ECLI:NL:RBSGR:2012:BY4510

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/5382
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake schadevergoeding na heroverweging besluit door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 november 2012 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerster, Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen, dat op 5 juni 2012 was genomen. Dit besluit hield in dat verweerster afzag van het invorderen van een schuld van € 34.903,42, die eiser en zijn medeeisers aan verweerster verschuldigd waren na de gedwongen verkoop van hun woning. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van 28 maart 2011, dat zijn bezwaar ongegrond verklaarde. Eiser had tegen dat besluit beroep ingesteld, maar dit beroep was ongegrond verklaard en het hoger beroep was ingetrokken.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat hij geen procesbelang had. De rechtbank stelde vast dat het beroep was ingesteld namens eiser 2, maar dat uit het bezwaarschrift niet bleek dat eiser 2 ook bezwaar had gemaakt. Hierdoor was het beroep namens eiser 2 niet-ontvankelijk. Daarnaast was het beroep gericht tegen een besluit waarbij verweerster aan eiser tegemoet was gekomen, waardoor er geen procesbelang kon worden aangenomen. De rechtbank concludeerde dat het besluit van 5 juni 2012 niet de door eiser gestelde schade had veroorzaakt, omdat verweerster met dit besluit juist aan eiser tegemoet was gekomen.

De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en gaf aan dat eiser, indien hij schadevergoeding wenst, verweerster kan verzoeken om een zuiver schadebesluit of een vordering kan instellen bij de civiele rechter. De uitspraak werd gedaan door mr. K. Schaffels, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/5382
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2012 in de zaak tussen
[eiser] en [eiser 2], te Den Haag, eisers
(gemachtigde: J.S. Paulus van Pauwvliet),
en
Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen, verweerster
(gemachtigde: mr. M.G.J. Maas-Cooymans).
Procesverloop
Bij besluit van 20 augustus 2010 heeft verweerster aan eisers meegedeeld dat zij een bedrag van € 34.903,42 aan verweerster zijn verschuldigd. De woning van eisers is gedwongen verkocht en de opbrengst van de verkoop was onvoldoende om de volledige hypotheek af te lossen. Omdat de woning was gefinancierd met Nationale Hypotheek Garantie heeft verweerster (een deel van) het tekort aan de geldgever vergoed.
Bij besluit van 28 maart 2011 heeft verweerster het door [eiser] (hierna: eiser) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 22 april 2011 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Bij uitspraak van 12 oktober 2011 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft eiser hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS). Bij brief van 3 mei 2012 heeft eiser het hoger beroep ingetrokken.
Bij besluit van 5 juni 2012 heeft verweerster het besluit van 28 maart 2011 heroverwogen. Verweerster heeft het bezwaar alsnog gegrond verklaard en heeft meegedeeld dat wordt afgezien van het invorderen van de schuld. Verweerster heeft het besluit van 28 maart 2011 ingetrokken.
Bij brief van 28 juni 2012 hebben eisers beroep ingesteld tegen het besluit van 5 juni 2012.
Verweerster heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 31 oktober 2012 ter zitting behandeld.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door [gemachtigden].
Overwegingen
1 De rechtbank stelt voorop dat het beroep mede is ingediend namens [eiser 2]. Uit het bezwaarschrift tegen het primaire besluit van 20 augustus 2010 blijkt echter niet dat eiser mede namens[eiser 2] bezwaar heeft gemaakt. Gelet op artikel 6:13 van de Awb kan[eiser 2] daarom het onderhavige beroep niet instellen. Voor zover het beroep is ingediend namens[eiser 2] is het dan ook niet-ontvankelijk.
2 Voorts stelt de rechtbank vast dat het beroep is gericht tegen een besluit waarbij verweerster aan eiser tegemoetgekomen is. De rechtbank dient gelet hierop te beoordelen of eiser procesbelang heeft bij het beroep.
3 Eiser heeft aangevoerd dat de primaire beschikking niet uitdrukkelijk is ingetrokken en verweerster niet heeft vastgesteld dat deze onrechtmatig is.
Eiser wil immateriële schadevergoeding (€ 34.903,42). Een verzoek om (immateriële) schadevergoeding kan door de rechtbank worden beoordeeld in het kader van artikel 8:73 van de Awb, aldus eiser.
4 Ingevolge artikel 8:73, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien zij het beroep gegrond verklaart en indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij het bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij lijdt.
5 De rechtbank stelt vast dat in deze procedure enkel het besluit van 5 juni 2012 ter beoordeling staat. Het ingetrokken besluit van 28 maart 2011 kan niet ter beoordeling staan, nu het beroep tegen dit besluit ongegrond is verklaard en het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank is ingetrokken. De rechtbank gaat er voorts van uit dat het primaire besluit van 20 augustus 2010 met het besluit van 5 juni 2012 is herroepen, nu verweerster hier een ander besluit voor in de plaats heeft gesteld, namelijk het niet meer invorderen van de schuld.
Nu alleen het besluit van 5 juni 2012 ter beoordeling staat in deze procedure kan er op grond van artikel 8:73, eerste lid, Awb in dit geval geen procesbelang worden aangenomen. Het besluit van 5 juni 2012 kan immers niet de door eiser gestelde schade hebben veroorzaakt, nu met dit besluit juist aan eiser tegemoetgekomen is. Het procesbelang kan niet worden ontleend aan de wens een oordeel te verkrijgen over de rechtmatigheid van het ingetrokken besluit van 28 maart 2011en het herroepen besluit van 20 augustus 2010 (zie ook de uitspraak van de AbRS van 30 maart 2011, LJN: BP9596). Indien eiser vergoeding van de door hem gestelde schade wenst, kan hij verweerster verzoeken een zuiver schadebesluit te nemen of een vordering bij de civiele rechter instellen.
6 Nu eiser geen procesbelang heeft bij het beroep is het beroep voor zover dat door hem is ingediend eveneens niet-ontvankelijk.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Schaffels, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.