ECLI:NL:RBSGR:2012:BX9245

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
424561 / HA RK 12-430
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 september 2012 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van kantonrechter mr. R.J. ter Kuile. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoekster, die betrokken was bij een civiele procedure betreffende een vordering tot betaling van een geldsom uit hoofde van een lidmaatschap van de Vereniging van Eigenaars (VvE). Verzoekster stelde dat de kantonrechter partijdig was, omdat hij eerder in een vergelijkbare zaak met dezelfde eisende partij een vonnis had gewezen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk was, omdat het te laat was ingediend. Verzoekster had al voor de comparitie van partijen op 17 april 2012 kennis van het eerdere vonnis van de kantonrechter en had haar wrakingsverzoek eerder moeten indienen.

Daarnaast oordeelde de wrakingskamer dat de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond gaven om te vrezen dat de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbrak. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De enkele omstandigheid dat de kantonrechter eerder een vonnis had gewezen in een vergelijkbare zaak, was onvoldoende om aan te nemen dat hij niet onpartijdig zou zijn. Ook de stelling van verzoekster dat de kantonrechter woorden in de mond van getuigen had gelegd, werd niet onderbouwd en afgewezen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking deels niet ontvankelijk werd verklaard en deels werd afgewezen, waarna het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/48
rekestnummer: 424561 / HA RK 12-430
rolnummer: 1150247 / 12-6944
datum beslissing: 10 september 2012
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: de heer [gemachtigde];
tegen
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
gemachtigde: Van der Velde Van Hal Gerechtsdeurwaarders;
strekkende tot wraking van:
mr. R.J. ter Kuile,
kantonrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de kantonrechter.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
1.1. De hoofdzaak betreft een vordering die ziet op betaling door verzoekster van een geldsom uit hoofde van een lidmaatschap van de Vereniging van Eigenaars (hierna: VvE). Verzoekster is lid van deze VvE.
1.2. De kantonrechter heeft op 8 november 2011 in een vergelijkbare zaak tussen belanghebbende en een ander VvE-lid vonnis gewezen, waarbij de vordering van belanghebbende is toegewezen.
1.3. Op 29 februari 2012 is verzoekster door belanghebbende gedagvaard om te verschijnen voor de kantonrechter. Op 17 april 2012 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gehouden, waarna op 29 mei 2012 en 23 juli 2012 getuigen zijn gehoord.
1.4. Op 20 juni 2012 is door een collega-kantonrechter een vonnis gewezen tussen belanghebbende en weer een ander VvE-lid, waarbij de vordering van belanghebbende is afgewezen.
1.5. Op 26 juli 2012 is het onderhavige wrakingsverzoek met bijlagen ingekomen bij de griffie van deze rechtbank. Per e-mail van 6 augustus 2012 heeft de kantonrechter gereageerd op het wrakingsverzoek, waarop op 22 augustus 2012 een reactie van verzoekster is ontvangen.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
2.1. Op 27 augustus 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verschenen zijn de gemachtigde van verzoekster en belanghebbende. Het wrakingsverzoek is door de gemachtigde toegelicht. De kantonrechter heeft laten weten niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig te zullen zijn.
3. Het standpunt van verzoekster.
3.1. Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. De kantonrechter is vooringenomen en partijdig nu hij in een identieke zaak reeds een vonnis heeft gewezen en hij bovendien getuigen woorden in de mond heeft gelegd en tegen de gemachtigde van verzoekster heeft gezegd dat 'hij zijn mond moest houden'.
4. Het standpunt van mr. Ter Kuile.
4.1. De kantonrechter heeft gesteld dat de eerder door hem behandelde zaak geheel los staat van deze zaak en dat hij de gemachtigde van verzoekster inderdaad stevig heeft toegesproken, nu deze de instructies van de kantonrechter bleef negeren.
5. De beoordeling.
5.1. Op grond van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt een verzoek tot wraking gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
5.2. De wrakingskamer is van oordeel dat verzoekster haar verzoek, voor zover dat ziet op het bezwaar dat deze kantonrechter reeds eerder in een vergelijkbare zaak met dezelfde eisende partij vonnis heeft gewezen en nu haar zaak behandelt, te laat heeft ingediend en overweegt daartoe het volgende. Verzoekster had voor aanvang van de comparitie van partijen op 17 april 2012 reeds kennis van het vonnis van de kantonrechter van 8 november 2011. Verzoekster had haar wrakingsverzoek moeten doen op het moment dat zij bekend werd of kon zijn met het feit dat dezelfde kantonrechter haar zaak zou behandelen, derhalve uiterlijk bij aanvang van de comparitie van partijen op 17 april 2012. Voor zover het verzoekster niet al vooraf uit de oproep voor deze zitting duidelijk was dat dezelfde kantonrechter haar zaak zou behandelen, had het op haar weg gelegen dit bij aanvang van de comparitie bij de kantonrechter na te vragen. Het verzoek is echter pas binnengekomen op 26 juli 2012, zodat het verzoek om de kantonrechter te wraken op deze grond te laat is gedaan en daarom niet ontvankelijk is. Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat de enkele omstandigheid dat de gewraakte rechter in een vergelijkbare zaak reeds eerder een vonnis heeft gewezen, niet meebrengt dat deze rechter niet onpartijdig zou zijn. Het feit dat er door een andere kantonrechter in een vergelijkbare zaak met dezelfde eisende partij een andersluidend vonnis is gewezen, maakt dit niet anders en kan evenmin leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek.
5.3. Ten aanzien van de stelling van verzoekster dat het optreden van de kantonrechter ten tijde van de getuigenverhoren bij haar de indruk heeft gewekt dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbreekt, overweegt de wrakingskamer als volgt. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, van het EVRM, dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.4.Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.5. De door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 3. weergegeven, geven geen grond te vrezen dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van verzoekster de schijn van partijdigheid gewekt. Verzoekster heeft haar stelling dat de kantonrechter woorden in de mond van de getuigen heeft gelegd, op geen enkele wijze concreet gemaakt. Ook overigens is niet gebleken dat de kantonrechter woorden in de mond van de getuigen zou hebben gelegd, zodat het verzoek tot wraking op deze grond wordt afgewezen.
5.6. De opmerking van de kantonrechter dat de gevolmachtigde van verzoekster zijn mond moest houden is aan te merken als een ordemaatregel. Een dergelijke maatregel levert, behoudens bijkomende feiten en/of omstandigheden - waarvan thans geen sprake is - , geen grond op voor wraking.
5.7. Gelet op het voorgaande zal het wrakingsverzoek deels niet ontvankelijk worden verklaard en deels worden afgewezen.
6. De beslissing.
De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking, voor zover dat ziet op het bezwaar dat de kantonrechter eerder in een vergelijkbare zaak met dezelfde eisende partij vonnis heeft gewezen, niet ontvankelijk;
- wijst het verzoek tot wraking voor het overige af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a zijn gevolmachtigde [gemachtigde];
• verweerder(s) in de hoofdzaak [belanghebbende];
• de kantonrechter mr. R.J. ter Kuile;
Deze beslissing is gegeven door mrs. E. Rabbie, H.M.D. de Jong en G.P. Verbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.F. Ritmeijer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2012.