Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 423068 / KG ZA 12-719
Vonnis in kort geding van 31 juli 2012
[eiser],
thans verblijvende in de PI te [verblijfplaats],
eiser,
advocaat mr. I.A. Groenendijk te Den Haag,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden,
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. W.M. Limborgh te 's-Gravenhage.
Eiser heeft gedaagde op 11 juli 2012 doen dagvaarden om op 16 juli 2012 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld en pro forma aangehouden tot 28 juli 2012, teneinde de advocaat van eiser in de gelegenheid te stellen navraag te doen bij eiser met betrekking tot de handtekening en het paspoortnummer op de akte van uitreiking. Bij brief van 18 juli 2012 heeft de advocaat van eiser een aanvullende productie (kopie van het paspoort van eiser) opgestuurd. Gedaagde heeft hier op 19 juli 2012 schriftelijk op gereageerd en heeft tevens aanvullende producties in het geding gebracht. Vonnis is vervolgens bepaald op heden.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 16 juli 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Eiser is bij vonnis van 2 februari 2012 met parketnummer 09/757335-11 door de politierechter van deze rechtbank bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden voor - kort gezegd - twee gevallen van diefstal onder verzwarende omstandigheden.
2.2. Voormeld vonnis is op 17 februari 2012 als onherroepelijk geregistreerd.
2.3. Op 27 maart 2012 heeft eiser hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 2 februari 2012. Op het hoger beroep is nog niet beslist.
2.4. Op 6 mei 2012 is eiser aangehouden voor de tenuitvoerlegging van het vonnis van 2 februari 2012. Hij verblijft sindsdien in de penitentiaire inrichting te Rotterdam.
3.1. Eiser vordert - zakelijk weergegeven - gedaagde te gelasten eiser met onmiddellijke ingang in vrijheid te stellen, op straffe van een dwangsom.
3.2. Daartoe voert eiser het volgende aan. Eiser is op 2 februari 2012 bij verstek veroordeeld, maar is nooit opgeroepen voor de rechtszitting terwijl hij een vaste woon- en verblijfplaats heeft. Hij is desondanks toch bij verstek veroordeeld. Eiser werd pas bekend met het vonnis, nadat de politie aan de zijn deur kwam in verband met de executie van het vonnis. Eiser heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Ondanks herhaaldelijk verzoek en sommaties executeert gedaagde toch het vonnis van 2 februari 2012.
3.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Aangezien eiser aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd dat gedaagde onrechtmatig jegens hem handelt, is de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - bevoegd tot kennisneming van de vordering.
4.2. Partijen verschillen allereerst van mening over de vraag of eiser ontvankelijk is in zijn vordering. De vraag die daartoe beantwoord dient te worden is of er een rechtsgang openstaat of open heeft gestaan die met voldoende waarborgen is omkleed. Als dit het geval is, is voor de beoordeling door de burgerlijke rechter geen plaats meer.
4.3. Gedaagde stelt dat eiser in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat voor hem op grond van artikel 557 lid 3 onder 2 Wetboek van Strafvordering (Sv) een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat bij de voorzieningenrechter van de sector strafrecht. Eiser heeft hiertegen verweer gevoerd en stelt zich op het standpunt dat een rechtsgang bij de voorzieningenrechter van de sector strafrecht alleen openstaat indien het vonnis nog niet ten uitvoer is gelegd.
4.4. Vaststaat dat eiser hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 2 februari 2012. Naar het oordeel van het openbaar ministerie heeft hij dit rechtsmiddel na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn aangewend. Eveneens staat vast dat op dat hoger beroep tot op heden niet is beslist door het gerechtshof 's-Gravenhage, waar het appel aanhangig is. Verder heeft eiser het hoger beroep niet ingetrokken. Het vonnis van 2 februari 2012 kan dan ook in beginsel ten uitvoer worden gelegd op grond van artikel 557 lid 3 onder 2 Sv. De voorzieningenrechter overweegt dat in afwachting van het hoger beroep eiser de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank op grond van artikel 557 lid 3 onder 2 Sv had kunnen verzoeken om te bepalen dat het appel tijdig is ingesteld en het openbaar ministerie niet tot executie mag overgaan. Uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat met de voorzieningenrechter in artikel 557 lid 3 onder 2 Sv de voorzitter van de strafkamer wordt bedoeld en niet de voorzieningenrechter in kort geding. Het verweer van eiser dat, nu eiser vanaf 6 mei 2012 in de penitentiaire inrichting te Rotterdam verblijft, een verzoek op grond van dit artikel niet mogelijk is en de burgerlijke rechter de enige weg is, slaagt niet. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit artikel 557 lid 3 onder 2 Sv niet kan worden afgeleid dat een dergelijk verzoek niet kan worden ingediend indien de verzoeker in detentie zit. Eiser heeft zijn stelling bovendien niet nader onderbouwd. Dat het hier bedoelde verzoek door de voorzieningenrechter van de sector strafrecht niet even snel kan worden behandeld als door de voorzieningenrechter in kort geding is gesteld noch gebleken. Voor eiser staat aldus een andere, met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open. Er is derhalve geen plaats voor een voorziening in kort geding.
4.5. Gelet op het voorgaande, zal eiser niet-ontvankelijk worden verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van deze vordering komt de voorzieningenrechter niet toe.
4.6. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
- verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.391,--, waarvan
€ 816,-- aan salaris advocaat en € 575,-- aan griffierecht;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2012.