ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6473

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
310184 - HA RK 08-462
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verkrijging van het Nederlanderschap na Amerikaanse adoptie

In deze zaak hebben verzoekers, die als wettelijk vertegenwoordigers optreden van hun minderjarige dochter, een verzoek ingediend om vast te stellen dat hun dochter de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen na een Amerikaanse adoptie op 12 mei 2003. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 juni 2012, waarbij de verzoekers werden bijgestaan door hun advocaat, mr. W.Y. Hofstra, en de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) werd vertegenwoordigd door mr. J.E.A. Pesch.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie van de dochter door de verzoekers heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van het Haags Adoptieverdrag op 1 april 2008. Dit betekent dat de adoptie niet in overeenstemming was met de voorwaarden van het verdrag, waardoor artikel 5 lid 2 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) (oud) niet van toepassing is. De rechtbank heeft ook overwogen dat de nieuwe bepalingen van artikel 5b RWN, die op 1 januari 2004 in werking zijn getreden, niet terugwerkende kracht hebben en dus niet van toepassing zijn op adopties die vóór deze datum zijn gedaan.

De verzoekers hebben hun verzoek aanvankelijk gebaseerd op artikel 5a lid 1 en 2 RWN, maar hebben dit later gewijzigd naar artikel 5b lid 1 RWN. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de adoptie van de dochter niet kan worden erkend onder de huidige wetgeving, omdat deze niet voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld in de RWN. De rechtbank heeft het verzoek om vaststelling van het Nederlanderschap afgewezen, evenals het subsidiaire verzoek om het Nederlanderschap te verlenen, omdat de rechtbank niet bevoegd is om het Nederlanderschap te verlenen in het kader van een artikel 17 RWN-procedure.

De beslissing van de rechtbank is op 16 augustus 2012 openbaar uitgesproken, waarbij de verzoeken van de ouders zijn afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 310184 / HA RK 08-462
Beschikking van 16 augustus 2012
in de zaak van
[verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2],
beiden wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika (VS),
in deze optredende als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige dochter
[kind van verzoekers],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] (VS),
verzoekers,
advocaat mr. W.Y. Hofstra te Hilversum,
en
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. J.E.A. Pesch.
Balanghebbende wordt hierna aangeduid als 'de IND'.
1.De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 29 april 2008 ingekomen verzoekschrift (met bijlagen),
- de op 20 juni 2008 ingekomen aanvulling c.q. wijziging verzoekschrift (met bijlagen),
- de brieven van mr. Hofstra van 29 september 2008 (met bijlagen), 6 maart en 28 mei 2009, 29 juni en 27 september 2011 (met bijlage) en 11 januari 2012,
- de brieven van de IND van 9 mei (met bijlage) en 17 juni (met bijlage) en 11 december 2008 (met bijlagen), 20 april 2009 en 8 december 2011,
- de brieven van de officier van justitie mr. D. Kortekaas van 23 december 2011 en 30 januari 2012,
-de pleitnotities van mr. Hofstra.
De mondelinge behandeling heeft op 21 juni 2012 plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen verzoekster, vergezeld van mr. Hofstra, en mr. Pesch namens de IND.
2.De feiten
2.1.Verzoekers zijn op 26 april 1997 in North Carolina (VS) met elkaar gehuwd. Verzoekster heeft vanaf haar geboorte de Nederlandse nationaliteit. Verzoeker heeft zowel de Duitse als de Amerikaanse nationaliteit.
2.2.[kind van verzoekers] is bij beschikking van 12 mei 2003 van de General Court of Justice van Wake County in North Carolina (VS) geadopteerd door verzoekers.
2.3.Bij beschikking van deze rechtbank, sector familie- en jeugdrecht, van 31 augustus 2011 is voor recht verklaard dat de adoptiebeslissing overeenkomstig de plaatselijk voorschriften door een bevoegde instantie is gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
3.Het verzoek en het standpunt van de IND
3.1.Verzoekers verzoeken de rechtbank primair vast te stellen dat [kind van verzoekers] de Nederlandse nationaliteit heeft, subsidiair [kind van verzoekers] het Nederlanderschap te verlenen.
3.2.Verzoekers hebben hun verzoek aanvankelijk gebaseerd op artikel 5a lid 1, subsidiair artikel 5a lid 2 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Bij aanvulling c.q. wijziging verzoekschrift hebben verzoekers de grondslag van hun verzoek gewijzigd. Zij baseren hun verzoek thans op artikel 5b lid 1RWN. Ter zitting hebben zij nog aangevoerd dat [kind van verzoekers] reeds op grond van artikel 5 lid 2 RWN (oud) de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.
3.3.De IND stelt zich op het standpunt dat [kind van verzoekers] noch op grond van artikel 5 lid 2 RWN (oud) noch op grond van artikel 5b lid 1 RWN het Nederlanderschap heeft verkregen. Het verlenen van het Nederlanderschap aan [kind van verzoekers] valt buiten de bevoegdheid van de rechtbank.
3.4.De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het advies van de IND.
4.De beoordeling
4.1.Voor zover het verzoek is gebaseerd op artikel 5 lid 2 RWN (oud) overweegt de rechtbank als volgt.
4.1.Het ten tijde van de Amerikaanse adoptie van [kind van verzoekers], op 12 mei 2003, geldende artikel 5 lid 2 RWN (oud) bepaalde:
"Nederlander wordt ook het kind dat in het buitenland bij uitspraak van een ter plaatse bevoegde autoriteit wordt geadopteerd in overeenstemming met het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.de adoptie is in overeenstemming met het voornoemde verdrag tot stand gekomen, en
b.die adoptie heeft tot gevolg dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, en
c.ten minste één der adoptiefouders is Nederlander op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, en
d.het kind was op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig."
4.2.Het in artikel 5 lid 2 RWN (oud) genoemde verdrag (hierna: Haags Adoptieverdrag) is voor de VS in werking getreden op 1 april 2008. De adoptie van [kind van verzoekers] vond derhalve plaats vóór de inwerkingtreding ervan. De adoptie van [kind van verzoekers] heeft dan ook niet plaatsgevonden in een ten tijde van de adoptie bij het verdrag aangesloten staat. De adoptie is daarom niet in overeenstemming met het verdrag tot stand gekomen. Artikel 5 lid 2 RWN (oud) mist daardoor toepassing. [kind van verzoekers] heeft dan ook niet op grond van dit artikel het Nederlanderschap verkregen. Dat de adoptie van [kind van verzoekers] op zich niet in strijd met de bepalingen van het verdrag tot stand is gekomen, doet daaraan niet af.
4.3.Verzoekers baseren het verzoek mede op grond van artikel 5b lid 1 RWN, dan wel op toepassing daarvan bij wege van anticipatie. Zij voeren daartoe aan dat ten tijde van de geboorte en adoptie van [kind van verzoekers] de voorbereidingen voor invoering van artikel 5b RWN reeds in gang waren gezet.
4.4.Artikel 5b lid 1 RWN luidt:
"Nederlander wordt ook het kind dat in het buitenland bij uitspraak van een ter plaatse bevoegde autoriteit wordt geadopteerd, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.de adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland van artikel 6 of artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie, en
b.de adoptie heeft tot gevolg dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, en
c. ten minste een der adoptiefouders is Nederlander op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, en
d.het kind was op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig."
4.5.Artikel 5b RWN is op 1 januari 2004 in werking getreden en daaraan is geen terugwerkende kracht of overgangsbepaling verbonden. Dit betekent dat dit artikel per
1 januari 2004 directe werking heeft en ziet op adopties die op of na de inwerkingtreding tot stand zijn gekomen. Aangezien de adoptie van [kind van verzoekers] heeft plaatsgevonden in 2003 is artikel 5b lid 1 RWN op die adoptie niet van toepassing.
Voor zover wordt verzocht te anticiperen op genoemd artikel overweegt de rechtbank als volgt. Het tijdstip van de inwerkingtreding van artikel 5b RWN is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Wet conflictenrecht adoptie (Wcad), thans titel 6 van boek 10 van het Burgerlijk Wetboek. Voor erkenning ingevolge de Wcad komen slechts in aanmerking adopties die op of na het tijdstip van de inwerkingtreding van de Wcad, 1 januari 2004, tot stand zijn gekomen. Blijkens de memorie van toelichting heeft de wetgever uitdrukkelijk niet gekozen voor terugwerking van de Wcad, juist om overgangsrechtelijke problemen te voorkomen. Een en ander betekent voor de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit op grond van artikel 5b RWN, dat verkrijging alleen plaats heeft in geval van een adoptie die conform de Wcad op of na 1 januari 2004 kan worden erkend, derhalve bij adopties die op of na 1 januari 2004 tot stand zijn gekomen.
[kind van verzoekers] heeft dan ook niet op grond van artikel 5b lid 1 RWN het Nederlanderschap verkregen.
4.6.De erkenning van de Amerikaanse adoptie door deze rechtbank leidt evenmin tot verkrijging van de Nederlandse nationaliteit. De erkenning heeft weliswaar plaatsgevonden na inwerkingtreding van zowel het Haags Adoptieverdrag als artikel 5b RWN, doch erkenning van een adoptie is niet op één lijn te stellen met de adoptie zelf.
4.7.Verzoekers hebben nog aangevoerd dat geen onderscheid mag worden gemaakt tussen de (geadopteerde) [kind van verzoekers], die vanaf haar geboorte deel uitmaakt van het gezin van verzoekers, en de twee andere binnen het gezin geboren kinderen, die wel de Nederlandse nationaliteit bezitten. De rechtbank overweegt dat die omstandigheid niet leidt tot toepasselijkheid van voormelde artikelen of overigens leidt tot vaststelling van het Nederlanderschap van [kind van verzoekers]. De wijzen waarop het Nederlanderschap wordt verkregen zijn limitatief voorzien in de RWN.
4.8.Het voorgaande leidt ertoe dat het primaire verzoek zal worden afgewezen.
4.9.Voor zover het verzoek ziet op het verlenen van het Nederlanderschap aan [kind van verzoekers] oordeelt de rechtbank dat in het kader van een artikel 17 RWN-procedure als de onderhavige, de rechtbank enkel bevoegd is over te gaan tot vaststelling van het Nederlanderschap. Zij kan het Nederlanderschap niet op die basis verlenen. Het subsidiaire verzoek daartoe zal worden afgewezen.
5.De beslissing
De rechtbank wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A. Koppen, mr. D.H. von Maltzahn en mr. A.M. Brakel en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2012.