijdens een onderzoek naar een poging tot zelfdoding in april 2009 werden op de kamer van deze betrokkene (T.H.; de rechtbank volstaat hier met het vermelden van de initialen van de betreffende persoon) diverse lege blisters aangetroffen met de merknaam Rivotrill, met als werkzame stof de op lijst II van de Opiumwet vermelde stof clonazepam17, en de merknaam Xanax.18
Tevens werd op de kamer van deze betrokkene (T.H.) een aan hem gerichte lege enveloppe aangetroffen met op de achterzijde "[postcode/huisnummer]".19 Voorts is op 18 maart 2009 en op 2 april 2009 van de rekening van deze betrokkene (T.H.) € 150,-- respectievelijk € 205,-- overgemaakt op rekening [rekeningnummer]van medeverdachte .20
Op 26 februari 200821, 23 april 201022 en 6 januari 201123 is door middel van Google op internet gezocht naar advertenties, waarin slaap- en kalmeringsmiddelen werden aangeboden en waarin het telefoonnummer [06 nummer] en/of het e-mailadres [mailadres@] voorkwam.
Er zijn op Zoekwekker.nl advertenties aangetroffen (met onder meer de vermelding: "op 2 oktober 2007 gevonden") waarin onder andere oxazepam te koop wordt aangeboden en waarin zowel genoemd telefoonnummer als genoemd e-mailadres staat vermeld.24 Op 26 januari 2010 is op een internetforum een posting geplaatst waarin over onder andere diazepam wordt gesproken en waarin het genoemde e-mailadres voorkomt.25 Er is verder vastgesteld dat op 20 en 21 februari 2010, 12 maart 2010, 7 en 29 september 2010 en op 1 januari 2011 op verschillende websites advertenties zijn geplaatst waarin benzodiazepinen26, waaronder diazepam, bromazepam, zolpidem, valium, temazepam, flurazepam, Rivotrill (met als werkzame stof clonazepam), lorazepam en lormetazepam te koop worden aangeboden. In de advertenties komen - naast het genoemde telefoonnummer - de naam Jan en het e-mailadres [mailadres@] voor.27
Op 24 mei 2011 zijn door gebruik te maken van de contactgegevens [06 nummer], [mailadres@] en [mailadres@] opnieuw advertenties op internet gevonden waarin slaap- en kalmeringsmiddelen worden aangeboden. De advertenties zijn allemaal vóór 2011 geplaatst.28
Uit onderzoek is gebleken dat de gebruiker van het telefoonnummer [06 nummer] medeverdachte betreft.29 Uit de analyse van de historische verkeersgegevens van genoemd telefoonnummer blijkt dat dit nummer regelmatig contact heeft met de telefoonnummers [06-nummer] en [06-nummer]. Deze telefoonnummers zijn in gebruik bij verdachte.30
Verdachte heeft verklaard dat zij gebruik maakt van nummer [06-nummer] en dat haar zoon gebruik maakt van nummer [06-nummer].31 Uit onderzoek in de telefoons blijkt dat op 15 februari 2011 vanaf telefoonnummer [06-nummer] naar het nummer [06-nummer] het volgende sms-bericht wordt verstuurd: "...Hoeveel oxa moet ik silvia sturen? Heb ook fura tema en broma...".32
Voorts is uit onderzoek gebleken dat de adverteerder van de advertentie op de vraag- en aanbod website www.dienst.nl33 zich heeft aangemeld met het e-mailadres [mailadres@] en dat er gebruik is gemaakt van het IP adres [IP-adres]
Tijdens de doorzoeking op 9 maart 2011 van de woning in de [straat] Den Haag is het IP adres van een ter plekke aangetroffen laptop uitgelezen. Het IP adres betrof [IP-adres] Verder zijn op het bureaublad van een in de woning aangetroffen desktop verschillende tekstbestanden aangetroffen waarin slaap- en kalmeringsmiddelen te koop worden aangeboden en waarin eerder genoemde contactgegevens staan vermeld.36
Tijdens de doorzoeking in de woning in de [adres] zijn er voorts geneesmiddelen aangetroffen en in beslag genomen. Uit de in beslag genomen geneesmiddelen zijn monsters genomen. De monsters bevatten de volgende werkzame stoffen: oxazepam, flurazepam, bromazepam, diazepam, lormetazepam, zolpidem, lorazepam en temazepam. De werkzame stoffen komen voor op lijst II behorende bij de Opiumwet.37
In april en mei 2011 zijn de getuigen [A.], [B.], [C.], [D.], [E.] en [F.] gehoord. De getuigen hebben verklaard dat zij in de loop der jaren weleens via advertenties op internet benzodiazepinen, waaronder Valium, diazepam, oxazepam en flurazepam, bij 'Jan' hebben gekocht.38 De geneesmiddelen werden besteld door te bellen naar het telefoonnummer [06 nummer] of [06-nummer]39 of door het versturen van een sms naar het in de advertenties genoemde telefoonnummer.40 Een aantal van voornoemde getuigen heeft tevens verklaard dat zij het geld voor de gekochte geneesmiddelen via de bank overmaakten op een door deze 'Jan' opgegeven bankrekening en dat de geneesmiddelen vervolgens (al dan niet aangetekend) werden verstuurd.41
Verdachte heeft over de in de periode 2007 en 2008 ingevoerde tabletten verklaard dat het de handel van haar zoon [naam] is42 en dat zij weet dat [naam zoon] blisters met pillen in een enveloppe deed en deze verstuurde. [naam zoon] en zij gebruikten een ticketprinter om de naam en het adres op een etiket te drukken.43 Verder heeft zij verklaard dat een koper meestal bestelde door middel van een e-mailbericht waarin zij opgaven wat ze wilde hebben. Men kreeg dan te horen naar welk bankrekeningnummer men geld moest overmaken.44
In een aantal van de advertenties stond onder meer dat de medicijnen - naast de mogelijkheid van het aangetekend verstuurd ontvangen daarvan - konden worden afgehaald pal tegenover de eerste hulp ingang van het MCH Westeinde ziekenhuis in Den Haag of in de [straat].45 Tijdens een observatie op 19 januari 2011 wordt vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte zoon] in de [straat] te Den Haag contact heeft met een jonge vrouw. Nadat [medeverdachte zoon] handcontact heeft gemaakt met de vrouw, loopt hij terug naar zijn woning.46 Getuige [C.] heeft verklaard dat hij de middelen van Jan kocht in de [straat] in Den Haag en dat hij dan contant betaalde. Hij heeft ook weleens met een wat oudere vrouw contact gehad. Zij leverde in de buurt van de [straat] de via sms bestelde geneesmiddelen af. Ook deze werden contant betaald.47 Getuige [A.], getuige [D.] en getuige [F.] hebben eveneens verklaard dat als Jan in Thailand was er telefonisch contact was met een (oudere) vrouw.48
Verdachte heeft verklaard dat zij samen met haar zoon in een huis woont en dat zij weleens de telefoon van haar zoon heeft opgenomen als hij niet thuis was en dat er dan naar Jan49 werd gevraagd.50 Verdachte heeft verder aangegeven dat zij ongeveer drie keer per week enveloppen met daarin (blisters met) geneesmiddelen verstuurde51 en dat zij ook weleens geneesmiddelen in de [straat] te Den Haag aan mensen heeft gegeven.52 Zij kreeg dan cashgeld dat zij later aan haar zoon [naam zoon] gaf.53 Ook kreeg zij weleens een sms-bericht wanneer iemand in de buurt was, waarop een tijd en plaats waar de overdracht van de geneesmiddelen zou plaatsvinden werd afgesproken.54
In de periode 1 oktober 2007 tot en met 10 februari 2011 is op rekeningnummer [rekeningnummer]ten name van medeverdachte [medeverdachte zoon]55 in totaal € 37.578,74 aan contanten gestort en in totaal € 111.407,62 door particulieren, onder wie de getuigen [A.], [D.], [E.] en [F.], bijgeschreven. In totaal is van deze rekening een bedrag van € 61.425,00 aan [persoon G.] overgeschreven.56
In de periode 6 oktober 2010 tot en met 7 maart 2011 is op rekeningnummer 19.83.39.410 ten name van verdachte57 in totaal € 5.008,00 door particulieren, onder wie de getuige [B.], bijgeschreven.58
In de periode 1 oktober 2007 tot en met 28 maart 2011 is op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van verdachte59 in totaal een bedrag van € 18.505,00 aan contanten en in totaal een bedrag van € 3.965,00 door particulieren gestort. Van deze rekening is in totaal een bedrag van € 15.878,00 aan [persoon G.] overgeschreven.60
Bij de betalingen op de bankrekeningen door particulieren stonden er de ene keer geen omschrijvingen vermeld, de andere keer stonden er onder andere de volgende omschrijvingen als betalingskenmerken: "vaasje", "schilderij", "bestelling", "benzine", "marktplaats" en "horloge".61 Een aantal getuigen heeft verklaard dat dit soort omschrijvingen moesten worden vermeld als er geneesmiddelen werden besteld.62
Verdachte heeft verklaard dat de stortingen op haar of op een bankrekening de opbrengsten waren van de geleverde geneesmiddelen die in contanten werden betaald.63 Verder heeft verdachte verklaard dat [persoon G.] geneesmiddelen naar Postbussen in een postkantoor in Scheveningen stuurde.64
Op grond van het bovenstaande - in onderlinge samenhang bezien - acht de rechtbank de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bovengenoemde bewijsmiddelen tevens dat tussen verdachte en haar medeverdachte [medeverdachte zoon] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking ter uitvoering van de gezamenlijke handel in ongeregistreerde geneesmiddelen en het vervolgens witwassen van de verdiensten hieruit. Uit de bewijsmiddelen blijkt voldoende van feitelijke gedragingen van verdachte en haar medeverdachte die als een wezenlijke bijdrage aan de strafbare feiten kunnen worden aangemerkt. Ook is gebleken van al dan niet uitdrukkelijke afspraken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte zoon] om de verschillende taken te verdelen. Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachte is naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen.
Voor wat betreft het onder 2 primair ten laste gelegde witwassen van het geldbedrag van € 22.266,-- overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat genoemd geldbedrag buiten (immers voorafgaande aan) de ten laste gelegde periode is gestort op een rekening ten name van [naam overleden ex-partner]. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde, voor zover dat ziet op het witwassen van voormeld geldbedrag.
3.3 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
zij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 9 maart 2011 te 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland telkens tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk meermalen
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt,
- een hoeveelheid oxazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxazepam, en
- een hoeveelheid diazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende diazepam, en
- een hoeveelheid clonazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende clonazepam, en
- een hoeveelheid alprazolam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam, en
- een hoeveelheid temazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende temazepam, en
- een hoeveelheid flurazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende flurazepam, en
- een hoeveelheid bromazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende bromazepam, en
- een hoeveelheid lormetazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende lormetazepam, en
- een hoeveelheid zolpidem, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende zolpidem, en
- een hoeveelheid lorazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende lorazepam,
zijnde oxazepam en diazepam en clonazepam en alprazolam en temazepam en flurazepam en bromazepam en lormetazepam en zolpidem en lorazepam, elk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
terwijl, zij - verdachte - en haar mededader het plegen van voornoemde misdrijven als bedrijf hebben uitgeoefend;
2.
zij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 9 maart 2011 te 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland telkens tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk meermalen,
telkens girale en contante geldbedragen van totaal 176.464 euro (proces-verbaal 10-508 AH/70)
heeft verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet en van een of meer grote geldbedragen heeft gebruik gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en haar mededader wisten dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijven,
hebbende zij, verdachte, en haar mededader van het plegen van witwassen een gewoonte gemaakt.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, alsmede tot een geldboete van € 50.000,-, subsidiair te vervangen door 285 dagen hechtenis.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte gedurende drie en een half jaar zonder handelsvergunning bedrijfsmatig gehandeld in slaap- en kalmeringsmiddelen en de verdiensten hieruit witgewassen.
Het belang van handhaving van het verbod op de illegale handel in geneesmiddelen behoeft nauwelijks nadere beargumentering. Verdachte gaat met het plegen van dit feit voorbij aan de gevaren die het ongecontroleerde gebruik van deze middelen met zich meebrengen. De onderhavige middelen kunnen bij onoordeelkundige toepassing immers zeer schadelijk voor de gezondheid zijn en hebben bovendien een verslavende werking. Door de ongelimiteerde beschikking over deze middelen aan - vele honderden - afnemers te verschaffen, hebben verdachte en haar medeverdachte het gebruik voor hen eenvoudig gemaakt en bevorderd. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van het welzijn van anderen.
Het misdrijf witwassen vormt in meerdere opzichten een bedreiging voor de integriteit van de samenleving. Het maakt criminaliteit lucratief en vormt een aantasting van het financieel-economisch bestel.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte niet is verschenen ter terechtzitting, waarmee zij ervan blijk heeft gegeven geen enkele verantwoordelijkheid te willen nemen voor haar daden.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte, zoals blijkt uit een uittreksel Justitiële Documentatie van 23 maart 2012, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Gelet op het vorenstaande en in het bijzonder op hetgeen in de regel in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf van forse duur passend en geboden. Bij de vaststelling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de frequentie, de intensiteit en de bijzonder lange duur van de handel in geneesmiddelen door verdachte en haar medeverdachte.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 primair:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.Th. de Boer, voorzitter,
mrs M.J.J. Visser en M.L. Harmsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Verkijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 augustus 2012.
Mr. Visser is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Het schriftelijke requisitoir van de officier van justitie, welke aan de voorzitter is overgelegd en aan het proces-verbaal ter terechtzitting zal worden gehecht.
2 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit - tenzij anders vermeld - de pagina's van een bundel ambtsedige processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en), en geschriften, met bijlagen, nummer 2010 508, van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (doorgenummerd p. 1 t/m p. 1351).
3 Algemeen proces-verbaal p. 8 en 41; AH1 p. 49; AH2 p. 58 en 59; AH3 p. 60 en 61; AH 4 p. 62 en 63; AH5 p. 64 en 65; AH6 p. 66 en 67; AH7 p. 68 en 69; AH8 p. 70 en 71; AH9 p. 72 en 73.
4 Algemeen proces-verbaal p. 8 en AH1 p. 49.
5 AH2 p. 58-59.
6 AH3 p. 60 en 61; AH 4 p. 62 en 63; AH9 p. 72 en 73.
7 AH5 p. 64 en 65.
8 AH10 p. 74 en D9 p. 380-381: De houder van Postbusnummer [nummer] was [verdachte], adres: [straat] Den Haag. De houder van de [Postbusnummers] was [medeverdachte zoon], adres: [straat] Den Haag. Algemeen proces-verbaal p. 8: Verdachte [medeverdachte zoon] en [verdachte] staan volgens de Gemeentelijke Basis Administratie ingeschreven op het adres [straat] Den Haag.
9 AH6 p. 66 en 67; AH7 p. 68 en 69; AH8 p. 70 en 71: [verdachte], [straat] Den Haag. Algemeen proces-verbaal p. 8: Verdachte [medeverdachte zoon] en [verdachte] staan volgens de Gemeentelijke Basis Administratie ingeschreven op het adres [straat] Den Haag.
10 AH11 p. 80.
11 AH11 p. 76-77 en D15 p. 399-404.
12 AH13 p. 85: Uit onderzoek is gebleken dat [persoon] de reeds op 12 februari 2005 overleden vader van [medeverdachte zoon] en de ex-partner van [verdachte] betreft.
13 AH55 p. 223: [medeverdachte zoon] is de rekeninghouder van rekeningnummer [nummer].
14 AH11 p. 78 en D15 p. 399-404.
15 AH11 p. 78 en D15 p. 401.
16 D76.18 p. 587.
17 Algemeen proces-verbaal p. 11.
18 Algemeen proces-verbaal p. 11; D16 p. 405.
19 AH12 p. 83; D17 p. 406 en D18 p. 407.
20 AH12 p. 83; D19 p. 408 en D20 p. 409; D76.69 p. 638 en D76.72 p. 641.
21 AH11 p. 80-81.
22 AH14 p. 91-92.
23 AH15 p. 93-94.
24 AH11 p. 81; D39 en D40 p. 435.
25 AH14 p. 92, D30 p. 420.
26 Algemeen proces-verbaal p. 6: Verzamelnaam voor geneesmiddelen die behoren tot een geneesmiddelengroep met sederende en anxiolytische eigenschappen.
27 AH14 p. 91-92; D22 p. 412; D23 en D24 p. 413-414; D27 p. 417, alsmede AH15 p. 93-94; D32 en D33 p. 422-423; D34 p.424; D35 p. 425.
28 AH65 p. 242-243; D109 t/m D122 p. 1314-1327.
29 AH16 p. 98: [medeverdachte zoon], [straat] Den Haag.
30 AH22 p. 116 en 117: [verdachte], [straat] Den Haag.
31 V2/1 p. 329.
32 AH 71 p. 256-258; AH72 p. 259-261; D87 p. 1203.
33 AH14 p. 93-94; D23 en D24 p. 413-414.
34 AH28 p. 141-142; D53 p. 459.
35 AH49 p. 206.
36 AH46 p. 195-199.
37 AH33 p. 162; AH52 p. 215-217; Overzicht: D61 p. 474-480; Vindplaatscodering: Algemeen proces-verbaal p. 23; Uitslag onderzoek monsters, overzicht werkzame stoffen: D106 p. 1286-1289.
38 G1 p. 276-277; G2 p. 278-280; G3 p. 281-284; G5 p. 287-291; G6 p. 292-295 en G7 p. 296-298.
39 G1 p. 277.
40 G3 p. 283; G5 p. 288; G6 p. 293-294.
41 G1 p. 277; G2 p. 279; G5 p. 289; G6 p. 293-294; G7 p. 297-298.
42 V2/2 p. 334.
43 V2/4 p. 341.
44 V2/3 p. 337 en V2/5 p. 348.
45 AH14 p. 91-92; D22 p. 412; D23 en D24 p. 413-414; D27 p. 417 en AH15 p. 93-94; D32 en D33 p. 422-423; D34 p. 424; D35 p. 425.
46 AH23 p. 123.
47 G3 p. 282-284.
48 G1 p. 277 (een persoon genaamd: Ineke); G5 p. 288 en G7 p. 297.
49 V2/5 p. 347: "Met Jan bedoel ik mijn zoon. Hij heeft een hekel aan zijn eigen naam".
50 V2/2 p. 332 en V2/3 p. 337.
51 V2/4 p. 343.
52 V2/3 p. 337 en V2/5 p. 348.
53 V2/3 p. 337.
54 V2/3 p. 338.
55 AH55 p. 222: [medeverdachte zoon] is de rekeninghouder van rekeningnummer 7054924.
56 AH55 p. 222-224; AH70 p. 252-255; D76.1 t/m D76.184, p. 570-753; Overzicht: D77 p. 754.
57 AH47 p. 201: [verdachte] is de rekeninghouder van rekeningnummer [nummer]
58 AH58 p. 228-229; AH70 p. 252-255; D72 p. 513-515; Overzicht: D 80 p. 762.
59 AH60: [verdachte] is de rekeninghouder van rekeningnummer [rekeningnummer].
60 AH60 p. 231-232; AH70 p. 252-255; D82.1 t/m D82.353, p. 838-1193; Overzicht: D105 p. 1284-1285.
61 AH55 p. 222-224; D76.1 t/m D76.184, p. 570-753 en AH60 p. 231-232; D82.1 t/m D82.353, p. 838-1193.
62 G1 p. 277; G5 p. 290; G7 p. 297.
63 V2/5 p. 349.
64 V2/5 p. 349.