Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 423091 / KG ZA 12-723
Vonnis in kort geding van 8 augustus 2012
1. [eiseres],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [X.],
eisers,
advocaat mr. B.A. Huijgen te Amsterdam,
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke te Den Haag.
Eisers worden hierna afzonderlijk aangeduid als '[eiseres]' en '[eiser]'. Gedaagde wordt aangeduid als 'de Staat'.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 31 juli 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Bij arrest van 16 december 2005 heeft het gerechthof te Arnhem aan [eiser] een ontnemingsmaatregel opgelegd ter hoogte van een bedrag van € 1.739.000,--. Dit arrest is inmiddels onherroepelijk geworden. Het pro resto bedrag van de ontnemingsmaatregel beloopt thans € 1.074.923,15.
1.2. In het kader van de tenuitvoerlegging van de ontnemingsmaatregel is op 22 maart 2012 een dwangbevel tegen [eiser] uitgevaardigd als bedoeld in artikel 575 van het Wetboek van Strafvordering.
1.3. Op 11 juni 2012 is, nadat de voorzieningenrechter te Amsterdam daartoe verlof heeft verleend, onder meer executoriaal beslag gelegd op een houten chalet (stacaravan) met verdere aangehorigheden, plaatselijk bekend standplaats [000] op het Caravanpark van [Y.] aan de [adres] te [gemeente] (hierna: de stacaravan).
1.4. De executoriale verkoop van de stacaravan staat voorlopig gepland op 9 augustus 2012.
1.5. [eiser] ondergaat sinds 11 juni 2012 lijfsdwang in verband met het niet kunnen innen van de ontnemingsvordering.
1.6. [eiseres] is de dochter van [eiser].
2.1. Eisers vorderen, na wijziging van eis, - zakelijk weergegeven - de aangezegde verkoop van de stacaravan te verbieden, onder gelijktijdige opheffing van het executoriale beslag.
2.2. Daartoe voeren eisers het volgende aan.
De Staat heeft executoriaal beslag gelegd onder een goed dat niet aan [eiser] in eigendom toebehoort. Bij overeenkomst van 1 juli 2003 is de eigendom van de stacaravan met inventaris door [eiser] overgedragen aan [eiseres]. Dit gebeurde in het kader van de boedelverdeling na echtscheiding tussen [eiser] en zijn ex-echtgenote. De huurovereenkomst van de standplaats van de stacaravan staat ook op naam van [eiseres], evenals de ten behoeve van de stacaravan gesloten inboedelverzekering. De door de Staat aangekondigde executoriale verkoop is derhalve onrechtmatig en het gelegde executoriale beslag dient te worden opgeheven. Daarbij komt dat de stacaravan onlosmakelijk met de huurovereenkomst is verbonden. Als de stacaravan wordt verkocht wordt de huurovereenkomst ontbonden en dient de stacaravan verwijderd te worden. Dit kan alleen door de stacaravan geheel af te breken, waarna deze niets meer waard is en executoriale verkoop niets oplevert. De geplande executie is buitenproportioneel, zodat de Staat onrechtmatig jegens [eiser] handelt door desondanks tot executoriale verkoop over te gaan.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Artikel 438 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat verzet tegen de executie door een derde geschiedt door dagvaarding van zowel de executant als de geëxecuteerde. [eiseres] heeft alleen de Staat als executant gedagvaard en niet [eiser] als geëxecuteerde. Dit verzuim door [eiseres] zal evenwel niet tot niet ontvankelijkheid van haar vordering leiden nu de positiebepaling van [eiser] in dit verband duidelijk is en de Staat bovendien geen beroep wenst te doen op de niet ontvankelijkheid van het verzet door [eiseres].
3.2. Vooropgesteld wordt dat de Staat bevoegd is tot executie van vermogensbestanddelen die toebehoren aan [eiser], aan wie de onherroepelijk geworden ontnemingsmaatregel is opgelegd. Indien echter met een voldoende mate van aannemelijkheid komt vast te staan dat de stacaravan niet aan [eiser], maar aan [eiseres] in eigendom toebehoort, is het gelegde executoriale beslag onrechtmatig jegens [eiseres] en dient haar vordering te worden toegewezen.
3.3. [eiser] heeft, ter zitting daarnaar gevraagd, te kennen gegeven dat hij gedurende de helft van het jaar in de stacaravan verblijft en dat hij de huurlasten van de stacaravan voor zijn rekening neemt, evenals de verzekeringspremies. Deze situatie doet vermoeden dat [eiser] als rechthebbende (eigenaar) van de stacaravan moet worden aangemerkt. Het is aan eisers om dit vermoeden te weerleggen.
3.4. Eisers hebben ter onderbouwing van hun stelling dat de stacaravan aan [eiseres] in eigendom toebehoort verwezen naar de tussen hen gesloten overeenkomst van 1 juli 2003. [eiser] heeft in dat kader aangevoerd dat hij destijds met zijn ex-echtgenote is overeengekomen dat hij geen alimentatie zou betalen en dat de stacaravan om die reden aan [eiseres] is toebedeeld. Eisers hebben verder een verklaring van de ex-echtgenote van [eiser] in het geding gebracht, waarin zij bevestigt dat de eigendom van de stacaravan op 1 juli 2003 is overgedragen aan [eiseres]. Hoewel deze stukken een aanwijzing zouden kunnen zijn dat [eiseres] eigenaar is van de stacaravan, is dit op zichzelf niet doorslaggevend. Dit geldt temeer nu [eiser] naar eigen zeggen feitelijk geen gebruik maakt van zijn GBA-adres in Amsterdam en hij als hij in Nederland verblijft daarbij gebruik maakt van de stacaravan. Hij draagt naar eigen zeggen ook de aan de stacaravan verbonden kosten. Onduidelijk blijft voorts onder welke titel de eigendom aan [eiseres] zou zijn verschaft. In die specifieke situatie is de voorzieningenrechter van oordeel dat het onder 3.3. vermelde vermoeden door eisers onvoldoende is weerlegd, zodat niet voldoende aannemelijk is geworden dat de stacaravan eigendom is van [eiseres]. Dat de huurovereenkomst en de verzekeringen op haar naam staan maakt dit niet anders.
3.5. Eisers hebben verder betoogd dat de executoriale verkoop van de stacaravan niets oplevert en om die reden buitenproportioneel is. De Staat heeft dit betoog gemotiveerd betwist en heeft ter onderbouwing daarvan een memo van 31 juli 2012 van Nijbod Consultancy te Eindhoven in het geding gebracht, inzake de waardebepaling van de stacaravan indien deze moet worden afgevoerd. Hierin staat vermeld dat het afvoeren van de stacaravan tot een batig saldo leidt. Eisers hebben weliswaar gesteld dat deze waardebepaling niet juist is, maar hebben dit op geen enkele wijze onderbouwd. Nu de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet te twijfelen aan de juistheid van de door de Staat opgevoerde waardebepaling, kan het standpunt van eisers dat de executieverkoop van de stacaravan buitenproportioneel is geen stand houden. Dat de opbrengst, zoals eisers betogen, (te) gering is in verhouding tot het nog in het kader van de ontnemingsmaatregel openstaande bedrag, maakt de executie evenmin buitenproportioneel. De Staat heeft derhalve een rechtmatig belang bij de onderhavige executiemaatregel.
3.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Staat niet onrechtmatig handelt jegens eisers door executoriaal beslag op de stacaravan te leggen en deze executoriaal te verkoop. De vorderingen van eisers zullen derhalve worden afgewezen.
3.7. Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.391,--, waarvan
€ 816,-- aan salaris advocaat en € 575,-- aan griffierecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2012.