ECLI:NL:RBSGR:2012:BY1782

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
425919 / HA RK 12-491 Wrakingnummer 2012/56
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 augustus 2012 een verzoek tot wraking afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. M.Y.M. Renken, tegen de rechter mr. R.J. Paris. De verzoeker stelde dat er een schijn van partijdigheid bestond, omdat mr. Paris in eerdere, vergelijkbare zaken tussen dezelfde partijen beslissingen had genomen die in één lijn waren. De wrakingskamer overwoog echter dat de enkele omstandigheid dat de gewraakte rechter in vergelijkbare zaken uitspraken heeft gedaan, niet voldoende is om te concluderen dat deze rechter niet onpartijdig zou zijn. De verzoeker heeft geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd die de vrees voor onpartijdigheid rechtvaardigen, noch is gebleken dat de schijn van partijdigheid is gewekt. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de rechters E. Rabbie, H.M.D. de Jong en G.P. Verbeek, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. Y.F. Ritmeijer.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/56
rekestnummer: 425919/ HA RK 12-491
zaaksnummer: 424477 / KG ZA 12-815
datum beslissing: 30 augustus 2012
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
raadsvrouw: mr. M.Y.M. Renken,
tegen
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
raadsvrouw: mr. M.M. van Wijk,
strekkende tot wraking van:
mr. R.J. Paris,
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
1.1. Belanghebbende heeft verzoeker reeds driemaal eerder in kort geding gedagvaard in verband met de verdeling van gemeenschappelijke zaken, te weten voor de zittingen van 16 april 2012, 15 mei 2012 en 10 juli 2012. Deze drie zaken zijn behandeld door mr. Paris. Op de zitting van 16 april 2012 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. In het tweede en derde geding heeft mr. Paris vonnis gewezen op 25 mei 2012 en 17 juli 2012.
1.2. Bij dagvaarding van 3 augustus 2012 heeft belanghebbende verzoeker in kort geding gedagvaard voor de zitting van maandag 27 augustus 2012 te 9.00 uur teneinde nakoming van de vaststellingsovereenkomst van 16 april 2012 te bewerkstelligen. Ook deze zaak zou door mr. Paris worden behandeld.
1.3. Bij fax van 23 augustus 2012 heeft mr. Renken verzocht mr. Paris te wraken en de zaak door een andere rechter te laten behandelen.
1.4. Bij brief, op 24 augustus 2012 ingekomen bij de griffie van deze rechtbank, heeft mr. Paris gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.5. De raadsvrouw van belanghebbende heeft eveneens per brief van 24 augustus 2012 gereageerd op het namens verzoeker ingediende wrakingsverzoek.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
2.1. Op 27 augustus 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld, waarbij aanwezig waren de raadsvrouw van verzoeker en belanghebbende, bijgestaan door haar raadsvrouw. Het wrakingsverzoek is door de raadsvrouw van verzoeker toegelicht.
3. Het standpunt van verzoeker.
3.1. Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Bij verzoeker is de schijn van vooringenomenheid ontstaan, doordat reeds drie soortgelijke zaken tussen verzoeker en belanghebbende zijn behandeld door mr. Paris, waarbij de beslissingen van mr. Paris in één lijn lijken te zijn genomen. Gelet op het verloop van de gedingen en de vonnissen van 25 mei 2012 en 17 juli 2012 wordt namelijk de indruk gewekt dat de vaststellingsovereenkomst van 16 april 2012 de koers heeft bepaald, welke tot en met het vonnis van 17 juli 2012 is gevolgd. Bij verzoeker is gelet op het voorgaande de vrees ontstaan dat de reeds uitgezette koers in onderhavig geding door mr. Paris zal worden voortgezet en mr. Paris derhalve niet objectief naar de zaak kan kijken.
4. Het standpunt van mr. Paris.
4.1. Van schijn van partijdigheid kan niet worden gesproken enkel vanwege het feit dat in opeenvolgende kort gedingen over hetzelfde onderwerp eenzelfde eenduidige lijn wordt getrokken. De reden dat ook onderhavig kort geding door mr. Paris wordt behandeld is gelegen in het feit dat het dossier al bij hem bekend is en het om hetzelfde onderwerp gaat als in de voorgaande drie gedingen.
5. De beoordeling.
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, van het EVRM, dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3. De wrakingskamer overweegt dat de enkele omstandigheid dat de gewraakte rechter in vergelijkbare opeenvolgende zaken tussen dezelfde partijen uitspraken heeft gedaan en zijn beslissingen in één en dezelfde lijn heeft genomen, niet meebrengt dat deze rechter niet onpartijdig zou zijn.
5.4. Verzoeker heeft voorts geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd die de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt rechtvaardigen noch is gebleken dat ten aanzien van verzoeker de schijn van partijdigheid is gewekt.
5.5. Gelet op het voorgaande zal het wrakingsverzoek worden afgewezen.
6. De beslissing.
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de behandeling van de onder 1.2. vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn raadsvrouw mr. M.Y.M. Renken;
• verweerder in de hoofdzaak p/a haar raadsvrouw mr. M.M. van Wijk;
• de rechter mr. R.J. Paris.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E. Rabbie, H.M.D. de Jong en G.P. Verbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.F. Ritmeijer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2012.