ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6253

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
414449 - FA RK 12-1657
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging alimentatieverplichting na twaalfjaarstermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 augustus 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw. De vrouw had verzocht om een maandelijkse alimentatie van € 4.000,- voor de periode van 28 december 2011 tot 4 december 2016. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de twaalfjaarstermijn voor alimentatie, zoals vastgelegd in artikel 1:157, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek, was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de alimentatieverplichting weliswaar ingrijpend is voor de vrouw, maar niet zo ingrijpend dat het redelijkerwijs niet van haar gevergd kan worden. De rechtbank overwoog dat de vrouw vanaf het sluiten van het echtscheidingsconvenant in 1999 rekening had kunnen houden met de duur van de alimentatiebetaling en dat zij voldoende tijd had gehad om zich voor te bereiden op de beëindiging van de alimentatie. De rechtbank ging voorbij aan het betoog van de vrouw dat haar gezondheidstoestand haar zou hebben belet om te werken, omdat dit niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de vrouw de kans had gehad om haar leven aan te passen aan de beëindiging van de alimentatieverplichting en dat de financiële keuzes die zij had gemaakt voor haar eigen rekening kwamen. De beschikking is gegeven door mr. D.R. van der Meer, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 12-1657
Zaaknummer: 414449
Datum beschikking: 30 augustus 2012
Alimentatie
Beschikking op het op 1 maart 2012 ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw],
advocaat: mr. F.B. Kloppenburg te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats man],
advocaat: mr. P. de Vos te Amsterdam.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief d.d. 2 maart 2012 van de zijde van de vrouw;
- het verweerschrift;
- de brief d.d. 19 juli 2012 met bijlagen van de zijde van de man;
- de brief d.d. 20 juli 2012 met bijlagen van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 23 juli 2012 met bijlagen van de zijde van de man/
Op 2 augustus 2012 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man en de vrouw, beiden vergezeld van hun advocaat. Van de zijde van de man zijn pleitnotities overgelegd en van de zijde van de vrouw is een nader stuk overgelegd.
Verzoek en verweer
Het verzoek van de vrouw strekt ertoe te bepalen dat de man met ingang van 28 december 2011 tot 4 december 2016 bij vooruitbetaling een bedrag van € 4.000,- per maand aan de vrouw zal betalen als alimentatie, althans een beslissing te nemen die de rechtbank juist acht, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.
Feiten
- Partijen zijn gehuwd geweest van [datum huwelijk] 1971 tot [datum echtscheiding] 1999.
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. [datum beschikking] 1999 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is het tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant aan de beschikking gehecht.
- De alimentatietermijn als bedoeld in artikel 1: 157, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek is geëindigd op [datum] 2011.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat beëindiging van de alimentatietermijn van ingrijpende aard is voor de vrouw, nu de vrouw heeft gesteld dat de alimentatie haar enige inkomen is.
De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van de vrouw dat beëindiging van de alimentatietermijn van zo ingrijpende aard is dat ongewijzigde handhaving van de termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van haar kan worden gevergd. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de vrouw vanaf het moment van sluiten van het echtscheidingsconvenant tussen partijen de vrouw rekening heeft kunnen houden met de duur van de alimentatiebetaling door de man, te weten de termijn van twaalf jaar. Voorts acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat de vrouw niet had kunnen werken. Het beroep op haar gezondheidstoestand wordt gepasseerd, nu op grond van de overgelegde stukken naar het oordeel van de rechtbank niet is komen vast te staan dat de vrouw niet in staat was om te werken.
Gelet op de royale alimentatie die de vrouw heeft ontvangen, heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank de kans gehad om zodanig te anticiperen op de periode dat de alimentatietermijn zou aflopen, dat zij ook op dat moment haar leven zoveel als mogelijk zou kunnen voortzetten zoals ze was gewend. Dat de keuzes die de vrouw in de afgelopen jaren in financieel opzicht heeft gemaakt thans niet of minder voordelig voor haar uitpakken dan op voorhand gedacht, is voor rekening van de vrouw en behoort voor haar rekening te blijven.
De door de vrouw aangehaalde jurisprudentie maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, zodat hieraan voorbij gegaan wordt. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank beslissen als na te melden.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.R. van der Meer, in tegenwoordigheid van
mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 augustus 2012.