ECLI:NL:RBSGR:2012:BX8649

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
425513 / KG ZA 12-888
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot staking van vervangende hechtenis in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, een alleenstaande moeder, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie) met het verzoek om de vervangende hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen. Eiseres was eerder veroordeeld tot een werkstraf en had zich niet gehouden aan de voorwaarden, wat leidde tot de beslissing van de officier van justitie om vervangende hechtenis op te leggen. Eiseres voerde aan dat de wijze en het moment van de tenuitvoerlegging onrechtmatig waren, vooral gezien haar verantwoordelijkheden als moeder van twee jonge kinderen. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 24 augustus 2012 en op 27 augustus 2012 uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op grond van artikel 561 van het Wetboek van Strafvordering verplicht is om onherroepelijke uitspraken van de strafrechter ten uitvoer te leggen. De rechter oordeelde dat de officier van justitie een grote mate van beleidsvrijheid heeft bij het bepalen van de wijze en het moment van de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. De voorzieningenrechter concludeerde dat eiseres, ondanks haar bezwaarschrift, rekening had moeten houden met de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis en dat zij passende maatregelen had moeten treffen voor de opvang van haar kinderen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. De rechter oordeelde dat de omstandigheden van eiseres, hoewel begrijpelijk, niet voldoende zwaarwegend waren om de beslissing van de officier van justitie te weerleggen. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van de officier van justitie en de beperkingen van de rechterlijke toetsing in kort geding procedures.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 425513 / KG ZA 12-888
Vonnis in kort geding van 27 augustus 2012
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. T.J. Stapel te Haarlem,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelende te ’s-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. M.M.C. van Graafeiland te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
Eiseres heeft gedaagde op 17 augustus 2012 doen dagvaarden om op 24 augustus 2012 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld en er is op 27 augustus 2012 door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 24 augustus 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 19 december 2008 is eiseres wegens – samengevat – vernieling van goederen veroordeeld tot een werkstraf van 20 uur, subsidiair 10 dagen hechtenis. Daarnaast is de bij vonnis van 13 december 2006 van de rechtbank Haarlem voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf omgezet naar een werkstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis.
2.2. De tenuitvoerlegging van de werkstraf is overgedragen aan de reclassering. De reclassering heeft op 30 maart 2012 gerapporteerd dat eiseres zich bij herhaling niet heeft gehouden aan de regels en heeft de opdracht als onuitvoerbaar retour gestuurd.
2.3. Op 25 mei 2012 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de aan eiseres opgelegde vervangende hechtenis bevolen. Eiseres is hiervan op 1 juni 2012 in kennis gesteld.
2.4. Eiseres heeft vervolgens een bezwaarschrift ex artikel 22g lid 3 van het Wetboek van Strafrecht ingediend tegen de omzetting van de werkstraf. Bij beschikking van 5 juli 2012 van de rechtbank Haarlem is het bezwaar ongegrond verklaard.
2.5. Op 30 juli 2012 is eiseres aangehouden en in vervangende hechtenis genomen.
2.6. Eiseres heeft op 16 augustus 2012 een gratieverzoek ingediend met daarbij een verzoek de vervangende hechtenis op te schorten totdat op het gratieverzoek is beslist. Bij brief van 23 augustus 2012 heeft de Staatssecretaris van het ministerie van Veiligheid en Justitie aan eiseres gemeld dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet zal worden geschorst gedurende de behandeling van het gratieverzoek.
3. Het geschil
3.1. Eiseres vordert gedaagde te veroordelen om de vervangende hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen.
3.2. Daartoe voert eiseres het volgende aan. De wijze en het moment waarop de vervangende hechtenis ten uitvoer is gelegd is onrechtmatig. De officier van justitie had niet in redelijkheid tot de beslissing kunnen komen de hechtenis nu ten uitvoer te leggen. Eiseres is een alleenstaande moeder van twee kinderen van drie jaar en negen maanden oud. Het jongste kind kreeg nog dagelijks borstvoeding tot het moment van aanhouding. Kinderen van deze leeftijd kunnen niet zonder hun moeder. De kinderen worden nu door Bureau Jeugdzorg opgevangen, maar deze situatie is verre van ideaal. Gedaagde is bekend met het feit dat eiseres een alleenstaande moeder is en had met haar, na de uitspraak van de rechtbank Haarlem, contact kunnen opnemen om afspraken te maken over de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Eiseres had in dat geval maatregelen kunnen treffen voor de kinderen. Tegen de beslissing van de officier van justitie staat geen andere rechtsgang open dan die bij de burgerlijke rechter, waardoor eiseres ontvankelijk is in haar vordering.
3.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde onrechtmatig jegens haar handelt. Daarmee is in de bevoegdheid van de burgerlijke rechter – in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding – tot kennisneming van de vordering gegeven. Aangezien onvoldoende is gebleken dat tegen de beslissing om met de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis aan te vangen een andere met voldoende waarborgen omklede snelle rechtsgang openstaat dan die bij de burgerlijke rechter is eiseres ontvankelijk in haar vordering.
4.2. Op grond van artikel 561 Wetboek van Strafvordering is de officier van justitie verplicht om onherroepelijke uitspraken van de strafrechter (geheel) ten uitvoer te leggen. Bij het bepalen van de wijze en het moment waarop de vervangende hechtenis ten uitvoer zal worden gelegd, komt de officier van justitie een grote mate van beleidsvrijheid toe. In kort geding kunnen deze beslissingen slechts marginaal worden getoetst. Gedaagde heeft gesteld dat het beleid in zaken als de onderhavige is dat de zogenoemde zelfmeldprocedure niet geldt en dat de officier van justitie de wijze en het moment van de vervangende hechtenis bepaalt. Niet gesteld noch gebleken is dat dit beleid onrechtmatig is. Ter beoordeling staat de vraag of de officier van justitie in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit de vervangende hechtenis op deze wijze en op dit moment ten uitvoer te leggen.
4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat nu eiseres op 1 juni 2012 in kennis is gesteld van het besluit tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis, zij ermee rekening had moeten houden, ondanks het door haar ingediende bezwaarschrift, dat de vervangende hechtenis ten uitvoer zou worden gelegd. Het had dan ook op haar weg gelegen om passende maatregelen te treffen voor de opvang van de kinderen. Zelfs indien eiseres kort voor haar aanhouding op 30 juli 2012 pas op de hoogte zou zijn gesteld van de uitspraak op het bezwaarschrift, leidt dit niet tot een ander oordeel. Eiseres had zich immers op de hoogte kunnen stellen van de uitspraak op het bezwaar. Temeer nu eiseres zelf aanwezig was op de zitting op 25 juni 2012 waarop het bezwaarschrift behandeld is. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat het voor de twee jonge kinderen niet wenselijk is dat zij niet bij hun moeder verblijven, is deze omstandigheid onvoldoende zwaarwegend om tot oordeel te komen dat de officier van justitie in redelijkheid niet tot bedoeld besluit had kunnen komen. De vordering van eiseres zal worden afgewezen.
4.4. Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Dat eiseres een bijstandsuitkering ontvangt en daardoor onvoldoende draagkracht heeft om aan een proceskostenveroordeling te voldoen, leidt niet tot een ander oordeel.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.391,--, waarvan
€ 816,-- aan salaris advocaat en € 575,-- aan griffierecht;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2012.
sb