ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6260

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
424530 - KG ZA 12-823
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van medische informatie door huisarts na overlijden van de vader van een minderjarige

In deze zaak vordert eiseres, als wettelijk vertegenwoordigster van haar minderjarige zoon, dat de huisarts van de overleden vader van haar kind informatie verstrekt over de ziekte en het medicijngebruik van de vader in de week voorafgaand aan zijn overlijden. Eiseres heeft twijfels over de gang van zaken rondom het testament van de vader, dat kort voor zijn overlijden is gewijzigd en nadelig is voor de minderjarige. De huisarts, gedaagde, heeft geweigerd deze informatie te verstrekken, zich beroepend op zijn beroepsgeheim. De voorzieningenrechter oordeelt dat de geheimhoudingsplicht van de huisarts niet kan worden doorbroken. De vordering van eiseres wordt afgewezen, omdat er geen voldoende concrete aanwijzingen zijn dat de vader ten tijde van het opstellen van het testament handelingsonbekwaam was. De voorzieningenrechter stelt vast dat eiseres niet kan aantonen dat de vader niet in staat was zijn wil te bepalen, en dat zij andere middelen heeft om de benodigde informatie te verkrijgen. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 424530 / KG ZA 12-823
Vonnis in kort geding van 31 augustus 2012
in de zaak van
[eiseres], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige [minderjarige],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. H.A. Terleth-Gerretse te Lisse,
tegen:
[gedaagde], huisarts,
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. E.J.C. de Jong te Utrecht.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 23 augustus 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eiseres is de moeder van [minderjarige] (hierna 'de minderjarige'), geboren op [geboortedatum] 2003. Eiseres heeft een affectieve relatie gehad met [X] (hierna '[X]'), de vader van de minderjarige. [X] is overleden op 14 januari 2010. De affectieve relatie tussen eiseres en [X] was ten tijde van het overlijden van [X] reeds geruime tijd beëindigd. Kort voor zijn overlijden heeft eiseres [X] bezocht. Gedaagde was de huisarts van [X].
1.2. Daags voor zijn overlijden heeft [X], die ongeneeslijk ziek was, zijn testament gewijzigd. Hiermee is het op 29 december 2008 verleden testament herroepen.
1.3. Bij brief van 25 juni 2012 heeft de advocaat van eiseres gedaagde verzocht om informatie te verstrekken met betrekking tot de ziekte en het medicijngebruik van [X].
1.4. Bij brief van 27 juni 2012 heeft gedaagde aan eiseres meegedeeld dat hij gebonden is aan zijn beroepsgeheim en dat hij de gevraagde informatie niet mag geven.
2. Het geschil
2.1. Eiseres vordert - zakelijk weergegeven - gedaagde te veroordelen informatie te verschaffen met betrekking tot de aard van de ziekte waaraan [X] is overleden en de medische handelingen en het exacte medicijngebruik in de periode van 8 januari 2010 tot en met 14 januari 2010, zulks op straffe van een dwangsom en met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2.2. Daartoe stelt eiseres het volgende. Eiseres heeft twijfels gekregen over de gang van zaken bij de vaststelling van het laatste testament van [X]. Eiseres heeft onlangs van de ouders van [X] vernomen dat hij in de laatste dagen van zijn leven onder invloed van morfine, kalmeringsmiddelen en slaaptabletten verkeerde. Van de notaris heeft eiseres vervolgens vernomen dat hij [X] pas bij het verlijden van het testament voor het eerst heeft ontmoet en dat het initiatief tot wijziging van het testament niet is uitgegaan van [X] maar van diens familieleden, die bovendien bij de ondertekening van het testament aanwezig waren. Het gewijzigde testament is zeer nadelig voor de minderjarige, aangezien hij onder het eerdere testament aanspraak zou hebben gehad op een veel groter deel van de nalatenschap. Zo is de maandelijks ten behoeve van de minderjarige uit te keren vergoeding, waarover eiseres en [X] kort voor diens overlijden nog hadden gesproken, geschrapt. Daarnaast wordt nu loon toegekend aan de executeur. Eiseres heeft de medische gegevens van [X] nodig om diens handelingsbekwaamheid te kunnen beoordelen en daarmee te kunnen bepalen of de kostbare procedure tot vernietiging van het testament zinvol is. Aan het beroepsgeheim van gedaagde kan voorbijgegaan worden, aangezien eiseres geen andere middelen ten dienste staan en het ook de uitdrukkelijke wens van [X] was dat eiseres de belangen van de minderjarige zo goed mogelijk zou behartigen.
Gelet op de wettelijke termijnen voor de vernietiging van een testament, heeft eiseres recht op en een spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorziening.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Tussen partijen is in geschil of gedaagde gehouden is in strijd met zijn beroepsgeheim medische informatie over [X] te verschaffen aan eiseres.
3.2. Als meest verstrekkend verweer heeft gedaagde het spoedeisend belang aan de zijde van eiseres betwist. Dit verweer kan niet worden gevolgd. Met de stelling van eiseres dat zij voorafgaand aan het verlopen van een wettelijke termijn informatie wenst over de mogelijke handelingsonbekwaamheid van [X], is het spoedeisend belang gegeven.
3.3. Uit niets blijkt dat [X], zo hij nog in leven was geweest, aan gedaagde toestemming zou hebben gegeven om zijn medische gegevens aan eiseres te verstrekken, ook niet in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige. Dit betekent dat de vordering van eiseres alleen kan worden toegewezen indien er gegronde redenen zijn om het medisch beroepsgeheim van gedaagde te doorbreken.
3.4. Bij de beoordeling staat voorop dat het belang van de in artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek vastgelegde geheimhouding van zodanig gewicht is dat daarop slechts inbreuk kan worden gemaakt, indien er voldoende concrete aanwijzingen bestaan dat een ander zwaarwegend belang geschaad zou (kunnen) worden indien die geheimhouding onverkort zou worden gehandhaafd. Doorbreking van de geheimhoudingsplicht na het overlijden van de patiënt kan gerechtvaardigd zijn indien zou komen vast te staan dat de overledene ten tijde van het opstellen van het laatste testament handelingsonbekwaam was en dat de belanghebbende zonder dit laatste testament aanspraak zou hebben op een groter deel van diens nalatenschap. Bij de beoordeling van de vraag of inbreuk op de geheimhoudingsplicht gerechtvaardigd is, dient voorts mede in aanmerking te worden genomen of belanghebbende andere middelen ten dienste staan om de door haar gewenste informatie te verkrijgen (zie ook gerechtshof Arnhem, arrest van 10 januari 2012, LJN: BV0470).
3.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doorstaat de vordering van eiseres voormelde toets niet. Redengevend daarvoor is het volgende. Ook indien zou komen vast te staan dat [X] ten tijde van het opmaken van het laatste testament de door eiseres beschreven medicatie gebruikte, dan volgt daaruit nog niet dat hij niet in staat was zijn wil te bepalen. Dit klemt temeer nu [X] volgens zowel gedaagde als de notaris hiertoe wel in staat was. Gedaagde heeft in dit verband verklaard dat hij tot het einde toe nauw betrokken is geweest bij [X] en dat hij steeds het idee heeft gehad dat [X] precies wist wat hij wilde. Ook eiseres, die kort voor diens overlijden nog een bezoek heeft gebracht aan [X] en die vervolgens is geconfronteerd met het nadien gewijzigde testament, heeft tot voor kort kennelijk niet getwijfeld aan de handelingsbekwaamheid van [X]. Indien eiseres thans desalniettemin de door haar gestelde twijfels heeft, ligt het veeleer op haar weg de notaris en de familie van [X] als getuigen te doen horen in plaats van een beroep te doen op gedaagde om zijn zwijgplicht te doorbreken.
3.6. Slotsom van het voorgaande is dat de vordering van eiseres moet worden afgewezen. Zij zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.083,-, waarvan € 816,- aan salaris advocaat en € 267,- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2012.
WJ