Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 423095 / KG ZA 12-725
Vonnis in kort geding van 13 augustus 2012
[W.],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. D.M. Uithol te Rotterdam,
de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.C. Kleverlaan te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als '[W.]' en 'Aegon'.
1. De feiten in conventie en in reconventie
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 6 augustus 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. De Vereniging van Eigenaars [adres] te [vestigingsplaats] (hierna 'de VVE') heeft door tussenkomst van Kok Assurantiën B.V. te Rotterdam (hierna 'Kok'), die daarbij optrad als gevolmachtigde van Aegon, ten behoeve van de woningen aan de [adres] te [vestigingsplaats] met ingang van 25 april 2008 een opstal- en glasverzekering afgesloten.
1.2. Op die verzekering zijn van toepassing de "Voorwaarden Extra Uitgebreide Gebouwenverzekering nr. 1025". Deze houden - voor zover hier van belang - het volgende in:
"Omschrijving van de dekking
2. Gedekte gebeurtenissen
De maatschappij vergoedt de directe materiële schade aan het gebouw veroorzaakt door:
2.8. water of stoom, gestroomd uit - binnen of buiten het gebouw gelegen - leidingen of daarop aangesloten toestellen en installaties van waterleiding en centrale verwarming, als gevolg van springen door vorst, breuk, verstopping of ander plotseling optredend defect; water, overgelopen uit de in de eerste alinea genoemde toestellen en installaties; binnengedrongen neerslag (regen, sneeuw, hagel, smeltwater), mits niet binnengekomen door openstaande ramen, deuren of luiken; water, binnengedrongen als gevolg van verstopping van rioolputten of -buizen; grondwater, mits binnengedrongen via afvoerleidingen en daarop aangesloten toestellen en installaties;
(...)
5.2 Van de dekking volgens 2.8 is uitgesloten schade ten gevolge van vochtdoorlating van muren, andere constructiefouten of slecht onderhoud van het gebouw, alsmede reparatiekosten van daken, dakgoten en regenafvoerpijpen
6. Verplichtingen na schade
6.1. Zodra de verzekeringnemer kennis draagt van een gebeurtenis die voor de maatschappij tot een verplichting tot uitkering kan leiden, is hij verplicht:
(...)
6.1.6 de aanwijzingen van de maatschappij nauwkeurig op te volgen en de terzake van de schade gestelde vragen volledig en naar waarheid te beantwoorden.
6.2. Deze verzekering geeft geen dekking, indien de verzekeringnemer één van deze verplichtingen niet is nagekomen en daardoor de belangen van de maatschappij heeft geschaad.
19 Verwerking Persoonsgegevens
Uw persoonsgegevens worden door AEGON Schade Bedrijven verwerkt:
- (...)
- ten behoeve van het beheren van de daaruit voorvloeiende relaties, met inbegrip van de voorkoming en bestrijding van fraude; en
- (...)
Op deze verwerking is de gedragscode van de brancheorganisatie van toepassing."
1.3. [W.] is als eigenaar van de woning aan de [woonadres] te [vestigingsplaats], lid van de VVE en heeft - in voorkomende gevallen - recht op uitkering op grond van voormelde opstal- en glasverzekering.
1.4. Op 13 maart 2010 heeft [W.] melding gemaakt van een - uit januari 2010 daterende - schade aan zijn woning door middel van een - speciaal daarvoor door de VVE ontworpen - "schade-aangifteformulier". Hierin omschrijft [W.] de schade als "lekkage, geschuurd plafond en gestuukt e wand geel en bros", terwijl hij als oorzaak van de schade en omschrijving van de toedracht aangeeft "condensatie door kou", respectievelijk "Doordat er niet wordt gestookt condenseren de luchtkanalen (mogelijke toedracht)". Bij de schademelding heeft [W.] gevoegd een offerte van Buter & Tol B.V. te Volendam, waarin de kosten van de herstelwerkzaamheden worden begroot op een bedrag van
€ 2.145,00, exclusief BTW.
1.5. Op 19 maart 2010 heeft Kok - via de VVE - aan [W.] bericht dat voormelde schadeclaim niet wordt gehonoreerd, omdat de betreffende schade niet onder de dekking van de verzekering valt.
1.6. Op 4 november 2010 heeft [W.] andermaal een schade-aangifteformulier ingediend. Daarin omschrijft [W.] de, volgens hem, in september 2010 ontstane schade als "los stukwerk. schimmel op wand vochtdoorslag", terwijl hij als oorzaak van de schade en omschrijving van de toedracht vermeldt "lekke regenpijp buren", respectievelijk "omdat de regenpijp lekt is er flinke vochtdoorslag in huis. schimmel + losse stukwerk tot gevolg". Bij die melding heeft [W.] gevoegd een factuur d.d. 27 oktober 2010 van AZ Stucadoors te Amsterdam (hierna 'AZ') ad € 772,10, inclusief BTW, ter zake van herstelwerkzaamheden aan de muren van de huiskamer. Die claim is gehonoreerd, waarna voormeld bedrag op 18 november 2010 door Kok - via de VVE - is uitgekeerd aan [W.].
1.7. Op 9 maart 2011 heeft [W.] nogmaals een schade-aangifteformulier ingediend. Daarin omschrijft [W.] de, volgens hem, in 2010/2011 ontstane schade als "Op plafond en wanden vlekken en scheuren", terwijl hij als oorzaak van de schade en omschrijving van de toedracht vermeldt "lekkage van bovenbuurman door verbouwing", respectievelijk "Door lekkage meerdere zichtbare vlekken ook door verbouwing scheuren in stukwerk". Bij die melding heeft [W.] gevoegd een factuur van AZ d.d. 30 januari 2011 ad € 1.303,80, inclusief BTW, wegens herstelwerkzaamheden aan het plafond van de keuken en de wanden van de gang en de slaapkamer. Na een nadere toelichting van [W.] van 13 april 2011 heeft Kok - bij brief van 18 april 2011 - bericht dat die schadeclaim niet wordt gehonoreerd, omdat de verzekering daarvoor geen dekking biedt gelet op de oorzaken die tot de schade hebben geleid (het verkeerd laten leeglopen van waterleidingen en het morsen van emmers water door de bovenbuurman).
1.8. Daarop heeft [W.] zijn bovenbuurman aansprakelijk gesteld voor de hiervoor - onder 1.7 - bedoelde schade. De aansprakelijkheidsverzekeraar van die bovenbuurman heeft [W.] op 31 augustus 2011 in eerste instantie verwezen naar diens eigen inboedel- en opstalverzekeraar, onder verwijzing naar tussen verzekeraars gemaakte afspraken.
1.9. Op 6 september 2011 heeft [W.] telefonisch contact opgenomen met Aegon, althans Europ Assistance die daarbij optrad namens Aegon.
1.10. Kok heeft vervolgens aan Dekra Experts B.V. te Rotterdam (hierna 'Dekra') verzocht om een onderzoek in te stellen naar aanleiding van de door [W.] gemelde schade. Voor zover hier van belang vermeldt het door Dekra uitgebrachte expertiseverslag d.d. 16 december 2011 - waarin abusievelijk ervan is uitgegaan dat voormeld telefoongesprek plaatsvond op 9 juni 2011 in plaats van 6 september 2011 - het volgende:
"Verzekeringgegevens
Volgens verklaring van de heer [W.] is onderhavige (VVE) verzekering jaren geleden aangegaan en is in zijn appartement eind 2010 twee keer een waterschade gemeld. Een van deze schades is ontstaan door een klussende boven buurman die water heeft gemorst. Deze schade is destijds door u schriftelijk afgewezen. De andere waterschade betreft volgens opgave een lekkage van de hemelwaterafvoer. Deze schade is door u uitgekeerd.
Evenement
Volgens opgave van de heer [W.] is er op 9 juni 2011 schade ontstaan als gevolg van niet goed uitgevoerde werkzaamheden aan het lood op het balkon (aansluiting balkon/gevel) van de bovenbuurman. Hierdoor is tijdens regenval hemelwater de aansluitende constructie binnengedrongen en is schade ontstaan aan het plafond in de slaapkamer, de gang en de woonkamer van het appartement van de heer [W.].
Oorzaak en onderzoek
Gezien de eerdere twee (water) schades die zijn geclaimd op vrijwel identieke plaatsen in de woning, kregen wij de opdracht om in bovengenoemde aangelegenheid de ingediende gevolgschade nader te onderzoeken.
Bezoek schadeadres
Op 24 oktober 2011 hebben wij het schadeadres bezocht en spraken wij met de heer [W.]. De eerder ingediende waterschades werden doorgenomen en de reeds ingediende facturen van AZ stukadoors die bij de eerdere schades werden ingediend zijn door ons besproken.
Door ons is vastgesteld dat de gevolgschade van beide ingediende eerdere schades nog aanwezig is. ezien vorenstaande kan worden gesteld dat de heer [W.] met het indienen van de facturen afkomstig van AZ Stukadoren (een vriend van verzekerde) (facturen reeds in uw bezit) een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Immers de schade is niet hersteld (zie foto). Daarbij is de door verzekerde genoemde schadeoorzaak niet juist. Het betreft hier duidelijk vochtdoorslag door de gevel.
Omdat de heer [W.] zowel mondeling als schriftelijk op de hoogte was van de afwijzing (reeds in uw bezit) van zijn schade aan het plafond in de slaapkamer, gang en keuken is het opmerkelijk dat hij na de schriftelijke afwijzing van 18 april 2011 wederom op 9 juni 2011 om 11.00 uur (telefonisch) een waterschade indient. Ook nu is er gevolgschade aan de plafonds in de slaapkamer, gang en keuken. De schades zijn zoals eerder beschreven niet hersteld, ondanks de ingediende facturen en dus wordt er een schade over schade geclaimd. Mondeling heeft de heer [W.] wel aangegeven dat hij met het indienen van de (valse) factuur niet correct heeft gehandeld.
Om aan te tonen dat de heer [W.] een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven hebben wij de letterlijke tekst uit de telefonische melding bij Europ- Assistence opgevraagd. Uit dit telefoongesprek d.d. 9 juni 2011 is onderstaand een gesprek weergegeven. Hieruit kunnen wij opmaken dat de heer [W.] een schade over een reeds niet gedekte schade claimt (zie dik en schuin gedrukt). Gezien de eerdere bevindingen hebben wij de heer [W.] zijn verklaring (zie bijlage) toegestuurd die hij niet wil ondertekenen. De heer [W.] heeft per mail (zie bijlage) aangegeven dat hij de verklaring niet zal ondertekenen. Een reden om niet te tekenen heeft hij niet gegeven.
Letterlijke weergave melding de heer [W.] d.d. 9 juni 2011.
W = de heer [W.]
R = [R.], telefoniste bij Europ Assistance
W - ik wil schades melden
R - Schades?
W - Heb lekkage gehad
R - 1 lekkage?
W - Nee 2 opvolgende lekkages
R - De schade niet verholpen voordat het de 2e keer weer gebeurde?
W - Nee, nee, afgewacht omdat er een verbouwing bezig was, dus even afgewacht
R. - OK dan ga ik nu een melding aanmaken
* naam adres en polisgegevens ingevoerd*
R - Schadedatum? Zullen we die eerste dan maar nemen
W - dat was begin van het jaar in januari
R- en de 2e keer?
W - 2 weken geleden op een andere plek
R - dus wel 2 schades?
W. ja maar wel op dezelfde plek
R - Wat was in januari de oorzaak?
W - Bovenbuurman was aan het verbouwen en gedoe met leidingen en toen kreeg ik lekkage en gele vlekken op het plafond in de gang, de keuken en de slaapkamer.
R - En de 2e keer in augustus?
W - Via balkon bovenburen. Loodwerk op het balkon was niet goed gedaan door de aannemer. Nu kwam er op het plafond in de slaapkamer een tweede vlek
En omdat het een geschuurd plafond is kan je niet een stuk verven maar moet het gehele plafond gedaan worden anders krijg je kleurverschil hebben ze mij verteld.
R - maar niet het plafond in de gehele woning er zijn vast wel tussenmuren; deuren e.d.
W - Nee, nee ik bedoel plafond in de slaapkamer.
Gezien het vorenstaande kan gesteld worden dat de heer [W.] de verzekeraar opzettelijk heeft willen misleiden door het geven van een onjuiste voorstelling van zaken te geven."
1.11. De kosten verbonden aan voormeld onderzoek bedragen € 1.115,64, welk bedrag Kok aan Dekra heeft voldaan.
1.12. Bij brief van 9 januari 2012 deelt Aegon - onder andere - het volgende mee aan [W.]:
"Via onze gevolmachtigde Kok Assurantiën heeft u de afgelopen periode diverse waterschaden gemeld. Kok Assurantiën heeft aan AEGON, als volmachtgever, verzocht de behandeling van deze waterschaden over te nemen. Dit is dan ook de reden dat u van ons deze brief ontvangt.
U hebt o.a. een schade gemeld aan het plafond in de slaapkamer, de gang en de woonkamer van uw appartement. Deze schade zou op 9 juni 2011 zijn ontstaan als gevolg van niet goed uitgevoerde werkzaamheden aan het lood op het balkon van de bovenbuurman.
Conclusie en terugvordering kosten
Gezien het bovenstaande hebt u zich dus schulding gemaakt aan opzettelijke misleiding kennelijk met het doel om een schadeuitkering te ontvangen waar u feitelijk geen recht op hebt. Het zal duidelijk zijn dat de door u geclaimde schade niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Registratie in databanken
In verband hiermee zijn uw persoonsgegevens opgenomen in het incidentenregister en het interne verwijzingsregister van AEGON Nederland N.V..
(...)
Wij hebben mede aanleiding gezien uw persoonsgegevens aan te melden voor registratie in het externe verwijzingsregister voor financiële instellingen van de Stichting CIS te Den Haag.
Andere financiële instellingen in Nederland kunnen op deze wijze conform het daarvoor geldende Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen toetsen of u voorkomt in een incidentenregister.
Tevens hebben wij het Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude van het Verbond van Verzekeraars op de hoogte gebracht van het voorgaande.
Het Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude behartigt de belangen van Nederlandse verzekeraars als het gaat om het waarborgen van de veiligheid en de integriteit in de financiële sector."
2.1. [W.] vordert Aegon - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te gelasten de registraties in het incidentenregister van Aegon, bij de Stichting CIS en het Verbond van Verzekeraars ongedaan te maken, met veroordeling van Aegon in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2. Samengevat voert [W.] daartoe het volgende aan.
Aegon stelt zich ten onrechte op het standpunt dat [W.] haar opzettelijk heeft misleid door middel van zijn verschillende claims wegens vocht- c.q. waterschade. De registraties in het incidentenregister en bij de Stichting CIS en het Verbond van Verzekeraars dienen dan ook ongedaan te worden gemaakt. Ondanks verzoeken en sommaties weigert Aegon daartoe over te gaan. [W.] heeft (spoedeisend) belang bij die ongedaanmaking, aangezien de registraties (i) ertoe leiden dat lopende verzekeringen worden beëindigd en (ii) het onmogelijk maken dat [W.] nieuwe verzekeringen afsluit, althans de mogelijkheid daartoe beperken.
2.3. Aegon heeft de vordering van [W.] gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal haar verweer hierna worden besproken.
2.4. Zakelijk weergegeven vordert Aegon [W.] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.887,74, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [W.] in de proceskosten.
2.5. Verkort weergegeven voert Aegon daartoe het volgende aan.
Door het frauduleuze handelen van [W.] heeft Kok schade geleden. Zij was immers genoodzaakt om Dekra in te schakelen voor een onderzoek. De daaraan verbonden kosten ad € 1.115,64 dienen voor rekening van [W.] te komen. Voorts is op grond van het onderzoek van Dekra onomstotelijk komen vast te staan dat Kok op 18 november 2010 ten onrechte een schadebedrag ad € 772,10 heeft uitgekeerd aan [W.], aangezien de geclaimde schade niet het gevolg is van een lekke regenpijp, maar van vochtdoorlating waarvoor de verzekering geen dekking biedt. [W.] dient dit bedrag dan ook terug te betalen. Kok heeft voormelde vorderingen op [W.] op 2 augustus 2012 gecedeerd aan Aegon.
2.6. [W.] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Aegon heeft aangevoerd dat [W.] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Dat verweer wordt verworpen. Reeds uit de stellingen van [W.] vloeit voort dat het vereiste spoedeisende belang aanwezig is, in het bijzonder waar [W.] stelt dat de registraties waarvan hij de ongedaanmaking vordert tot gevolg hebben dat lopende verzekeringen worden beëindigd en er aan in de weg staan dat hij nieuwe verzekeringen afsluit, dan wel de mogelijkheid daartoe beperken.
3.2. Kern van het onderhavige geschil betreft de vraag of Aegon op goede gronden is overgegaan tot de registraties waarvan [W.] thans de ongedaanmaking vordert.
3.3. Aegon is overgegaan tot die registraties omdat [W.] haar opzettelijk zou hebben misleid door middel verscheidene claims betreffende water- c.q. vochtschade in een betrekkelijk korte periode (maart 2010 - september 2011). Kort gezegd stelt zij daartoe het volgende.
I. Gebleken is dat [W.] bij de claims van 4 november 2010 en 9 maart 2011 door het overleggen van facturen de indruk heeft gewekt dat de betreffende herstelwerkzaamheden reeds waren uitgevoerd. Daarmee is zij op het verkeerde been gezet. Vaststaat namelijk dat tot op heden geen enkele geclaimde schade is hersteld. Het op 18 november 2010 uitgekeerde bedrag ad € 772,10, naar aanleiding van de claim van 4 november 2010, is daarvoor dus niet ingezet. Daar komt bij dat [W.] in het telefoongesprek met Europ Assistance op 6 september 2011 de door hem op 9 maart 2011 geclaimde en vervolgens op 18 april 2011 afgewezen claim nogmaals heeft ingediend.
II. Daarnaast heeft [W.] - door het verstrekken van een valse schadeoorzaak (lekke regenpijp) - Kok, althans Aegon, ertoe bewogen om op 18 november 2010 over te gaan tot uitkering van de door hem ([W.]) geclaimde schade, terwijl daartoe niet zou zijn overgegaan indien [W.] de ware oorzaak (vochtdoorslag) had opgegeven, wegens het ontbreken van dekking.
III. Aldus heeft [W.] zich schuldig gemaakt aan strafbare feiten, zoals valsheid in geschrifte en misleiding van Aegon, waarmee zij kennelijk oplichting bedoelt.
3.4. De in geschil zijn registraties hebben plaatsgevonden op grond van het "Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen" (hierna 'het Protocol'). De reden voor het opstellen van het Protocol was gelegen in de omstandigheid dat financiële instellingen voortdurend werden geconfronteerd met activiteiten van (rechts)personen die een financiële instelling, haar medewerkers of cliënten op enigerlei wijze (dreigden) te schaden of voor onoorbare doeleinden gebruik maakten van diensten van de financiële instelling. Die activiteiten kunnen een bedreiging vormen voor (i) de continuïteit en de integriteit van de financiële sector en/of financiële instellingen, alsmede voor (ii) de (financiële) belangen van cliënten en/of medewerkers van financiële instellingen en/of de financiële instellingen zelf. Door het vastleggen van relevante gegevens over die (rechts)personen en door het creëren van mogelijkheden om deze gegevens te raadplegen, kunnen de betreffende risico's tijdig worden onderkend en verkleind en kunnen eventuele negatieve gevolgen worden beperkt. (zie artikel 1.1 van het Protocol). In een situatie als de onderhavige, waarbij Aegon zich op het standpunt stelt dat [W.] beoogde haar door middel van strafbare gedragingen te benadelen, geldt voor registratie overeenkomstig het Protocol als maatstaf dat moet worden aangenomen dat de gedragingen van de betrokkene (in casu [W.]) een zwaardere verdenking opleveren dan enkel een redelijk vermoeden van schuld aan de strafbare gedragingen (zie Hoge Raad 29-5-2009, LJN:BH4720, alsmede (bijvoorbeeld) rechtbank 's-Gravenhage 31-5-2012, LJN:BX1743).
3.5. Tegen hetgeen Aegon heeft aangevoerd als rechtvaardiging voor de registratie(s), zoals hiervoor aangegeven onder 3.3, heeft [W.] in feite slechts aangevoerd (i) dat de bij zijn schadeclaims van 4 november 2010 en 9 maart 2011 gevoegde "facturen", geen 'facturen' betreffen, maar 'offertes' en (ii) dat hij in het telefoongesprek van 6 september 2011 geen nieuwe schadeclaim heeft ingediend, maar dat hij daarbij enkel terugkwam op zijn schadeclaim van 9 maart 2011.
3.6. Uit de door [W.] bij zijn claims van 4 november 2010 en 9 maart 2011 gevoegde "facturen", valt op geen enkele wijze af te leiden dat het om 'offertes', dan wel 'pro-formafacturen', gaat. Integendeel, zij hebben alle uiterlijke kenmerken van 'facturen', die betrekking hebben op reeds uitgevoerde herstelwerkzaamheden. Naast de vermelde werkzaamheden en de daarvoor in rekening gebrachte prijs, vermelden zij immers een factuurdatum, een (opvolgend) factuurnummer en een leverdatum. Bovendien is (telkens) een BTW-post, met specificatie, opgenomen, alsmede het kenmerk dat bij betaling moet worden vermeld. Onder die omstandigheden moet worden aangenomen dat [W.] Aegon ertoe heeft willen bewegen om over te gaan tot uitkering van de geclaimde schade in de veronderstelling dat de noodzakelijke herstelwerkzaamheden reeds waren uitgevoerd. Vaststaat dat dit niet het geval was. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat [W.] bij de onderhavige claims bewust gebruik heeft gemaakt van 'valse' facturen, die - naar Aegon onweerspoken heeft gesteld - zijn opgemaakt door een vriend van [W.].
3.7. [W.] kan evenmin worden gevolgd in zijn stelling dat hij in het telefoongesprek van 6 september 2011 met Europ Assistance (lees: Aegon) slechts terugkwam op zijn schadeclaim van 9 maart 2011. Vooropgesteld wordt dat de claim van 9 maart 2011 al geruime tijd voordat het gesprek plaatsvond definitief was afgehandeld door middel van de afwijzingsbrief van Kok van 18 april 2011. Verder is van belang dat [W.] de inhoud van het telefoongesprek, zoals weergegeven in het rapport van Dekra, niet (voldoende) gemotiveerd heeft bestreden. In dat verband heeft hij op de zitting slechts aangevoerd dat de schriftelijke uitwerking van het verslag niet goed weergeeft hoe het gesprek werkelijk verliep en dat de letterlijke weergave ervan in het rapport van Dekra niet klopt. Wat hij dan wel zou hebben gezegd geeft hij echter niet aan, hetgeen wel op zijn weg lag. Gelet hierop wordt ervan uitgegaan dat het telefoongesprek - in de kern genomen - is gelopen zoals vermeld in het rapport van Dekra.
3.8. Uit de transcriptie van het telefoongesprek blijkt niet dat [W.] - ex- dan wel impliciet - heeft aangegeven dat hij terugkomt op een inmiddels afgewezen schadeclaim. Integendeel, [W.] geeft uitdrukkelijk en bij herhaling aan dat hij twee (nieuwe) waterschades wil melden, één uit januari 2011 als gevolg van verbouwingswerkzaamheden bij de bovenbuurman en één uit augustus 2011 als gevolg van onjuist aangebracht loodwerk op het balkon van de bovenburen. In feite meldt [W.] dus twee nieuwe schades. Met de opgegeven schade uit januari 2011 kan [W.] - gelet op de schadedatum en de schadeoorzaak - niets anders hebben bedoeld dan de reeds op 9 maart 2011 geclaimde schade. Dit erkent hij eigenlijk ook. Zoals hiervoor al overwogen verzuimt hij daarbij echter te melden dat die schade reeds was geclaimd en inmiddels is afgewezen, hetgeen wel van hem had mogen worden verwacht. Gelet op de schadedatum en de schadeoorzaak kan de gemelde schade uit augustus 2011 niet anders worden aangemerkt dan (nog) een nieuwe claim. Voor zover [W.] met de schade uit augustus 2011 slechts heeft willen aangeven dat de in januari 2011 ontstane schade is uitgebreid - hetgeen overigens niet blijkt uit de transcriptie van het telefoongesprek - kan hem dat niet tot voordeel strekken, aangezien alsdan hetgeen is overwogen met betrekking tot de schade uit januari 2011 ook opgaat voor de uitbreiding van de schade. Gelet op het voorgaande heeft Aegon op goede gronden mogen aannemen dat [W.] in het telefoongesprek van 6 september 2011 één, dan wel twee, nieuwe schadeclaim(s) indiende, terwijl in ieder geval één daarvan al eerder was ingediend en afgewezen. Hoe dan ook kan niet worden aangenomen dat [W.], zoals hij zelf stelt, in het telefoongesprek slechts is teruggekomen op zijn schadeclaim van 9 maart 2011, kennelijk met het doel om die claim andermaal in behandeling te nemen, dan wel de afwijzing ervan in heroverweging te nemen. Dat de nieuwe claim(s) - anders dan in voorgaande gevallen - niet is (zijn) ingediend door middel van een schade-aangifteformulier kan [W.] niet baten, aangezien Aegon onbetwist heeft gesteld dat schadeclaims zowel telefonisch als schriftelijk kunnen worden ingediend.
3.9. Een en ander betekent dat - in het bestek van dit kort geding - moet worden geconcludeerd dat [W.] de gegrondheid van de reden van Aegon tot registratie, zoals weergegeven onder 3.3 sub I, niet voldoende gemotiveerd heeft weerlegd. In het licht daarvan moet verder worden aangenomen dat [W.] door zijn handelwijze Aegon op frauduleuze wijze heeft trachten te bewegen om over te gaan tot uitkering van geleden schade waarop hij geen aanspraak heeft, alsmede dat de gedragingen van [W.] een zwaardere verdenking opleveren dan enkel een redelijk vermoeden van schuld aan strafbare gedragingen, zoals valsheid in geschrifte en/of oplichting.
3.10. Daar komt bij dat Aegon een gerechtvaardigd belang heeft bij opname van de persoonsgegevens van [W.] in de registers. Daartegenover staat het recht van [W.] op bescherming van zijn belangen. In dat verband stelt [W.] dat de registraties ertoe leiden dat lopende verzekeringen worden beëindigd en het onmogelijk maken dat hij nieuwe verzekeringen afsluit, althans de mogelijkheid daartoe beperken. Mede gelet op het doel van het Protocol moet worden geoordeeld dat bij de afweging van de belangen van partijen het belang van Aegon prevaleert. Aegon dient te kunnen uitgaan van de juistheid van de door een verzekerde verstrekte informatie. Aangenomen moet worden dat [W.] bewust heeft getracht Aegon te benadelen door een onjuiste voorstelling van zaken te geven. Doel van het Protocol is onder meer de continuïteit en de integriteit van de financiële sector te waarborgen. De dreiging met registratie kan daaraan - al dan niet als preventief middel - een positieve bijdrage leveren, doch alleen indien ook daadwerkelijk tot registratie wordt overgegaan in een voorkomend geval zoals het onderhavige. Daartegenover heeft [W.] onvoldoende gesteld op grond waarvan hij disproportioneel wordt geraakt in zijn belangen. Te minder nu vaststaat dat het op zichzelf mogelijk is voor [W.] om nieuwe verzekeringen af te sluiten. Dat de daarbij gehanteerd voorwaarden nadeliger zullen zijn dan gebruikelijk heeft [W.] geheel aan zichzelf te wijten en kan hem dan ook niet baten. Aldus is het proportionaliteitsbeginsel ex artikel 5.2.1 van het Protocol in acht genomen.
3.11. Reeds op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat Aegon terecht is overgegaan tot de - betwiste - registraties. Het verwijt van Aegon dat [W.] in zijn schadeclaim van 4 november 2010 een valse schadeoorzaak heeft opgegeven, kan dus - wat daar verder ook van zij - verder buiten beschouwing blijven. In het licht van het voorgaande kan ook in het midden blijven of [W.] tegenover Dekra heeft erkend dat hij een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven.
3.12. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat het Protocol aan de registraties weliswaar een maximale termijn verbindt van acht jaar, maar dat - gelet op de ernst van de strafbare gedragingen en de omvang van het financiële nadeel dat Aegon had kunnen lijden - indenkbaar is dat een kortere termijn hier meer aangewezen is. Een daarop gerichte vordering is echter niet ingesteld, zodat de voorzieningenrechter zich daarover verder niet kan uitlaten.
3.13. De slotsom is dat de vordering van [W.] zal worden afgewezen, met veroordeling van hem, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten in conventie.
3.14. De vordering van Aegon betreft een geldvordering. Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien daarvan in kort geding terughoudendheid geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is - hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen - maar ook of daarnaast sprake is van feiten en/of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden.
3.15. [W.] heeft daartegen onder andere als verweer gevoerd dat Aegon geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Dat verweer treft doel. Aegon heeft immers geen enkele (relevante) reden aangevoerd op grond waarvan de door Kok aan haar gecedeerde vorderingen op [W.] bij wijze van voorlopige voorziening al zouden moeten worden toegewezen. De enkele omstandigheid dat [W.] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering in conventie brengt - anders dan Aegon heeft aangevoerd - nog niet mee dat het vereiste spoedeisende belang ook aanwezig is bij de reconventionele vordering.
3.16. De vordering van Aegon zal dan ook worden afgewezen, met veroordeling van Aegon, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten. Tot dusver zullen deze aan de zijde van [W.] worden begroot op nihil, aangezien niet aannemelijk is dat [W.] als gevolg van de vordering van Aegon extra kosten heeft moeten maken.
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt [W.] in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van Aegon begroot op € 1.391,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 575,-- aan griffierecht;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt Aegon in de kosten van de reconventionele procedure, tot op dit vonnis aan de zijde van [W.] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2012.