ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6591

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/720578-12
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en diefstal met geweld door het toedienen van GHB aan een 73-jarige tante

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 5 september 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte haar 73-jarige tante heeft gedrogeerd met GHB en haar vervolgens heeft bestolen. De verdachte had het plan om haar tante te beroven en had voorafgaand aan de daad informatie verzameld over de waardevolle spullen in de woning van de tante. Op 10 februari 2012 heeft de verdachte, samen met de medeverdachte, haar tante bezocht. Tijdens dit bezoek heeft de verdachte GHB in de thee van haar tante gedaan, waardoor deze buiten bewustzijn raakte. Na de diefstal van sieraden, een laptop en antieke klokken, is de tante voor dood achtergelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, aangezien zij bewust de kans op de dood van haar tante heeft aanvaard door het toedienen van een toxische dosis GHB. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 2.982,- aan de benadeelde partij te betalen, die het gevolg is van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die als licht verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd, maar heeft geen aanleiding gezien om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De ernst van de feiten en de berekenende wijze waarop de verdachte heeft gehandeld, rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/720578-12
Datum uitspraak: 5 september 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zwolle.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 16 mei 2012, 25 juli 2012 en 22 augustus 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.E. van der Leeuw en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.L. Groen, advocaat te Waddinxveen, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
Ter terechtzitting is door de voorzitter een slachtofferverklaring voorgelezen.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 februari 2012 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangeefster] van het leven te beroven met dat opzet aan die [aangeefster] een (hoge dosis) van het middel GHB (gammahydroxyboterzuur), althans van een medicijn of een verdovend/slaapverwekkend/bedwelmend en/of (voor de gezondheid schadelijk) middel toe te dienen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal van een of meer sieraden en/of een laptop en/of een of meer klok(ken) en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 10 februari 2012 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meer sieraden en/of een laptop en/of een of meer klok(ken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het toedienen van een (hoge dosis) van het middel GHB (gammahydroxyboterzuur), althans van een medicijn of een verdovend/slaapverwekkend/bedwelmend en/of (voor de gezondheid schadelijk) middel aan die [aangeefster].
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding
Op 10 februari 2012 omstreeks 05.16 uur kwam er bij de politie een melding binnen van mevrouw [aangeefster] vanuit haar woning aan de [straat] te Alphen aan den Rijn. Een aantal verbalisanten is ter plaatse gegaan en daar vertelde mevrouw [aangeefster] aan hen dat haar nicht (zijnde verdachte) die avond op bezoek was, dat zij zich nog kon herinneren dat zij thee met haar nicht dronk en dat zij toen buiten bewustzijn moet zijn geraakt. Zij werd omstreeks 02.30 uur wakker en merkte dat haar nicht weg was en dat er spullen uit haar woning waren verdwenen. Mevrouw [aangeefster] heeft aangifte gedaan en door de politie is hierop een opsporingsonderzoek gestart. Op grond van de resultaten van dit onderzoek zijn verdachte en (een aantal weken later) medeverdachte [medeverdachte] aangehouden.
De verdenking komt er op neer dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna ook: [medeverdachte]) aangeefster hebben gedrogeerd en haar vervolgens hebben bestolen, hetgeen door het openbaar ministerie (in juridische zin) is gekwalificeerd als (primair) poging tot gekwalificeerde doodslag, dan wel (subsidiair) als diefstal met geweld. Medeverdachte [medeverdachte] wordt subsidiair respectievelijk meest subsidiair verweten dat hij hieraan medeplichtig is geweest.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen dient te worden verklaard dat verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot (gekwalificeerde) doodslag met diefstal.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde. Voorts heeft de verdediging betoogd dat de onder het subsidiaire feit ten laste gelegde geweldshandelingen, geen geweld in de zin van de betrokken strafbepaling opleveren, zodat het subsidiair ten laste gelegde slechts voor zover dat ziet op de eenvoudige diefstal bewezen kan worden verklaard. Verdachte is volgens de verdediging echter gedwongen het feit te plegen, zodat zij - ook als de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair of het (integrale) subsidiair ten laste gelegde feit komt - met een beroep op overmacht dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de tenlastelegging allereerst uit van de volgende feiten en omstandigheden die op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt en die, nu zij geen onderwerp van discussie zijn geweest, zonder nadere motivering als vertrekpunt kunnen dienen.
Op 31 januari 2012 is verdachte, nadat zij daar geruime tijd niet was geweest, op bezoek geweest bij haar tante, de eerder genoemde mevrouw [aangeefster] (hierna ook: aangeefster), in de woning aan de [straat] te Alphen aan den Rijn.2 Verdachte heeft bij dat bezoek interesse getoond in de klokken en sieraden van aangeefster en aangeefster heeft verdachte hierop laten zien waar zij haar sieraden in haar woning had verstopt.3 Op 10 februari 2012 is verdachte met medeverdachte [medeverdachte] in haar auto vanuit haar woning naar de woning van aangeefster gereden. Daar is verdachte (alleen) uit de auto gestapt en omstreeks 20.15 uur bij aangeefster binnen gelaten. Eenmaal in de woning heeft aangeefster een kop thee voor haar en verdachte gezet.4 Verdachte heeft vervolgens heimelijk een middel, waarvan is gebleken dat het GHB bevatte,5 in de kop thee van aangeefster gedaan.6 Verdachte wist dat het een middel betrof waarvan aangeefster in slaap zou vallen.7 Aangeefster is kort hierop buiten bewustzijn geraakt en is (de volgende dag) omstreeks 02.30 uur wakker geworden. Ze voelde dat ze door transpiratie nat was op haar hoofd, rug en benen. Ze heeft kort hierop overgegeven, merkte dat ze trilde en voelde zich heel misselijk. Ze is door de woning gelopen en zag dat er twee klokken, een laptop en meerdere sieraden uit de woning waren verdwenen.8 Nog dezelfde dag is verdachte aangehouden.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte heeft geprobeerd haar tante te doden. Dat verdachte uit was op de dood van het slachtoffer - dat zou boos opzet opleveren - kan op grond van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld. Dan is vervolgens de vraag of verdachte door het middel in de thee van het slachtoffer te doen bewust de aanmerkelijke kans op haar dood heeft aanvaard.
Daarbij is allereerst van belang wat deskundige K.J. Lusthof, toxicoloog ERT, in het rapport van 13 augustus 2012 uiteenzet over de werking en de risico's van de stof GHB. Uit zijn rapport blijkt dat de toepassingen van GHB afslankmiddel, spierversterkend middel en kalmeringsmiddel zijn, terwijl de belangrijkste toepassing het gebruik als drug is. Hoewel niet bekend is welke dosis voor de mens fataal is, steekt de dosering van GHB vrij nauw : het verschil tussen een werkzame dosis en een toxische dosis is gering. Bij een dosis die twee maal zo hoog is als een werkzame dosis kan al een diepe, coma-achtige slaap ontstaan. Een dergelijke toestand kan leiden tot complicaties en mogelijk het overlijden, door met name remming van de ademhalingsregulering en braken. Bij braken kan braaksel in de ademhalingswegen terecht komen, wat in sommige gevallen kan leiden tot ademhalingsbelemmering. Ook kan GHB in hoge doses aanleiding geven tot het optreden van een insult (een soort epileptische aanval), wat in sommige gevallen fataal kan zijn.
Lusthof rapporteert verder dat het toedienen van GHB de dood tot gevolg kan hebben.9
De rechtbank constateert dat een toxische dosis op zich fataal kan zijn, maar dat ook complicaties zoals ademhalingsproblemen, zoals stikken in braaksel, tot de dood kunnen leiden. De rechtbank, gelezen het bedoelde rapport, acht de kans daarop naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk. Dat door de wetenschap de exacte fatale dosis niet is vastgesteld, maakt dat niet anders.
Hoewel achteraf niet vastgesteld is kunnen worden, welke dosis GHB aangeefster binnen heeft gekregen, staat wel vast dat de dosis ertoe heeft geleid dat zij het bewustzijn verloor en uren later wakker werd. Daaruit volgt dat in elk geval de werkzame dosis is overschreden. Nu het verschil tussen werkzaam en toxisch bijzonder gering is, is verdachte met die overschrijding - ten minste - gevaarlijk dicht in de buurt gekomen van de toxische dosis, met alle mogelijke fatale gevolgen.
Haar verklaring dat zij slechts zeer weinig heeft gebruikt - wisselend van een paar lepeltjes tot slechts enkele druppels - zou in haar nadeel kunnen meewegen. Als een dergelijk minieme dosis immers al dit effect had, dan is de grens met de toxische en fatale dosis nog dichterbij geweest en dus door verdachte dichter genaderd. Nu echter deze verklaringen van verdachte, waarbij ze niet anders doet dan haar eigen rol minimaliseren, niet geloofwaardig zijn, laat de rechtbank ze niet in haar verdere nadeel meewegen.
Uit het dossier volgt dat verdachte tot doel had aangeefster buiten bewustzijn te krijgen. Verdachte heeft met dat doel, zonder enige toxicologische of farmaceutische kennis, een dosis van een middel toegediend, die aansluitend bij haar intentie een meer dan werkzame moest zijn, terwijl zij niet wist hoeveel die dosis exact betrof. Door zo te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust aanvaard.
De rechtbank zal in elk geval de poging tot doodslag bewezen verklaren.
Vervolgens is de vraag of bewezen kan worden dat deze poging tot doodslag samenhing met de diefstal van goederen van aangeefster.
Het door verdachte informeren naar de bezittingen van haar tante en verdachtes interesse in de verstopplaatsen van de sieraden zijn daarvoor belangrijke bewijsmiddelen. Verder heeft [ex-vriend], een ex-vriend van verdachte, verklaard dat verdachte hem voor 10 februari 2012 twee keer heeft verteld dat ze een tante in Alphen had die goud had en dat zij die tante wilde verdoven of laten slapen, zodat ze ongemerkt dat goud kon meenemen.10 [Ex-vriend] en [buurvrouw], de buurvrouw van verdachte, verklaren dat verdachte hen had verteld dat de verdeling van het goud bij de erfenis van haar oma niet eerlijk was gegaan ([ex-vriend])11 en dat zij een bloedhekel aan haar tante had omdat die haar moeder dwars had gezeten bij de 'verdeling' ([buurvrouw]).12
Daarbij komt dat verdachte op de bewuste avond samen met medeverdachte [medeverdachte] naar haar tante is gereden. Over verdachte en [medeverdachte] is het volgende gebleken.
[Vriend], vriend van verdachte, verklaarde op 13 augustus 2012 bij de rechter-commissaris dat hij de bewuste vrijdagmiddag bij verdachte was toen [medeverdachte] binnen kwam en dat 'zij' discussieerden over 'dat ding' dat zij die avond moesten doen. Het was volgens hem een opgefokt, gestrest gesprek, maar er niet werd geschreeuwd.13 Door verdachte is over die vrijdagmiddag (10 februari 2012) verklaard dat [vriend] bij haar was toen [medeverdachte] bij haar binnen kwam.14
[Buurvrouw] heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte] al in de woning van verdachte waren toen zij daar de bewuste avond kwam, om volgens afspraak op de zoon van verdachte te passen, en dat verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk vertrokken. [Medeverdachte] heeft toen nog de opmerking gemaakt dat zij, [buurvrouw], hem niet had gezien en verdachte merkte bij het vertrek op dat [medeverdachte] een 'overvalletje' ging plegen. Verdachte kwam op [buurvrouw] toen heel rustig over. Toen verdachte haar omstreeks 22:15 uur belde, maakte verdachte nog de opmerking: 'die slome neger schiet niet op'. Rond 23.15 uur kwamen verdachte en [medeverdachte] weer gezamenlijk binnen in de woning van verdachte.15
[Vriendin], de vriendin van [medeverdachte], heeft tegenover de politie verklaard dat ze wist dat verdachte bij haar tante was geweest en dat er toen drugs in haar drinken was gestopt. Verdachte had [medeverdachte] aangeboden dat hij de helft van de buit, € 5.000,-, zou krijgen als hij haar zou helpen. [Medeverdachte] heeft er niet lang over nagedacht en heeft besloten op het aanbod in te gaan. Van [medeverdachte] had [vriendin] begrepen dat het over GHB ging en dat verdachte dat bij iemand heeft gehaald en met iets moest mengen zodat 'ze' echt zou wegvallen.16 Bij de rechter-commissaris is [vriendin] bij deze verklaring gebleven.17
Uit de historische gegevens van de telefoonnummers die in gebruik waren bij verdachte en [medeverdachte], blijkt verder dat de telefoons die op 10 februari 2012 gebruik maakten van deze nummers tussen 19:56 uur en 23:32 uur voortdurend dezelfde zendmasten aanstraalden. Beide telefoons bevonden zich omstreeks 20:00 uur in [woonplaats], tussen 21:15 uur en 21:55 uur in Alphen aan den Rijn, in de omgeving van de woning van aangeefster, en omstreeks 22.00 uur weer in [woonplaats]. Tussen 22:00 uur en 23:30 uur bevonden beide telefoons zich (gelijktijdig) op meerdere locaties in Zoetermeer en om 23:30 uur waren beide telefoons weer (terug) bij de zogenaamde 'thuismast' in [woonplaats].18
In een getapt telefoongesprek dat [medeverdachte] op 16 februari 2012 met een (toen nog) onbekende man heeft gevoerd, heeft [medeverdachte] tegen die man gezegd dat hij iemand voor de klokken heeft.19 Uit nader onderzoek van de politie is gebleken dat deze onbekende man [X] moet zijn.20 Deze [X] is door de politie en door de rechter-commissaris gehoord en hij heeft bij beide gelegenheden verklaard dat [medeverdachte] bij [X]s garagebox in [plaats] kwam met twee antieke klokken, een grote en een kleine.21
Er zijn geen aanwijzingen om te veronderstellen dat (een van) de getuigen - zoals verdachte ten aanzien van enkelen van hen ongefundeerd heeft gesteld - in strijd met de waarheid een voor verdachte belastende verklaring (heeft) hebben afgelegd
Op grond van genoemde bewijsmidden acht de rechtbank niet alleen de samenhang tussen de poging tot doodslag en diefstal wettig en overtuigend bewezen, maar ook de bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] bij de uitvoering van het plan om aangeefster te drogeren en te bestelen.
De rechtbank komt dan ook tot de volgende bewezenverklaring..
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat verdachte:
op 10 februari 2012 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangeefster] van het leven te beroven met dat opzet aan die [aangeefster] een dosis van het middel GHB, heeft toegediend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd van enig strafbaar feit, te weten een diefstal van een of meer sieraden en een laptop en klokken en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden.
Ten aanzien van de bewezenverklaring en ten behoeve van de kwalificatie overweegt de rechtbank dat de beschrijving van het medeplegen, zoals die in de tenlastelegging is opgenomen: 'tezamen en in vereniging', niet anders kan worden verstaan dan dat het is gepleegd tezamen en in vereniging met een ander persoon.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft een beroep op (psychische) overmacht gedaan.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de rechtbank uitgaat van een weloverwogen plan van verdachte, terwijl uit die bewijsmiddelen op geen enkele wijze blijkt van het onder druk zetten van verdachte door [medeverdachte] of een ander.
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris ook zelf stellig weersproken dat zij door iemand onder druk werd gezet. Daarna is zij - zonder voor deze wending een plausibele verklaring te hebben gegeven - alsnog met het verhaal gekomen dat zij het feit onder druk van een ander heeft gepleegd.
Ook verder zijn er onvoldoende feiten of omstandigheden om enige van buiten komende druk - zoals een bedreiging met een schroevendraaier door [medeverdachte] of de aanwezigheid van een kompaan van [medeverdachte] bij verdachte's kind - aannemelijk te achten"
Nu enige van buiten komende druk niet aannemelijk is geworden, wordt het verweer reeds daarom verworpen.
Nu er verder evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten, is verdachte een strafbare dader.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die zij reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit, dat zij als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden aangemerkt en dat de detentie grote gevolgen voor haar leven, in het bijzonder voor de relatie met haar zoon, heeft.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte en haar mededader hebben haar (toen) 73-jarige tante in haar woning gedrogeerd met een GHB bevattende stof en vervolgens hebben zij haar bestolen. Verdachte heeft dit van tevoren bedacht en iemand gezocht die bereid was om haar te helpen bij de uitvoering van dit plan. Een week voor het plegen van het feit is zij bij aangeefster op bezoek gegaan om te achterhalen waar de waardevolle spullen in de woning waren verstopt.
Dit grove misbruik van vertrouwen maakt het feit tot een bijzonder minne daad. Ook bij de uitvoering ervan, het mengen van GHB door tante's thee, heeft zij het volkomen vanzelfsprekende vertrouwen, dat aangeefster mocht hebben als ze van haar eigen nichtje iets te drinken zou aannemen, geschaad.
Erger nog is dat verdachte zich niet heeft bekreund om de effecten van het middel, maar uit puur winstbejag heeft gespeeld met het leven van haar tante. Dat ze daarbij de grens van de fatale dosis of toxische dosis met fatale gevolgen niet heeft overschrijden, is een kwestie van geluk geweest en geen verdienste van verdachte.
Na de diefstal van de sieraden, laptop en antieke klokken uit de woning is aangeefster voor dood achtergelaten en hebben verdachte en haar mededader zich kennelijk geen moment meer om het lot van de oude dame bekommerd.
Verdachte en haar mededader hebben zich hiermee schuldig gemaakt aan een zeer verwerpelijke en lafhartige daad. De meedogenloosheid, de brutaliteit en de berekenende wijze waarop verdachte en haar mededader aangeefster hebben bedwelmd en beroofd zijn stuitend. Uit de slachtofferverklaring van aangeefster volgt dat de goederen die verdachte heeft weggenomen aangeefster zeer dierbaar waren en grote emotionele waarde voor haar hadden, wat haar veel verdriet geeft. Ook kan zij niet bevatten dat haar nicht, die van kinds af aan bij haar over de vloer kwam en waar zij een goede relatie mee dacht te hebben, haar dit heeft kunnen aandoen. Ze is sinds het gebeuren bovendien heel onrustig en gespannen en ze realiseert zich dat ze geluk heeft gehad dat ze het er levend vanaf heeft gebracht.
Kwalijk is ook dat verdachte, die een initiërende rol heeft gehad, op geen enkel moment gedurende haar vervolging enige verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar handelen. Zij heeft zich van meet af aan in allerlei bochten gewrongen om een straf te ontlopen. Ze heeft bij het toenemen van het belastende bewijs wisselende verklaringen afgelegd en zij heeft niet geschuwd de schuld uiteindelijk volledig in de schoenen van haar mededader te schuiven.
Verdachte heeft een blanco strafblad. De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport van 29 juni 2012 en de rapporten van psychiater i.o. Klaassens en psycholoog Keppel van 10 juni 2012 en 21 juni 2012.
Door de deskundigen Keppel en Klaassens is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale en afhankelijke trekken en van zwakbegaafdheid. Deze gebrekkige ontwikkeling beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het delict in enige mate. Verdachte dient volgens de deskundigen dan ook als licht verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Bij ongewijzigde omstandigheden wordt de kans op recidive reëel geacht. Het is daarom van belang dat verdachte behandeling krijgt die is gericht op haar persoonlijkheidsproblematiek. Deze behandeling zou kunnen worden opgelegd in het kader van een bijzondere voorwaarde gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel. De reclassering heeft zich geconformeerd aan dat advies.
Hoewel de rechtbank zich kan verenigen met de inhoud van de rapportages en het van belang acht dat verdachte wordt behandeld, ziet zij vanwege de ernst van het feit en de hoogte van de straf die hierbij past, geen aanleiding verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat de zogeheten VI-regeling voldoende ruimte biedt daar te zijner tijd de voorwaarden aan te verbinden voor een passende behandeling. De rechtbank houdt op grond van de rapportages verder rekening met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Voor een feit als dit is geen andere dan een vrijheidsstraf geboden. Bij bepaling van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die gebruikelijk voor gewelddadige woningovervallen en voor pogingen tot doodslag worden opgelegd. Het toedienen van GHB had de dood, het ultieme gevolg van geweld, tot gevolg kunnen hebben. Aan de andere kant is het fysieke letsel dat aangeefster heeft ondervonden als gevolg van het toegepaste geweld relatief beperkt gebleven.
De rechtbank merkt verder op dat, net als op moord, op gekwalificeerde doodslag als maximumstraf de levenslange gevangenisstraf staat. De beramende wijze waarop in dit geval is gehandeld maakt dat die analogie zeker gerechtvaardigd is.
Al met al maken het blanco strafblad en de beperkte resterende fysieke gevolgen, dat de rechtbank toch onvoldoende grond aanwezig acht om een hogere straf op te leggen dan gevorderd.
Alles overwegende acht de rechtbank een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf van de duur zoals die door de officier van justitie is gevorderd alleszins gerechtvaardigd.
7. De benadeelde partij
7.1 De vordering
[aangeefster] vordert een bedrag van € 982,- aan materiële schade en een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing in aanmerking komt.
7.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Deze schade is enerzijds niet (inhoudelijk) betwist en anderzijds voldoende aannemelijk gemaakt met de bij de vordering gevoegde bescheiden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom geheel toewijzen (€ 2.982,-).
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 10 februari 2012 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.982,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangeefster].
De rechtbank zal in dit verband bepalen dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door haar mededader ([mededader] 09/753147-12) aan de benadeelde partij of aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 45, 47, 288 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van poging tot doodslag, gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangeefster], een bedrag van € 2.982,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.982,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 39 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling door haar mededader ([mededader] 09/753147-12) aan de benadeelde partij of aan de Staat de betalingsverplichting in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. van As, voorzitter,
mr. G.H.M. Smelt en A.M.G. van de Kragt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. van Beek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2012.
mr. Van Beek is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL 2012-022064, van de regiopolitie Hollands Midden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 441).
2 Proces-verbaal aangifte, p. 35, 1e en 2e alinea; proces-verbaal verhoor verdachte ([verdachte]), p. 31, 6e antwoord.
3 Proces-verbaal van aangifte, p. 35, 6e, 7e, 8e, 10e en 11e alinea en p. 36, 1e alinea; proces-verbaal van verhoor verdachte ([verdachte]), p. 31, 8e antwoord.
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte ([verdachte]), p. 192, 6e antwoord, 4e en 5e volzin, 7e antwoord, 1e volzin en p. 193, 5e antwoord, 2e alinea, 3e volzin; Proces-verbaal van aangifte, p. 38, 1e en 6e alinea; proces-verbaal bevindingen, p. 230 en 231.
5 Verslag van een deskundige met het antwoord op de opdracht die aan hem is verleend tot het doen van onderzoek, gebaseerd op wat zijn wetenschap en kennis hem leren omtrent datgene wat aan zijn oordeel onderworpen is, rapport NFI 'Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [aangeefster]', p. 269 (tabel) en p. 271, 1e alinea (onder punt 1).
6 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 augustus 2012.
7 Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], blz. 196.
8 Proces-verbaal aangifte, p. 38, 10e en 11e alinea en p. 39.
9 Verslag van een deskundige met het antwoord op de opdracht die aan hem is verleend tot het verstrekken van informatie, gebaseerd op wat zijn wetenschap en kennis hem leren omtrent datgene wat aan zijn oordeel onderworpen is, rapport NFI 13 augustus 2012 'Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [aangeefster]'.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 210, 4e, 5e en 6e antwoord en p. 211, 2e en 3e antwoord.
11 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 210, 4e antwoord.
12 Proces-verbaal verhoor getuige, p. 222, 4e antwoord.
13 een proces-verbaal van verhoor van getuige [vriend], op 13 augustus 2012 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, onder punt 14 en 22.
14 Proces-verbaal verhoor verdachte ([verdachte]), p. 187, 4e alinea, 1e, 2e en 3e volzin.
15 Proces-verbaal verhoor getuige, p. 47, 4e antwoord; proces-verbaal verhoor getuige, p. 221, 8e, 9e en 14e antwoord en p. 222, 3e, 5e en 7e antwoord.
16 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 205, 1e antwoord.
17 een proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin], op 4 juli 2012 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, onder punt 21, 23 26 en 29.
18 Proces-verbaal bevindingen, p. 230-323.
19 Tapgesprek, nr. 141, p. 331.
20 Proces-verbaal van bevindingen, p. 342.
21 Proces-verbaal van verhoor verdachte [X], p. 298, 6e antwoord.