vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 398149 / HA ZA 11-2004
Vonnis van 31 oktober 2012
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. drs. S.A.P. van den Berg te 's-Gravenhage,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE ZUID-HOLLAND,
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Jacobse te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de provincie genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 juni 2011, met 19 producties;
- de conclusie van antwoord, met één productie;
- het tussenvonnis van 5 oktober 2011, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 16 februari 2012;
- de rolbeslissing van 23 mei 2012, waarbij [eiseres] de vordering tegen de medegedaagde Hoogheemraadschap Rijnland heeft ingetrokken en de zaak tussen deze partijen is doorgehaald;
- de akte houdende eisvermindering van 18 september 2012, met 2 producties;
- het proces-verbaal van de voortzetting van de comparitie van 18 september 2012.
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2.1.[eiseres] is eigenaresse van de woning met erf en tuin op een perceel aan de [A-straat te plaats A]. Zij woont daar vanaf 2006 met haar echtgenoot, de heer [B] (hierna: [B]). De woning is een voormalige boerderij van ruim 100 jaar oud welke is gefundeerd op staal. Hierbij rusten de muren via een verbrede voet op de bodem, die in dit geval bestaat uit veengrond. In 1976 is de zuid-westelijke hoek van de woning gefixeerd door middel van het aanbrengen van een juk met twee palen. Ongeveer de helft van de woning is onderkelderd.
2.2.De woning ligt aan de westzijde van de snelweg A4. Aan de voorzijde van het perceel van de woning loopt een hoofdwatergang, waarvan het peil wordt beheerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna: het Hoogheemraadschap). Aan de achterzijde van het perceel ligt een dijk. Daarachter liggen een met bomen begroeid boezemgebied (hierna: het bos) en de recreatieplas Vlietland, waarvan het peil volgens het peilbesluit
circa 4 meter hoger is dan het peil van de polder waarin het perceel van [eiseres] is gelegen. Haaks op de dijk, aan de zuidzijde van het perceel van [eiseres], ligt een sloot, die is bedoeld als hoogwatervoorziening. Deze sloot wordt door een stuw gescheiden van de hoofdwatergang.
2.3. In maart 2009 heeft de Dienst Groenservice Zuid-Holland, onderdeel van de provincie, een duiker aangelegd vanuit het bos door de onder 2.2 bedoelde dijk naar een (andere dan de onder 2.2 bedoelde) sloot welke afwatert op de hoofdwatergang. De duiker werd aangelegd om het waterpeil in het bos te verlagen. De provincie heeft de voor deze aanleg benodigde vergunning van het Hoogheemraadschap niet gevraagd of gekregen. De aanleg heeft ertoe geleid dat het waterpeil in het bos circa 75 cm is gezakt.
2.4. In augustus 2009 hebben [B] en [eiseres], na hun vakantie, onder meer forse scheuren in de zij- en kopgevel van de woning, dat wil zeggen aan de zijde van de hoogwatervoorziening en de hoofdwatergang geconstateerd. Zij hebben dit gemeld bij het Hoogheemraadschap.
2.5.Op 9 november 2009 heeft de provincie, op verzoek van het Hoogheemraadschap, de duiker verwijderd.
3.Het geschil
3.1.[eiseres] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad de provincie veroordeelt:
Itot betaling van een schadevergoeding aan [eiseres] van € 138.172,18, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2012, althans 18 september 2012;
IItot betaling van een schadevergoeding aan [eiseres], nader op de maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, indien haar totale schade meer blijkt te bedragen dan het onder I genoemde bedrag;
IIItot vergoeding van de kosten die [eiseres] heeft gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid van € 460,23 en € 803,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de desbetreffende facturen, 14 juli 2012 respectievelijk 31 juli 2012, althans 18 september 2012;
IV tot vergoeding van de kosten die [eiseres] heeft gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte, te begroten op 4.000,- of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
Vin de kosten van de procedure.
3.2.[eiseres] legt hieraan, samengevat, de volgende stellingen ten grondslag. De aanleg van de duiker heeft tot ertoe geleid dat het waterpeil in de hoogwatervoorziening met 15 cm is gezakt en tevens dat het grondwaterpeil onder de woning is gezakt. Dientengevolge is de woning verzakt en beschadigd. Voor deze schade dient de provincie op te komen op grond van onrechtmatige daad. De provincie heeft in strijd gehandeld met een wettelijke verplichting door zonder de vereiste vergunning de duiker aan te leggen. Bovendien wist of behoorde de provincie te weten dat de door haar beoogde onttrekking van water (mogelijk) gevolgen zou hebben voor het peil van het oppervlakte- en/of grondwater van het direct omliggende gebied, waaronder het perceel van [eiseres]. Door zonder nader onderzoek naar de (mogelijke) gevolgen van de onttrekking van water de duiker te plaatsen, heeft de provincie onzorgvuldig jegens [eiseres] gehandeld.
3.3.De provincie voert gemotiveerd verweer.
4.De beoordeling
4.1.Aangezien [eiseres] de vordering jegens de medegedaagde het Hoogheemraadschap heeft ingetrokken, laat de rechtbank bij de verdere beoordeling de stellingen en weren van het Hoogheemraadschap buiten beschouwing, indien en voor zover [eiseres] en/of de provincie deze stellingen en weren niet hebben overgenomen.
4.2.Niet bestreden is dat in de periode tussen het aanleggen van de duiker en het verwijderen ervan schade aan de woning is opgetreden, onder meer bestaande uit scheurvorming in de muren. In beginsel rust op [eiseres] de last om te bewijzen dat, zoals zij stelt, deze schade is veroorzaakt door de aanleg van de duiker. Daartegenover stelt de provincie zich op het standpunt dat de schade aan de woning het gevolg is van de fundering (op staal en bovendien deels gefixeerd door twee palen), welke fundering volgens de provincie ongeschikt is voor veengrond. De rechtbank gaat, behoudens tegenbewijs door de provincie, uit van de juistheid van de stellingen van [eiseres]. Hiertoe is het volgende redengevend.
4.3.Tijdens de comparitie van 16 februari 2012 is met partijen onder meer afgesproken dat [eiseres] een nader onderzoek zou laten verrichten naar de oorzaak van de scheurvorming in haar woning. Naar aanleiding hiervan heeft [eiseres] de heer [C] (hierna: [C]), werkzaam bij Fugro Geoservices B.V., ingeschakeld. Op het door [C] op 30 maart 2012 uitgebrachte rapport heeft de provincie gereageerd, waarbij zij heeft verwezen naar de brief d.d. 26 april 2012 van de heer [D] (hierna: [D]), werkzaam bij Cunningham&Lindsey. [C] en [D] hebben tijdens de comparitie van 18 september 2012 een nadere toelichting gegeven.
4.4.De rechtbank hecht betekenis aan de bevindingen van [C]. In zijn rapport heeft [C], samengevat, het volgende geconcludeerd. De hoogwatervoorziening wordt in een droge periode als de zomer naar verwachting voor een groot deel gevoed door de kwel- en grondwaterstroom vanuit het hoger gelegen bos. Deze toestroom is naar verwachting afgenomen door het verlagen van het waterpeil als gevolg van de aanleg van de duiker. Door een verlaging van het waterpeil in de hoogwatervoorziening is het zeer aannemelijk dat de grondwaterstand van de woning is gedaald. Daarnaast wordt de grondwaterstand ook beïnvloed door de kwel en freatische toestroming van grondwater vanuit het bos, welke toestroom in de zomer 2009 eveneens is afgenomen. Een verlaging van de grondwaterstand bij de woning kan de draagkracht van de fundering van de woning verminderen, waardoor er schade aan de woning ontstaat.
4.5.Vooralsnog is niet aannemelijk dat andere dan de door [C] genoemde factoren de schade aan de woning hebben veroorzaakt. Op dit punt heeft de provincie gewezen op een mogelijke speling van 15 cm in het waterpeil in de hoofdwatergang, hetgeen dan invloed zou hebben op de grondwaterstand bij de woning. Daarover heeft [C] onder meer verklaard dat een speling van 15 cm in het waterpeil niet naar voren is gekomen uit de door het Hoogheemraadschap aan hem verstrekte gegevens met betrekking tot de hoogte van dat peil in 2009. Daarnaast heeft de provincie gewezen op de specifieke eigenschappen en gedragingen van een op staal gefundeerde woning. Daarover heeft [C] ter zitting verklaard dat de woning er al lang staat en dat de scheurvorming in zeer korte tijd is ontstaan, zodat de fundering hem geen aannemelijke verklaring lijkt voor de scheurvorming.
4.6.De rechtbank realiseert zich dat [C] in zijn rapport geen harde conclusies heeft getrokken. Daarover heeft hij ter zitting onder meer verklaard dat verder onderzoek zijns inziens niet tot een sluitend antwoord zal leiden over de oorzaak van de scheurvorming, nu een nulmeting ontbreekt. Normaliter wordt bij gevoelige objecten een vooropname gemaakt en worden bijvoorbeeld peilbuizen geslagen. Daarvoor is ook reden bij een kwetsbaar object als een woning die op staal is gefundeerd, aldus nog steeds [C].
4.7.De provincie heeft niet bestreden dat een vooropname in een situatie als de onderhavige aangewezen was. Daar komt nog bij dat evenmin is bestreden dat, zoals [C] ter zitting heeft verklaard, indien de provincie een vergunning zou hebben aangevraagd voor de aanleg van de duiker, onderzoek zou hebben plaatsgevonden naar de gevolgen van de aanleg van de duiker voor gevoelige objecten. Een en ander leidt de rechtbank tot het oordeel dat de onzekerheid over de toestand van de woning vóór de aanleg van de duiker en het verloop van de grondwaterstand onder de woning in 2009 voor risico van de provincie moet worden gebracht.
4.8.Het voorgaande betekent dat het thans aan de provincie is om, bij wijze van tegenbewijs, het bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de schade aan de woning niet of niet geheel door de aanleg van de duiker is veroorzaakt.
4.9.Hierbij merkt de rechtbank op dat, indien vast komt te staan dat de provincie schadeplichtig is, er grond bestaat voor een - nader te bepalen - aftrek wegens eigen schuld omdat [eiseres] er geen rekening mee heeft gehouden dat zij zelf het peil van de hoogwatervoorziening diende te bewaken en, zoals [C] ter zitting heeft verklaard, door het plaatsen van een pomp de schade had kunnen worden voorkomen.
4.10.Als de provincie niet slaagt in het bewijs als hiervoor bedoeld, is zij jegens [eiseres] schadeplichtig. Hiertoe is het volgende redengevend.
4.11.Niet bestreden is dat, zoals namens [eiseres] ter zitting is verklaard, de provincie in strijd heeft gehandeld met de keur van het Hoogheemraadschap door de duiker zonder daartoe strekkende vergunning aan te leggen. Hierbij rijst de vraag of de desbetreffende bepalingen van de keur beogen het belang van [eiseres] te beschermen, met andere woorden: of er is voldaan aan het relativiteitsvereiste. De rechtbank behoeft op dit geschilpunt geen beslissing te nemen, aangezien zij van oordeel is dat, afgezien van het niet naleven van de keur, de provincie in strijd heeft gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, welke norm beoogt het belang van [eiseres] te beschermen. Door het aanleggen van de duiker werd relatief fors ingegrepen in de waterhuishouding van het gebied dat als complex en kwetsbaar is aan te merken. Het had dan ook op de weg van de provincie gelegen om de mogelijke nadelige gevolgen van deze ingreep voor de woning van [eiseres] te onderzoeken, zoals dit zou zijn gebeurd indien een aanlegvergunning zou zijn aangevraagd. Daarnaast had de provincie [eiseres] behoren in te lichten over de aanleg van de duiker, opdat laatstgenoemde maatregelen had kunnen nemen ter vermijding van het risico op daling van het peil in de hoogwatervoorziening en/of daling van de grondwaterstand bij de woning. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de provincie dat, als zij een aanlegvergunning zou hebben aangevraagd, zij aan de woning van [eiseres] geen aandacht zou hebben hoeven te besteden omdat deze is voorzien van een eigen hoogwatervoorziening. Aangezien de provincie bedoeld onderzoek niet heeft verricht en [eiseres] evenmin heeft ingelicht als hiervoor bedoeld, heeft de provincie onzorgvuldig jegens [eiseres] gehandeld.
4.12.Aan de provincie wordt overgelaten om te bepalen op welke wijze zij het van haar verlangde tegenbewijs, zoals omschreven in 4.8, wenst te leveren. De rechtbank verzoekt de provincie zich hierover bij akte uit te spreken.
4.13.De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
5.De beslissing
De rechtbank
5.1.laat de provincie toe tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen stelling dat de onder 4.2 bedoelde schade aan de woning is veroorzaakt door de aanleg van de duiker;
5.2.verwijst de zaak naar de rol van 14 november 2012 voor akte aan de zijde van de provincie als bedoeld onder 4.12;
5.3.houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2012.