ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6360

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
421872 - KG RK 12-1380
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlof tot beslaglegging in onteigeningszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 juli 2012 uitspraak gedaan in een verzoek van Stigchel Vastgoed B.V. tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van beslag tot (terug)levering op basis van artikel 730 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De onderliggende vordering was gegrond op artikel 61 van de Onteigeningswet (Ow). Stigchel stelde dat de Gemeente Den Haag, na een onteigeningsvonnis van 14 november 2007, niet binnen de voorgeschreven termijn van drie jaar met de werkzaamheden was begonnen, waardoor zij recht had op teruglevering van de onteigende percelen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Gemeente binnen de termijn van drie jaar na het onteigeningsvonnis daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht, namelijk het bouwrijp maken van de percelen. De rechtbank oordeelde dat de door de Gemeente uitgevoerde werkzaamheden, waaronder het aanbrengen van damwanden, onder de definitie van 'arbeid aan het werk' valt zoals bedoeld in artikel 61 Ow. Dit betekent dat de driejaarstermijn niet was verstreken en Stigchel dus niet kon worden gevolgd in haar verzoek om teruglevering.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van Stigchel tot het leggen van beslag afgewezen, omdat de onderliggende vordering niet aannemelijk was gemaakt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. R.J. Paris.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaak- / rekestnummer: 421872 / KG RK 12-1380
Beschikking van de voorzieningenrechter van 26 juli 2012
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STIGCHEL VASTGOED B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verzoekster,
advocaat mr. H.J.M. van Schie te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
tegen
GEMEENTE DEN HAAG,
zetelend te Den Haag,
verweerster,
advocaat mr. E.J. Snijders-Storm te Den Haag.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als 'Stigchel' en 'de Gemeente'.
1.De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift van Stigchel van 4 juli 2012, met 9 producties;
-de mondelinge behandeling van 24 juli 2012.
2.De beoordeling
2.1.Het verzoek van Stigchel strekt - kort gezegd - tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van beslag tot levering ex artikel 730 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ('Rv'), juncto artikel 700 Rv.
2.2.Daartoe stelt Stigchel het volgende.
Stigchel had in eigendom een tweetal percelen aan het [A-straat te plaats A]. Bij vonnis van 14 november 2007 heeft deze rechtbank met betrekking tot die percelen de vervroegde onteigening uitgesproken ten behoeve van de Gemeente. Tegen dat vonnis is geen beroep in cassatie ingesteld. Nadat de zich op de percelen bevindende opstallen begin 2009 waren gesloopt, heeft de Gemeente het terrein, dat niet bestemd is voor de openbare dienst, braak laten liggen. De Gemeente heeft derhalve niet binnen drie jaar nadat het vonnis van 14 november 2007 in kracht van gewijsde ging een aanvang gemaakt met het werk waartoe werd onteigend, dan wel de arbeid aan het werk meer dan drie jaar gestaakt. Op grond daarvan maakt Stigchel aanspraak op teruglevering van de onteigende percelen op de voet van het bepaalde in artikel 61 van de Onteigeningswet ('Ow'). De Gemeente is voornemens de percelen te verkopen aan een derde. Stigchel heeft dus belang bij het door hem gevraagde verlof, opdat haar vordering op de Gemeente (ex artikel 61 Ow) wordt veiliggesteld.
2.3.De Gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen toewijzing van het verzoek van Stigchel. In dat verband heeft zij - onder meer - aangevoerd dat de in artikel 61 Ow opgenomen driejaarstermijn niet is verstreken, zodat Stigchel het door haar gestelde vorderingsrecht (nog) niet toekomt.
2.4.Tussen partijen is niet in geschil dat de Gemeente de opstallen op de onteigende percelen begin 2009 heeft gesloopt, dan wel laten slopen. Daarmee staat vast dat de Gemeente binnen drie jaar nadat het onteigeningsvonnis kracht van gewijsde kreeg een aanvang heeft gemaakt met het werk waartoe de percelen werden onteigend. Dat brengt mee dat - met het oog op voormeld verweer van de Gemeente - thans enkel nog ter discussie staat de vraag of de werkzaamheden na de sloop van de opstallen gedurende drie jaar hebben stilgelegen. De Gemeente heeft dat bestreden. Volgens haar hebben na de sloop nog allerlei werkzaamheden plaatsgevonden teneinde de percelen bouwrijp te maken, laatstelijk in de periode april-juni 2010 toen damwanden werden aangebracht. Stigchel heeft dat op zichzelf niet weersproken, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Stigchel heeft echter aangevoerd dat die activiteiten niet kunnen worden aangemerkt als 'arbeid aan het werk' in de zin van artikel 61 Ow. Daarin kan zij niet worden gevolgd. Onder 'arbeid aan het werk' wordt immers verstaan 'materiële werkzaamheid, die gericht is op de totstandkoming van dat werk' (zie Hoge Raad 19 december 2003, LJN: AI1061). De door de Gemeente - onweersproken - gestelde werkzaamheden met het oog op het bouwrijp maken van de percelen behoren daaronder te worden begrepen. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat (in ieder geval) in juni 2010 nog 'arbeid aan het werk' is verricht, zodat de in artikel 61 Ow voorgeschreven driejaarstermijn thans nog niet is verstreken.
2.5.Op grond van het voorgaande kan niet worden aangenomen dat Stigchel zich jegens de Gemeente kan beroepen op het uit artikel 61 Ow voortvloeiende vorderingsrecht tot teruglevering van de percelen. Het verzoek van Stigchel zal dan ook worden afgewezen.
3.De beslissing
De voorzieningenrechter:
-weigert het door Stigchel gevraagde verlof tot het leggen van beslag tot levering ex artikel 730 Rv.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2012.