ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6827
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.M. Roskam
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en administratie
In deze zaak hebben verzoekers, een echtpaar, op 27 juni 2012 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek op 31 juli 2012 behandeld, waarbij beide verzoekers aanwezig waren. Verzoekster heeft de Nederlandse nationaliteit, terwijl verzoeker sinds 2006 in Nederland verblijft met een geldige verblijfsvergunning. Het echtpaar heeft een kind van negen jaar en heeft een totale schuldenlast van € 20.634,65, voornamelijk ontstaan in 2009 en 2010. Verzoeker startte in 2009 een vennootschap onder firma, maar na een maand vertrok de andere vennoot en werd de onderneming niet ontbonden. Uiteindelijk heeft verzoeker de bedrijfsactiviteiten gestaakt vanwege slechte economische resultaten, zonder enige administratie te kunnen overleggen.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering alleen kan worden toegewezen indien de verzoekers kunnen aantonen dat zij te goeder trouw zijn geweest met betrekking tot het ontstaan van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers niet in staat zijn geweest om de goede trouw aan te tonen, vooral door het ontbreken van enige administratie van de onderneming. Dit gebrek aan administratie maakt het onmogelijk om te beoordelen of er geen achterstallige salarissen, premies of belastingschulden zijn, en of de afwikkeling van de schulden correct is verlopen.
De rechtbank wijst het verzoek af, maar voegt eraan toe dat indien verzoekers in de toekomst kunnen aantonen dat er geen achterstallige schulden zijn en dat alle zakelijke crediteuren zijn betaald, een nieuw verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling meer kans van slagen zal hebben. De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat de verzoekers hun administratie op orde hebben en dat zij zich bewust zijn van hun rechten en plichten met betrekking tot het kind gebonden budget. De beslissing is genomen door mr. C.M. Roskam en uitgesproken op 21 augustus 2012.