ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6827

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
422156 / FT RK 12-1686
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.M. Roskam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en administratie

In deze zaak hebben verzoekers, een echtpaar, op 27 juni 2012 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek op 31 juli 2012 behandeld, waarbij beide verzoekers aanwezig waren. Verzoekster heeft de Nederlandse nationaliteit, terwijl verzoeker sinds 2006 in Nederland verblijft met een geldige verblijfsvergunning. Het echtpaar heeft een kind van negen jaar en heeft een totale schuldenlast van € 20.634,65, voornamelijk ontstaan in 2009 en 2010. Verzoeker startte in 2009 een vennootschap onder firma, maar na een maand vertrok de andere vennoot en werd de onderneming niet ontbonden. Uiteindelijk heeft verzoeker de bedrijfsactiviteiten gestaakt vanwege slechte economische resultaten, zonder enige administratie te kunnen overleggen.

De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering alleen kan worden toegewezen indien de verzoekers kunnen aantonen dat zij te goeder trouw zijn geweest met betrekking tot het ontstaan van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers niet in staat zijn geweest om de goede trouw aan te tonen, vooral door het ontbreken van enige administratie van de onderneming. Dit gebrek aan administratie maakt het onmogelijk om te beoordelen of er geen achterstallige salarissen, premies of belastingschulden zijn, en of de afwikkeling van de schulden correct is verlopen.

De rechtbank wijst het verzoek af, maar voegt eraan toe dat indien verzoekers in de toekomst kunnen aantonen dat er geen achterstallige schulden zijn en dat alle zakelijke crediteuren zijn betaald, een nieuw verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling meer kans van slagen zal hebben. De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat de verzoekers hun administratie op orde hebben en dat zij zich bewust zijn van hun rechten en plichten met betrekking tot het kind gebonden budget. De beslissing is genomen door mr. C.M. Roskam en uitgesproken op 21 augustus 2012.

Uitspraak

rekestnummer: 422156/ FT RK 12-1686
nummer verklaring: DHG1011203812
uitspraakdatum: 21 augustus 2012
RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
[verzoeker sub 1],
[verzoeker sub 2],
beide wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoekers,
hebben op 27 juni 2012 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is op 31 juli 2012 behandeld. De verzoekers zijn verschenen en gehoord.
Uit de stukken en ter terechtzitting is het volgende gebleken.
Verzoekster heeft de Nederlandse nationaliteit, verzoeker is vanaf 2006 in Nederland en heeft een geldige verblijfsvergunning. Verzoekers zijn in Nederland gehuwd. Verzoekers hebben een kind van inmiddels ruim 9 jaar. Verzoekster treedt op als tolk voor haar echtgenoot. Verzoekers hebben een totale schuldenlast van € 20. 634,65. De meeste schulden zijn ontstaan in 2009 en 2010.
Verzoeker is in 2009 een vennootschap onder firma gestart. Na een maand is de andere vennoot vertrokken. De vennootschap is toen niet ontbonden. Verzoeker heeft de onderneming nog een maand voortgezet en vervolgens de bedrijfsactiviteiten gestaakt vanwege slechte economische resultaten. De vennootschap had naast de vennoten nog twee personen in dienst. Er zijn geen bedrijfsgegevens aanwezig. Verzoeker verklaart dat bij beëindiging van de bedrijfsactiviteiten de bedrijfscrediteuren zijn betaald op € 200, - na, welk bedrag is opgenomen in de schuldpositie. Ook zijn er geen zakelijke schulden bij de belastingdienst en zijn alle werkgeverslasten betaald. Verzoeker heeft vóór 2009 wegens rugklachten niet gewerkt. Na het staken van zijn bedrijfsactiviteiten heeft verzoeker alleen incidenteel betaald werk verricht. Verzoeker geeft aan dat het vanwege zijn slechte beheersing van de Nederlandse taal moeilijk is om werk te vinden. Hij heeft zich inmiddels opgegeven voor een inburgeringstraject dat in september aanstaande gaat starten. Verzoeker geeft aan in september betaald werk te kunnen krijgen via een Turks uitzendbureau.
Verzoekster heeft betaald werk verricht. Op dit moment solliciteert zij actief maar heeft tot op heden nog geen betaalde baan gevonden. Het vrij te laten bedrag is gecorrigeerd voor een kind gebonden budget zonder dat daar ontvangsten tegen over staan. Verzoekster geeft aan dat zij in 2010, toen zij betaalde arbeid verrichtte, voor de naschoolse opvang van hun kind een budget heeft ontvangen waarop zij geen recht had. Zij geeft aan niet geweten te hebben op hoeveel zij recht had. Nu wordt zij gekort op het haar toekomende budget.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Ingevolge artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet wordt het verzoek slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de verzoekers ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw zijn geweest. Deze goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de verzoekers dienen te voldoen.
Bij de beoordeling daarvan kan de rechtbank rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoekers een verwijt gemaakt kan worden dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van de verzoekers wat betreft hun inspanningen de schulden te voldoen of acties van hun kant om verhaal door de schuldeisers te frustreren en dergelijke. Het is aan verzoekers om hun goede trouw aannemelijk te maken.
Nu vanwege het ontbreken van enige administratie van de onderneming niet kan worden aangetoond dat de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten zodanig is geweest dat er geen sprake is van achterstallige salarissen, premies en belastingschulden noch dat kan worden aangetoond dat de afwikkeling heeft plaatsgevonden met inachtneming van de juridische positie van alle schuldeisers, is de rechtbank niet in staat om zich een oordeel te vormen over de totale schuldpositie van verzoekers en over het al dan niet aannemelijk zijn van de goede trouw van verzoekers.
Dit is verzoeker aan te rekenen als ondernemer. De rechtbank rekent dit ook verzoekster aan omdat zij haar echtgenoot, in de wetenschap dat deze de Nederlandse taal niet of nauwelijks beheerst waardoor deze zich geen of althans een onvolledig beeld kan vormen van hetgeen in Nederland van ondernemers op het vlak van administratie verlangt wordt, actief had moeten bijstaan om te voorkomen dat er nu in het geheel geen administratie getoond kan worden. Van een dergelijke houding van verzoekster is de rechtbank niets gebleken.
De verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient derhalve te worden afgewezen.
Hieraan wordt wel toegevoegd dat indien verzoekers alsnog kunnen aantonen dat er geen achterstallige salarissen, en zakelijke premies en -belastingschulden bestaan en bovendien alle zakelijke crediteuren betaald zijn zoals is aangegeven, waardoor aannemelijk is dat de overgelegde schuldenlijst volledig en juist is en er bovendien geen nieuwe schulden meer ontstaan, een nieuw verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op termijn meer kans van slagen zal maken. Het alsdan opnieuw te formuleren aanbod in het minnelijk traject zal dan voor wat het kind gebonden budget betreft wel correct geformuleerd dienen te worden. De rechtbank wijst er op dat weliswaar in de VTLB berekening een bedrag kan worden gecorrigeerd als kind gebonden budget maar het is onjuist als de ontvangsten waarop een verzoeker recht heeft uit hoofde van het kind gebonden budget, in de VTLB berekening niet worden meegenomen omdat de belastingdienst haar recht van compensatie uitoefent.
Van persoonlijke omstandigheden van verzoekers die niettemin een grond voor toewijzing van het verzoek zouden kunnen vormen is niet gebleken.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling van:
[verzoeker sub 1], geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats], Turkije,
en
[verzoeker sub 2], geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats], Turkije
beide wonende te [adres]
[postcode en woonplaats].
Gewezen door mr. C.M. Roskam lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2012 in tegenwoordigheid van D. 's-Gravendijk, griffier.
De verzoeker heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat en procureur worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.