ECLI:NL:RBSGR:2012:BY0681

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/269 R
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsanering zonder schone lei wegens niet voldoen aan de sollicitatieplicht

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 28 september 2012 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die sinds 1 mei 2009 onder deze regeling valt. De schuldenares heeft gedurende de schuldsanering een Ziektewetuitkering ontvangen tot medio maart 2011, waarna zij een WWB-uitkering ontving. De gemeente heeft haar vrijgesteld van de sollicitatieplicht op basis van arbeidsongeschiktheid, maar het UWV heeft geweigerd haar een WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, ondanks de vrijstelling van de sollicitatieplicht, de schuldenares gedeeltelijk arbeidsgeschikt was en derhalve verplicht was om te solliciteren. De bewindvoerder heeft aangegeven dat de schuldenares niet aan haar sollicitatieplicht heeft voldaan en geen sollicitatiebewijzen heeft overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De rechter-commissaris heeft een voordracht gedaan tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder het verlenen van de schone lei. De rechtbank heeft deze voordracht ondersteund en de schuldsaneringsregeling beëindigd, waarbij het salaris van de bewindvoerder en de gemaakte kosten zijn vastgesteld. De schuldenares kan tegen deze uitspraak binnen acht dagen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

insolventienummer: 09/269 R
uitspraakdatum : 28 september 2012
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
In de schuldsaneringsregeling van:
[schuldenares],
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats],
wonende te [adres, postcode en woonplaats],
voorheen vennoot van [Y.] V.O.F.,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te [Z.] onder nummer [xxxxxxxx],
vestigingsadres: [adres, postcode en vestigingsplaats]
heeft de rechter-commissaris een voordracht gedaan tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling ex artikel 352 Faillissementswet.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling is uitgesproken op 1 mei 2009, met benoeming van, laatstelijk, mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers tot rechter-commissaris en van, laatstelijk, B. van der Linden-van Huessen ( Van der Linden CS), kantoorhoudende te Zwijndrecht, tot bewindvoerder.
Zowel schuldenares bijgestaan door mr. G. Cimen, als de heer T.P.F. Eisses namens de bewindvoerder zijn ter terechtzitting van 14 september 2012 gehoord.
Door de bewindvoerder is schriftelijk verslag uitgebracht ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het verslag houdt onder meer in dat naar het oordeel van de bewindvoerder de schuldenares in de nakoming van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen toerekenbaar tekort is geschoten. Schuldenares heeft niet voldaan aan haar sollicitatieplicht. Schuldenares heeft vanaf maart 2011 een WWB-uitkering ontvangen. De sollicitatieplicht was derhalve op haar van toepassing. Schuldenares heeft echter tot op heden geen sollicitatiebewijzen aangeleverd.
De rechter-commissaris ondersteunt het verzoek van de bewindvoerder dat de schuldsaneringsregeling dient te worden beëindigd zonder het verlenen van de schone lei.
De schuldenares heeft bij monde van haar advocaat ter terechtzitting het volgende aangevoerd:
Schuldenares heeft vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregeling tot medio maart 2011 een Ziektewetuitkering ontvangen. Zoals de bewindvoerder ook verklaart in haar verslag van 10 september 2012 hoefde schuldenares gedurende die periode niet te solliciteren. Vanaf maart 2011 ontvangt schuldenares een WWB-uitkering. Nu schuldenares ook vanaf dat moment nog altijd niet arbeidsgeschikt was, is zij per brief d.d. 21 november 2011 van de gemeente [X.] wegens haar volledige arbeidsongeschiktheid tot 1 december 2012 vrijgesteld van haar sollicitatieplicht. Na ontvangst van deze brief heeft schuldenares de bewindvoerder op de hoogte gebracht van deze vrijstelling. Echter, schuldenares kreeg als reactie op deze brief slechts per brief te horen dat zij zich aan haar sollicitatieplicht moest houden. Dit is voor schuldenares onbegrijpelijk geweest. Het had ook op de weg van de bewindvoerder gelegen om na ontvangst van de brief van 21 november 2011, dus nadat schuldenares aan had gegeven dat zij wegens arbeidsongeschiktheid niet in staat was om aan haar sollicitatieplicht te voldoen, schuldenares door te verwijzen naar de GGD voor een onderzoek. Artikel 3.5 sub f van de Recofa-richtlijnen bepaalt immers dat indien een schuldenaar van mening is arbeidsongeschikt te zijn, zij dan een medische verklaring of medische informatie hieromtrent overlegt. Aan deze verplichting heeft schuldenares voldaan. Mocht de bewindvoerder de informatie niet afdoende hebben gevonden, dan had zij op grond van artikel 3.5 sub f een deskundige moeten aanwijzen die schuldenares kon keuren. Immers was er voldoende aanleiding om aan te nemen dat sprake was van medische omstandigheden die de (mate van) arbeidsongeschiktheid beïnvloeden. Doordat de bewindvoeder zich niet aan artikel 3.5 sub f van de Recofa-richtlijnen heeft gehouden en keer op keer gestandaardiseerde brieven aan schuldenares heeft toegezonden, heeft schuldenares zich ongehoord en onbegrepen gevoeld. Uit het recente verslag van de verzekeringsarts blijkt dat schuldenares op 22 mei 2012 nog altijd in zeer grote mate arbeidsongeschikt werd bevonden. Ook dit verslag heeft schuldenares aan haar bewindvoerder toegezonden.
Namens de bewindvoerder heeft de heer T.P.F. Eisses ter terechtzitting het volgende aangevoerd:
Na afloop van de Ziektewetuitkering is schuldenares waarschijnlijk gekeurd. Schuldenares heeft geen WIA-uitkering toegekend gekregen, maar een WWB-uitkering. De standaardbrief die schuldenares van de bewindvoerder heeft ontvangen is heel volledig. In die brief staat dat de rechter-commissaris schuldenares dient vrij te stellen van de sollicitatieplicht. Uit het rapport van de verzekeringsarts van 22 mei 2012 blijkt dat schuldenares gedeeltelijk geschikt is om te werken. De bewindvoerder gaat ervan uit dat schuldenares in de periode na maart 2011 gedeeltelijk arbeidsgeschikt is geweest.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Van personen ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is, mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen en dat zij door doen of nalaten de uitvoering van de regeling niet anderszins belemmeren danwel frustreren. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting moet worden geoordeeld of en in hoeverre schuldenares haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen.
De wettelijke schuldsaneringsregeling veronderstelt een inspanning van de schuldenares om in het tijdvak waarop de schuldsaneringsregeling van toepassing is zich zoveel mogelijk inkomsten te verwerven waarmee de schuldeisers geheel of ten dele kunnen worden voldaan. Deze verplichting kan concreet tot uitdrukking komen in een sollicitatieplicht. De bewijsstukken hiervan alsook bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid een keuringsrapport ter zake, dienen aan de bewindvoerder te worden verstrekt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is naar voren gekomen dat schuldenares vanaf datum toelating tot de schuldsaneringsregeling tot 10 maart 2011 een Ziektewetuitkering heeft ontvangen. De sollicitatieplicht was derhalve tot 10 maart 2011 niet op schuldenares van toepassing. Vanaf 11 maart 2011 heeft schuldenares van het UWV een WWB-uitkering toegekend gekregen. Bij besluit van 6 mei 2011 heeft het UWV geweigerd om aan schuldenares met ingang van 11 maart 2011 een WIA-uitkering toe te kennen. Dit besluit berust op het standpunt dat schuldenares op 11 maart 2011 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was in de zin van de WIA. Bij besluit van 8 september 2011 heeft het UWV het bezwaar van schuldenares ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep in gesteld. Bij vonnis van 8 februari 2012 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Uit het vonnis blijkt dat de rechtbank geen aanleiding heeft gezien het medisch onderzoek van het UWV in deze zaak onzorgvuldig te achten. Zowel de verzekeringsarts, die de beperkingen van schuldenares heeft vastgesteld in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 april 2011, als de bezwaarverzekeringsarts hebben hun medische beoordeling deugdelijk onderbouwd en gemotiveerd. Uit het rapport d.d. 22 mei 2012 van de verzekeringsarts blijkt wederom dat schuldenares voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank is derhalve van oordeel dat ervan kan worden uitgegaan dat schuldenares na de periode van 11 maart 2011 gedeeltelijk arbeidsgeschikt is geweest en de sollicitatieplicht op haar van toepassing was. Schuldenares heeft echter geen sollicitatiebewijzen overgelegd.
De stelling van schuldenares dat het aan de bewindvoerder is om een deskundige te benoemen, die zich zal uitlaten over de arbeids(on)geschiktheid van schuldenaar, is niet juist. Artikel 3.5 sub f van de Recofa-richtlijnen bepaalt dat het aan de schuldenaar is medische informatie te overleggen waar de arbeidsongeschiktheid uit blijkt. Dat heeft schuldenares nagelaten. Zij heeft slechts een brief van de gemeente [X.] overgelegd waaruit blijkt dat de gemeente schuldenares volledig arbeidsongeschikt acht. Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank geen medische informatie, als bedoeld in artikel 3.5 sub f van de Recofa-rechtlijnen.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende, kan niet worden gezegd dat het gaat om tekortkomingen die vanwege de bijzondere aard of geringe betekenis ervan buiten beschouwing kunnen worden gelaten.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de schuldsaneringsregeling beëindigen zonder aan de schuldenares de zogenoemde "schone lei" toe te kennen.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenares toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van de schuldenares eindigen op
1 mei 2012;
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op € 1.823,08 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting);
- stelt het bedrag van de kosten vast op € 104,34.
Gewezen door mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2012 in tegenwoordigheid van J.M. Bakkenes, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen te griffie van het gerechtshof te 's-Gravenhage.