ECLI:NL:RBSGR:2012:BX5425
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring en de schending van grondrechten
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 20 augustus 2012 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de vreemdelingenbewaring van eiser, een Togolese nationaliteit. Eiser heeft in beroep verwezen naar rapporten van de Nationale ombudsman en het Europees Comité voor de Preventie van Foltering (CPT), waarin wordt gesteld dat vreemdelingen onder een strafrechtelijk regime in vreemdelingenbewaring verblijven en dat dit in sommige opzichten slechter is dan voor strafrechtelijke gedetineerden. De rechtbank overweegt dat het aan de wetgever of de uitvoerende macht is om de aanbevelingen van deze instanties op te volgen en alternatieven voor vreemdelingenbewaring te ontwikkelen. De rechter moet toetsen of de grondrechten van de vreemdeling in het specifieke geval niet worden geschonden en of er geen lichtere maatregel mogelijk is.
De rechtbank stelt vast dat eiser op 19 juni 2012 in bewaring is gesteld en dat zijn beroep tegen het voortduren van deze maatregel eerder ongegrond is verklaard. De rechtbank onderzoekt of het voortduren van de bewaring rechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet kan meewerken aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit, maar de rechtbank oordeelt dat hij wel degelijk verplicht is om hieraan mee te werken. De rechtbank concludeert dat er zicht is op verwijdering en dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is, omdat eiser niet meewerkt aan zijn vertrek uit Nederland.
De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank concludeert dat het enkele feit dat eiser in vreemdelingenbewaring verblijft, geen schending van zijn grondrechten oplevert. De rechtbank benadrukt dat de maatregel van bewaring is bedoeld om de vreemdeling beschikbaar te houden voor uitzetting en dat de beperking van grondrechten in dit kader gerechtvaardigd is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.