ECLI:NL:RBSGR:2012:BX7364
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vordering tot verbod op tenuitvoerlegging van arresten door de Staat der Nederlanden
In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit negen personen, dat de gedaagde, de Staat der Nederlanden, zou worden verboden om over te gaan tot de tenuitvoerlegging van de arresten die op 2 juni 2010 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch waren gewezen. Deze arresten betroffen veroordelingen van eisers wegens openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en het zich zonder toestemming op andermans grond bevinden. De eisers voerden aan dat hun recht op een eerlijke behandeling, zoals gewaarborgd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was geschonden doordat hun advocaten tijdens de zitting door de voorzitter van het hof uit de rechtszaal waren verwijderd. Dit zou hebben geleid tot een onrechtmatige veroordeling en een schending van hun vrijheid van verdediging en meningsuiting.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage heeft op 27 juli 2012 geoordeeld dat de vordering van eisers moet worden afgewezen. De rechter stelde vast dat een veroordelende beslissing van de strafrechter, waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, moet worden ten uitvoer gelegd. De rechter wees erop dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken niet toestaat dat een veroordeelde via een vordering tegen de Staat de juistheid van de beslissing van de strafrechter kan aanvechten. De rechter erkende dat er uitzonderingen mogelijk zijn op dit stelsel, maar oordeelde dat in dit geval geen sprake was van een evidente schending van het EVRM.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de Hoge Raad in eerdere arresten had geoordeeld over de klachten van eisers en dat er geen grond was voor de vordering tot verbod op tenuitvoerlegging. De eisers werden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die op € 1.391,-- werden begroot. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken op 27 juli 2012.