ECLI:NL:RBSGR:2012:BX9921

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/20939
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in asielzaak met betrekking tot opvangvoorzieningen

In deze zaak heeft eiser op 29 juni 2012 beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) van 26 juni 2012. Eiser stelt dat hij geen opvang of voorzieningen heeft en dat er sprake is van een medische noodsituatie. Hij betwist de opgelegde locatieverbod voor onbepaalde tijd. Verweerder, het COA, stelt echter dat de beëindiging van de verstrekkingen geen besluit is in de zin van artikel 3a, lid 1 van de Wet COA, en dat hiertegen geen rechtsmiddelen openstaan. Hierdoor is de rechtbank volgens verweerder onbevoegd om van het geschil kennis te nemen.

De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of zij bevoegd is om het beroep te behandelen. Uit de asielprocedure van eiser blijkt dat zijn asielaanvraag bij besluit van 12 mei 2011 is afgewezen en dat het daartegen ingediende beroep ongegrond is verklaard. Dit besluit heeft formele rechtskracht gekregen, wat betekent dat de verstrekkingen van rechtswege zijn beëindigd. De rechtbank concludeert dat de brief van 26 juni 2012 van het COA geen besluit is waartegen beroep mogelijk is.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. De rechter heeft geen omstandigheden gevonden die aanleiding geven om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen en is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2012. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Nevenlocatie Middelburg
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 12/20939
uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank in de zaak tussen
[naam],
eiser,
gemachtigde mr. P.R. Klaver,
en
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers,
verweerder.
Procesverloop
Eiser heeft op 29 juni 2012 beroep ingesteld tegen verweerders besluit van 26 juni 2012 (het bestreden besluit).
Partijen hebben de rechtbank meegedeeld dat zij toestemming geven voor het met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht buiten zitting afdoen van het beroep. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij geen opvang casu quo voorzieningen heeft. Eiser stelt dat sprake is van een medische noodsituatie. Eiser stelt dat hem ten onrechte een locatieverbod voor onbepaalde tijd wordt opgelegd.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de feitelijke beëindiging van de verstrekkingen geen besluit is als bedoeld in artikel 3a, eerste lid van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), dan wel een met een besluit gelijk te stellen handeling als bedoeld in het tweede lid. Hiertegen staan volgens verweerder geen rechtsmiddelen open, zodat de rechtbank onbevoegd is van het geschil kennis te nemen.
3. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of zij bevoegd is van het beroep kennis te nemen.
4. Uit de asielprocedure van eiser blijkt dat de asielaanvraag bij besluit van 12 mei 2011 is afgewezen. Het tegen dat besluit ingediende beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, nevenlocatie Rotterdam, van 12 januari 2012 ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is door eiser geen hoger beroep ingesteld, zodat het besluit van 12 mei 2011 formele rechtskracht heeft gekregen. Ingevolge artikel 45, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover hier van belang, heeft dit besluit van rechtswege tot gevolg dat verstrekkingen voorzien bij of krachtens de COA worden beëindigd. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (LJN: AU4236 en LJN: AT6656) volgt dat verweerders brief van 26 juni 2012 geen besluit is in de zin van artikel 3a, eerste lid, van de Wet COA, dan wel een met een besluit gelijk te stellen handeling, als bedoeld in het tweede lid, waarvan beroep mogelijk is. Verweerders schrijven van 26 juni 2012 houdt niet meer in dan de vermelding van de van rechtswege ingetreden rechtsgevolgen van de meeromvattende beschikking van 12 mei 2011.
5. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat zij onbevoegd is van het beroep kennis te nemen.
6. Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen moet worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte kosten is de voorzieningenrechter niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd van het onderhavige beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in tegenwoordigheid van P.C.M. van Leeuwen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op: 11 oktober 2011
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuurs¬recht¬spraak van de Raad van State.