ECLI:NL:RBSGR:2012:BY4810

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-758335-12
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op juwelierszaak met pepperspray en vuurwapen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met mededaders op gewelddadige wijze een overval heeft gepleegd op juwelier Koekkoek in Wassenaar. Tijdens de overval, die plaatsvond op 24 mei 2012, werd een medewerkster met pepperspray bespoten en een andere medewerker werd bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De daders hebben een glazen vitrine vernield en achttien waardevolle horloges van het merk Omega gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, ook een poging heeft gedaan om een gewapende overval te plegen op juwelier Polderman in Den Haag op 23 mei 2012. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte door zijn handelen grote gevoelens van angst heeft veroorzaakt bij de slachtoffers, wat kan leiden tot langdurige psychische gevolgen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij strafverzwarend is meegewogen dat de overval met geweld en bedreiging is gepleegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.709,80 aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/758335-12
Datum uitspraak: 30 november 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte A],
geboren op [geboortedatum] 1989 te Litouwen,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam PI]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 augustus 2012 en 16 november 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat te Culemborg, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 mei 2012 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Koekkoek Juwelier en/of [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- (weg)duwen van die [slachtoffer A] en/of
- het spuiten van pepperspray, althans een bijtende en/of traanverwekkende stof, in de richting van die [slachtoffer B] en/of die [slachtoffer C] en/of
- het (met kracht) zetten van een knie tegen het lichaam van die [slachtoffer B] en/of
- tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer D];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
een of meer derde(n) op of omstreeks 24 mei 2012 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Koekkoek Juwelier en/of [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die derde(n) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C]en/of [slachtoffer D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- (weg)duwen van die [slachtoffer A] en/of
- het spuiten van pepperspray, althans een bijtende en/of traanverwekkende stof, in de richting van die [slachtoffer B] en/of die [slachtoffer C] en/of
- het (met kracht) zetten van een knie tegen het lichaam van die [slachtoffer B] en/of
- tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer D],
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 24 mei 2012 te Wassenaar en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan;
2.
hij op of omstreeks 24 mei 2012 te Wassenaar te zamen en in vereniging met een ander of anderen een wapen van categorie I onder 7°, te weten een aansteker in de vorm van een pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een Beretta model 92FS), voorhanden heeft gehad;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 23 mei 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om:
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan juwelier Polderman en/of [slachtoffer X] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer X] en/of de (andere) in de juwelier aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer X] en/of de (andere) in de juwelier aanwezige personen te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan juwelier Polderman en/of die [slachtoffer X] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
de juwelierszaak heeft geobserveerd en/of (vervolgens) met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) die winkel heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer ander(en), dan hij verdachte, op of omstreeks 23 mei 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het door die ander(en) en/of zijn/hun mededader(s) voorgenomen misdrijf om:
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan juwelier Polderman en/of [slachtoffer X] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die ander(en) en/of zijn/hun mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer X] en/of de (andere) in de juwelier aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer X] en/of de (andere) in de juwelier aanwezige personen te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan juwelier Polderman en/of die [slachtoffer X] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die ander(en) en/of zijn/hun mededader(s)
met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) die winkel heeft/hebben betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 mei 2012 te's-Gravenhage en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die juwelierszaak te observeren en/of door op de uitkijk te staan en/of door de dader(s) aanwijzigingen te geven;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding
De verdenking komt erop neer dat verdachte samen met anderen op 24 mei 2012 een gewapende overval heeft gepleegd op juwelier Koekkoek te Wassenaar (feit 1 primair), dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest (feit 1 subsidiair). Tevens is het bezit van het daarbij gebruikte op een vuurwapen gelijkende voorwerp ten laste gelegd (feit 2).
Daarnaast wordt verdachte verdacht van medeplegen van een poging tot een gewapende overval op juwelier Polderman in Den Haag op 23 mei 2012 (feit 3 primair), dan wel medeplichtigheid daaraan (feit 3 subsidiair).
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
Feiten 1 en 2: overval juwelier Koekkoek, 24 mei 2012
Op 24 mei 2012 omstreeks 10:00 uur komen in ieder geval drie mannen juwelierswinkel Koekkoek, gevestigd aan de Langstraat 99 te Wassenaar, binnen. De voorste man loopt naar een medewerkster, [slachtoffer B], en spuit pepperspray in haar gezicht, waardoor zij door haar benen zakt. Vervolgens drukt de man [slachtoffer B] klem door vermoedelijk zijn knie tegen haar lichaam aan te zetten. Als zij niet meer klemgezet wordt, kruipt [slachtoffer B] achter een wandje en blijft daar zitten. Op dat moment hoort zij glasgerinkel.2 De eigenaar van de juwelier, de heer [slachtoffer A], is op dat moment met een medewerker, [slachtoffer D], in het aangrenzende pand waar de werkplaats is gevestigd. Nadat zij glasgerinkel hebben gehoord, rennen [slachtoffer D] en [slachtoffer A] naar het pand waarin de juwelier is gevestigd. [slachtoffer D] gaat binnendoor en [slachtoffer A] loopt via de buitenkant.3
Als [slachtoffer D]de juwelierswinkel binnenkomt, ziet hij twee mannen staan. Hij hoort dat er nog meer personen aanwezig zijn, maar ziet hen niet. [slachtoffer D] gooit een hamer naar één van de mannen toe, waarna deze man naar hem toe rent met een vuurwapen in zijn hand. [slachtoffer D]rent weg en de man rent achter hem aan terwijl hij het vuurwapen hoog houdt. [slachtoffer D]rent naar de werkplaats en de man keert terug naar de winkel.4
Op het moment dat [slachtoffer A] buiten komt, ziet hij drie mannen de winkel uit lopen. Eén man was even daarvoor bezig in een vitrine naast de voordeur van de winkel. De drie mannen duwen [slachtoffer A] daarbij op de grond. Ze zetten het buiten direct op een rennen en rennen weg in de richting van de Molenstraat. Vervolgens loopt een vierde man de winkel uit. Hij kijkt kwaad en kwijlt. Deze man laat op de hoek van de Molenstraat en de Langstraat een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op de grond vallen en rent vervolgens weg in dezelfde richting als de andere drie mannen.5
De ruit van de vitrine direct naast de voordeur van de juwelierswinkel blijkt te zijn vernield en daaruit zijn achttien horloges van het merk Omega weggenomen.6
Om 10:05:06 uur komt bij de meldkamer van 112 de eerste melding van de overval binnen. Deze melding komt van een medewerkster van de schuin tegenover de juwelier gelegen Blokker. Zij hoort een hoop gegil en ziet mensen rennen, maar heeft verder geen zicht.7 Hieruit leidt de rechtbank af dat de overval in de minuten daarvoor gebeurd moet zijn.
Aanhouding [verdachte B]
De filiaalhouder van een tegenover de juwelier gelegen kinderkledingwinkel, de heer [getuige 9], ziet en hoort de overval gebeuren en rent achter de drie mannen aan.
Een medewerker van Hema, [slachtoffer C], en een andere voorbijganger, de heer [voorbijganger 1], rennen vervolgens ook achter hen aan.8 De voorste man houdt tijdens het rennen een blauwe plastic tas voor zich.9 De mannen rennen naar het parkeerterrein bij de Bonifaciusschool aan het Kloosterland. Daar pakken de twee voorste mannen twee fietsen uit een stalling en rijden daarop weg. Op het moment dat de derde man ook een fiets wil pakken, springt [slachtoffer C] op hem. Daarop spuit de man pepperspray in het gezicht van [slachtoffer C] en probeert wederom de fiets te pakken. [slachtoffer C] en [voorbijganger 1] springen op de man en houden hem in bedwang totdat de politie arriveert en hem om 10:11 uur aanhoudt. De man blijkt [verdachte B] te zijn genaamd. Nabij de plaats waar hij wordt aangehouden, wordt op de grond een busje pepperspray aangetroffen.10
Aanhouding [verdachte C]
Om 10:18 uur wordt nog een verdachte van de overval aangehouden in de sloot langs het fietspad van de Katwijkseweg (in het verlengde van de Van Zuylen van Neijeveltstraat en op 1,2 km afstand van juwelier Koekkoek11). Hij blijkt
[verdachte C] te zijn genaamd en kwam volgens omstanders een aantal minuten daarvoor hard aan rennen uit de richting van het Kloosterland. Het wapen dat één van de daders nabij de juwelier in de Langstraat heeft laten vallen, blijkt een aansteker te zijn in de vorm van een pistool, dat sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen van het merk Beretta en model 92 FS.12 Op het wapen is het DNA-profiel van [verdachte C] aangetroffen.13
Aanhouding [verdachte A] en [verdachte D]
Op camerabeelden van de Lange Kerkdam van 24 mei 2012 is te zien dat om 9:50:12 uur een witte Opel Astra in de richting van het centrum van Wassenaar rijdt. De auto slaat even een weggetje achter de Rabobank in en rijdt vervolgens weer terug over de Lange Kerkdam. Om 9:50:56 uur wordt de auto ter hoogte van de Lange Kerkdam 8 met de neus in de richting van de Prinsenweg geparkeerd. Om 9:51:36 uur stappen twee personen uit, die gezamenlijk in de richting van de Langstraat lopen.14
Omstreeks 10:00 uur ziet getuige [getuige 6] aan het begin van de Langstraat op een groene bank een man met blond haar en een - voor haar - Zweeds uiterlijk zitten. De getuige schat de man ongeveer 25 jaar oud en ziet dat hij een zwarte polo of t-shirt met korte mouwen en een beige kniebroek draagt. Een aantal minuten later ziet zij dezelfde man uit de richting van de Langstraat lopen met een andere man, waarbij zij op de Langstraat voortdurend achterom kijken. De andere man is bezweet, heeft donkerbruin haar en draagt een lange broek. De getuige ziet dat de mannen de rotonde oversteken en in een van de daar geparkeerd staande auto's stappen. Zij ziet dat direct daarna een van die auto's met half piepende wielen wegrijdt. Het is een lichtkleurige auto met een platte, vierkante achterkant.15
Op camerabeelden die op 24 mei 2012 zijn opgenomen vanaf de geldautomaat van de Rabobank die is gevestigd op de rotonde, zijn twee personen te zien waarvan de signalementen overeenkomen met bovenstaande beschrijving die getuige [getuige 6] heeft gegeven. Eén van deze mannen draagt een zwart poloshirt met korte mouwen en een lichtkleurige korte broek en de ander draagt een donkerkleurige lange broek. Op de beelden is te zien dat deze twee mannen vanaf 10:04:25 in de richting van het Gangplein kijken, vanaf waar zij zicht hebben op de Langstraat aan het begin waarvan juwelier Koekkoek is gevestigd. Om 10:04:29 lopen de twee mannen terug in de richting van de Lange Kerkdam.16
Op camerabeelden is te zien dat de witte Opel Astra om 10:05:06 uur op de Lange Kerkdam in de richting van de N44 rijdt.17
Tussen 10:06 uur en 10:14 uur rijdt de auto over de N44 van Wassenaar naar Den Haag.18
Om 10:15 uur houdt de politie op de hoek van de Benoordenhoutseweg (N44) en de Boslaan in Den Haag (op 9,2 km afstand van juwelier Koekkoek19) een witkleurige Opel Astra met daarin twee mannen staande. Later is door middel van een reconstructie vastgesteld dat dit de Opel Astra is die op de camerabeelden van de Lange Kerkdam te zien is.20 De mannen in de auto zijn bezweet, zien er nerveus uit en kijken veel en snel om zich heen. De auto heeft een platte, vierkante achterkant en de achterruit en achterverlichting zijn bedekt met zwart folie. De bestuurder blijkt [verdachte A] te zijn, heeft blond haar en draagt een korte witte broek en een zwart poloshirt. De bijrijder blijkt [verdachte D] te zijn, heeft donkerbruin haar en draagt een lange spijkerbroek.21
In de auto wordt een verzekeringsbewijs aangetroffen dat op naam van [verdachte B] staat. Dit betreft een verzekering voor de Opel Astra voor de periode van 8 mei tot 7 juni 2012.22
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat nergens uit blijkt dat verdachte bij de overval betrokken is geweest. Volgens de raadsvrouw kan uit de verklaring van getuige [getuige 6] niet worden afgeleid dat de twee mannen iets met het feit te maken hebben. Bovendien zou die verklaring niet juist zijn weergegeven in het proces-verbaal. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet bij de overval betrokken kan zijn geweest, nu vaststaat dat de Opel Astra om 10:05:06 uur op de Lange Kerkdam reed, terwijl de overval om 10:05 uur zou zijn begonnen. Uit de bewijsmiddelen kan bovendien niet worden afgeleid dat verdachte enige bijdrage heeft geleverd ten aanzien van het feit, laat staan dat hij opzet heeft gehad op het plegen of medeplegen van de overval, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat de overval in de minuten voor 10:05:06 uur heeft plaatsgevonden.
Vast staat dat [verdachte A] en [verdachte D] op 24 mei 2012 omstreeks 9:50 uur hun auto nabij de plaats van het misdrijf hebben geparkeerd, met de neus in de richting van de N44. Vervolgens zijn zij uitgestapt en hebben zij gedurende ongeveer tien minuten in de buurt rondgehangen. Om 10:04:25, toen de overval plaatsvond, bevonden zij zich in ieder geval op een plaats waar zij zicht hadden op de juwelier. Om 10:05:06 uur, toen de eerste melding van de overval bij de politie binnenkwam, zijn zij vervolgens met piepende banden weggereden. Zij zijn direct naar Den Haag gereden, alwaar zij staande zijn gehouden door politieagenten op wie zij een zeer nerveuze indruk maakten. Deze aanhouding vond mede plaats op basis van de signalementen en de beschrijving van de auto die getuige [getuige 6] had doorgegeven. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, acht de rechtbank deze verklaring bruikbaar voor het bewijs, nu de handgeschreven en de getypte versie met elkaar overeenkomen op die punten. Wat de piepende banden betreft staat in het getypte proces-verbaal weliswaar dat er sprake was van een piepend geluid, maar uit de geschreven en ondertekende bijlage blijkt dat het om "piepende wielen" ging. In de auto werd vervolgens een verzekeringsbewijs op naam van [verdachte B] aangetroffen, die even daarvoor als één van de overvallers door omstanders was overmeesterd.
[verdachte A] heeft over zijn aanwezigheid in Wassenaar wisselende verklaringen afgelegd, die niet overeenkomen met de verklaring van [verdachte D] en niet stroken met de inhoud van het proces-verbaal. Zo heeft [verdachte A] in eerste instantie verklaard dat hij onderweg was naar Amsterdam om zijn verjaardag te vieren en in Wassenaar heeft geprobeerd om geld op te nemen. Evenwel is gebleken dat de Visa card die [verdachte A] bij zich had tijdens zijn aanhouding in de periode van januari tot en met 24 mei 2012 niet is gebruikt. Hiermee geconfronteerd heeft hij verklaard dat hij de auto even in Wassenaar had geparkeerd om een sigaret te roken, terwijl dit op de beelden niet te zien i[verdachte D] heeft daarentegen verklaard nooit in Wassenaar te zijn geweest. Hij verklaarde dat hij die ochtend samen met een vriend in Leiden was en dat zij op de terugweg waren naar Den Haag toen zij werden aangehouden. Ook heeft verdachte geen verklaring kunnen geven voor de toevallige omstandigheid dat het verzekeringsbewijs van [verdachte B] in de auto waarmee hij reed is aangetroffen. Verdachte heeft slechts verklaard dat hij [verdachte B] niet kent.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit bovenstaande feiten en omstandigheden de betrokkenheid van verdachte bij de overval worden afgeleid. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of er ook sprake is van het (mede)plegen van die overval.
Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank dat uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat sprake moet zijn van zodanig bewuste en nauwe samenwerking dat van medeplegen kan worden gesproken. Een dergelijke samenwerking is aanwezig als de medeplegers willens en wetens samenwerken tot het plegen van het stafbare feit, door bijvoorbeeld nauwe betrokkenheid bij de planning, voorbereiding en organisatie. Daarbij zijn uitdrukkelijke en vooraf gemaakte afspraken niet vereist; ook stilzwijgende samenwerking is voldoende. Ook is niet vereist dat de betreffende verdachte zelf uitvoeringshandelingen van het misdrijf pleegt23 of dat hij bij de uitvoering van het delict aanwezig is.24
In het onderhavige geval blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de feitelijke omstandigheden dat [verdachte A] en [verdachte D] hebben samengewerkt met de andere daders van de overval. Dit blijkt uit de aanwezigheid voor, tijdens en vlak na de overval in de zeer directe nabijheid van de juwelierswinkel, in combinatie met het gedrag dat de verdachten daarbij en daarna hebben vertoond, het aantreffen van het verzekeringsbewijs op naam van een mededader en de volstrekt ongeloofwaardige verklaringen die zij over hun aanwezigheid in Wassenaar hebben afgelegd. Hoewel niet kan worden vastgesteld welke rol zij hierbij precies hebben gehad, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat hun bijdrage van zodanig belang is geweest, dat van medeplegen kan worden gesproken. Daarbij komt dat medeverdachte [verdachte B] "off the record" tegenover de politie heeft verklaard dat "niet iedereen heeft gedaan wat was afgesproken en dat de politie de personen die alles kapot hebben geslagen en de horloges hebben meegenomen, niet heeft aangehouden, en anderen, die niet in de winkel zijn geweest, wel".25 Deze verklaring bevestigt het beeld dat sprake is van een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering, waaraan naar het oordeel van de rechtbank ook verdachte heeft meegewerkt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld op juwelier Koekkoek op 24 mei 2012 (feit 1).
Hoewel vaststaat dat verdachte met anderen een overval heeft gepleegd waarbij gebruik is gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 2 ten laste gelegde (medeplegen van het) bezit van dit vuurwapen ten aanzien van verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Nu enkel het DNA-profiel van medeverdachte [verdachte C] op dit wapen is aangetroffen en de verdachten allen zwijgen over de geplande gang van zaken tijdens de overval, kan niet worden vastgesteld dat de overige verdachten (ook) beschikkingsmacht over het wapen hebben gehad. Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Feit 3: poging overval juwelier Polderman, 23 mei 2012
Op 23 mei 2012 omstreeks 10:56 uur komt een man gekleed in een roze overhemd juwelier Polderman aan de Theresiastraat 30 te Den Haag binnen. Hij heeft beide armen op zijn rug met zijn handen ter hoogte van zijn broeksband. Terwijl hij richting de vitrines loopt, haalt hij met zijn rechterhand een zwart (op een vuurwapen gelijkend) voorwerp achter zijn rug vandaan en houdt deze tijdens het lopen achter zijn rechterbeen. De man reageert niet op vragen van het winkelpersoneel of hij geholpen wil worden en staat onverstaanbaar te mompelen. De eigenaar van de juwelier, de heer [slachtoffer X], begeleidt de man in de richting van de uitgang van de winkel. Enkele passen voordat hij bij de deur is, ziet [slachtoffer X] dat de man een vuurwapen bij zich heeft. De man probeert het vuurwapen te verstoppen tussen zijn zij en zijn arm. Als de man buiten is, sluit [slachtoffer X] snel de deur en de rolluiken en drukt de overvalknop in. Gedurende de periode dat de man binnen was, stond een andere man, gekleed in een licht/donker gestreept shirt voor de winkel steeds om zich heen te kijken. Als de man de juwelierszaak uit komt, spreekt hij met de andere man en daarna lopen ze samen weg.26
Een aantal minuten hiervoor, omstreeks 10:45 uur, heeft getuige [getuige 7] voor de zijgevel van Albert Heijn schuin aan de overkant van juwelier Polderman een man zien staan, die met zijn hoofd "nee" schudde naar een man in een (fuchsia)rozekleurig shirt die aan de overkant voor juwelier Polderman stond. [getuige 7] omschrijft de man die "nee" schudde als blank, afkomstig uit het Oostblok, ongeveer 1.74 meter lang, 32 tot 36 jaar oud, kalend of kortgeschoren haar met een wit shirt en een korte zwarte broek. Zijn postuur omschrijft ze als blokkerig.27
Direct tegenover juwelier Polderman is de personeelsingang van Albert Heijn gevestigd. Op camerabeelden die vanaf deze personeelsingang op 23 mei 2012 zijn gemaakt is te zien dat vanaf 10:54:08 uur een man voorbij de zijgevel van Albert Heijn loopt en naar de overkant kijkt. Deze man is groot van postuur en heeft (van de achterkant gezien) blond haar met vrij grote wijd uitstaande oren. De man draagt een witte korte broek en een zwart shirt met korte mouwen. Deze man is door vier verschillende verbalisanten op de beelden herkend als zijnde verdachte [verdachte A]. Ook de rechtbank heeft ter terechtzitting van 16 november 2012 waargenomen dat de uiterlijke kenmerken van de man op de beelden zeer sterke gelijkenis vertonen met het uiterlijk van verdachte. Dit geldt met name voor wat betreft zijn "blokkerige" postuur, zijn haardracht en -kleur en het achteraanzicht van zijn hoofd en oren. Derhalve stelt de rechtbank vast dat de man op de camerabeelden verdachte is.
Op de beelden is te zien dat verdachte (vanuit de camerapositie gezien) naar rechts loopt, daarbij onafgebroken naar de overkant blijft kijken en vervolgens weer naar links loopt. Omstreeks 10:54 uur komen aan de overkant twee personen in beeld, waarvan één is gekleed in rozekleurige bovenkleding. Vanaf 10:56:12 komt verdachte weer in beeld en om 10:56:40 is te zien dat de man met de roze bovenkleding de juwelier in gaat. Om 10:57:36 komt de man weer naar buiten rent samen met de andere man weg.28
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de man met de roze bovenkleding op 23 mei 2012 heeft geprobeerd om een overval te plegen op juwelier Polderman. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een poging, nu de gedragingen van de dader - de juwelierszaak observeren, vervolgens met een vuurwapen in de hand de zaak betreden en kennelijk het juiste moment afwachten - naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf (vgl. HR 24 oktober 1978, NJ 1979, 52). Voorts is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij deze poging tot overval. Vast staat dat verdachte op het moment van het misdrijf aan de overkant heen en weer liep en steeds naar de juwelierszaak keek. De verklaring van verdachte dat hij niet deze persoon op de camerabeelden is, is kennelijk leugenachtig, nu de rechtbank hem hierop heeft herkend. Verder staat vast dat verdachte een aantal minuten voordat de dader de juwelierszaak binnenging, "nee" heeft geschud naar hem. De verklaring die getuige [getuige 7] hierover heeft afgelegd acht de rechtbank betrouwbaar. Zij verklaart weliswaar dat de man een wit shirt en een korte zwarte broek droeg, terwijl vast staat dat verdachte een zwart shirt en de korte witte broek droeg. Dit is echter een voorstelbare vergissing, die niet direct haar gehele verklaring teniet doet. Dit geldt temeer nu de rest van de signalementsomschrijving van [getuige 7], met name het "blokkerige" postuur, overeenkomt met het uiterlijk van verdachte.
Uit de bovenbeschreven omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte (mede) heeft bepaald op welk moment de man de juwelier zou overvallen en dat hij daarmee een coördinerende functie heeft gehad. Gelijk aan hetgeen hierover onder feit 1 is opgemerkt over medeplegen, stelt de rechtbank aan de hand van de feitelijke omstandigheden vast dat verdachte nauw betrokken moet zijn geweest bij de planning, voorbereiding en organisatie van de (poging tot) overval, zodat sprake is van medeplegen. Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 24 mei 2012 te Wassenaar tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-ëigening heeft weggenomen een hoeveelheid horloges, toebehorende aan Koekkoek Juwelier en/of [slachtoffer A], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C]en/of [slachtoffer D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- (weg)duwen van die [slachtoffer A] en
- het spuiten van pepperspray, in de richting van die [slachtoffer B] en die [slachtoffer C] en
- het met kracht zetten van (vermoedelijk) een knie tegen het lichaam van die [slachtoffer B] en
- tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer D].
3.
hij op 23 mei 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om:
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, toebehorende aan juwelier Polderman en/of [slachtoffer X], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer X] en de andere in de juwelier aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer X] en/of de andere in de juwelier aanwezige personen te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld van zijn/hun gading, toebehorende aan juwelier Polderman en/of die [slachtoffer X],
de juwelierszaak heeft geobserveerd en vervolgens met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) die winkel heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en voorts geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de strafmaat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders op gewelddadige wijze een overval gepleegd op een juwelierszaak in Wassenaar. Tijdens deze overval is een in de zaak aanwezige medewerkster met pepperspray bespoten en is een andere medewerker met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) bedreigd. De daders hebben een glazen vitrine kapot geslagen en hebben daaruit achttien waardevolle horloges van het merk Omega weggenomen.
Daarnaast heeft verdachte een dag eerder, samen met anderen, geprobeerd om een gewapende overval te plegen op een juwelierszaak in Den Haag. Dat deze overval niet is voltooid, is geenszins te wijten aan het handelen van verdachte.
Door aldus te handelen heeft verdachte bij de slachtoffers grote gevoelens van angst teweeg gebracht. De ervaring leert dat slachtoffers van een gewapende overval daarvan in het algemeen een langdurige en ernstige psychische nasleep ondervinden. Dit nietsontziende, brutale gedrag van verdachte werd kennelijk slechts ingegeven door beoogd financieel gewin.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 25 mei 2012, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van een uittreksel uit het Litouwse register van veroordeelde personen van 11 juni 2012. Daaruit blijkt dat verdachte in Duitsland is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor een soortgelijke strafbaar feit.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 8 augustus 2012. De reclassering acht een verplicht reclasseringscontact voor verdachte niet geïndiceerd, gelet op het feit dat hij (in Nederland) niet eerder met justitie in aanraking is gekomen, de tenlastegelede feiten ontkent, zijn praktische zaken - naar eigen zeggen - op orde heeft en geen binding met Nederland heeft.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die gewoonlijk voor een overval worden opgelegd. Die straffen bedragen, gelet op de jurisprudentie en de straftoemetingsrichtlijnen, gemiddeld twee tot vijf jaren gevangenisstraf. Daarbij werkt strafverzwarend dat het onder 1 bewezenverklaarde feit met behulp van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en pepperspray is gepleegd, waardoor twee van de slachtoffers letsel hebben opgelopen. Daarnaast is dit feit op de openbare weg in een winkelstraat en onder het oog van veel publiek begaan. Het heeft dus niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij dit publiek gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Het onder 3 bewezenverklaarde feit betreft een poging waarbij eveneens gebruik is gemaakt van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp). Ten slotte geldt ten nadele van verdachte dat hij eerder voor soortgelijke feiten en ook voor andere geweldsdelicten is veroordeeld. Gelet hierop acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenis van vijf jaar passend en geboden.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer B] (gemachtigde: A.M.C. Govers van DAS Rechtsbijstand) heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 1.709,80.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.709,80, subsidiair 27 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer B].
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De omvang van de vordering is door of namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
Wat de immateriële schade betreft acht de rechtbank een bedrag van € 1.500,- als vergoeding naar billijkheid toewijsbaar.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.709,80.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.709,80 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer B].
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde de kentekenhouder [naam].
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende, zijnde de kentekenhouder [naam], gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 45, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
ten aanzien van feit 3 primair:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en/of
medeplegen van poging tot afpersing;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer B] (gemachtigde: A.M.C. Govers van DAS Rechtsbijstand) een bedrag van € 1.709,80;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.709,80 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer B] (gemachtigde: A.M.C. Govers van DAS Rechtsbijstand);
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 27 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de teruggave aan de rechthebbende, zijnde de kentekenhouder [naam],
van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1.00 STK Personenauto [nummer], OPEL ASTRA station Kl:wit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Timmermans, voorzitter,
mrs. C. Fetter en J.J. Peters, rechters,
in tegenwoordigheid van
mrs. J.M.N. Schrover en I. Verstraeten-Jochemsen, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer 2012109370 (voorgeleidingsdossier), van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 588).
2 Proces-verbaal verhoor aangeefster, [slachtoffer B], 24 mei 2012, p. 17-18.
3 Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer A], 24 mei 2012, p. 12-13, proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer D], 24 mei 2012, p. 29-30.
4 Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer D], 24 mei 2012, p. 29-30.
5 Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer A], 24 mei 2012, p. 12-13; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 8], 24 mei 2012, p. 50-51; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 1], 26 mei 2012, p. 212-213; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 2], 31 mei 2012, p. 232-233; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 3], 31 mei 2012, p. 234-235; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 4], 31 mei 2012, p. 236-237; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 5], 12 juni 2012, p. 285-286 en bijlage p. 287.
6 Proces-verbaal, 26 mei 2012, p. 172 en bijlage p. 173, Proces-verbaal van bevindingen, 31 mei 2012, p. 325-333; Aanvullend dossier (ongenummerd): Proces-verbaal van bevindingen, 1 november 2012.
7 Geschriften, te weten een print incident d.d. 24 mei 2012, p. 89-93 en een rapport incident d.d. 24 mei 2012, p. 94-101; Proces-verbaal meldkamer gesprekken, 30 mei 2012, p. 174-175.
8 Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 9], 31 mei 2012, p. 225-228; Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer C], 24 mei 2012, p. 21-25; Proces-verbaal verhoor getuige, [voorbijganger 1], 24 mei 2012, p. 36-39.
9 Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 10], 30 mei 2012, p. 238-239 en bijlagen p. 243-244; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 11], 29 mei 2012, p. 245-246.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 9], 31 mei 2012, p. 225-228; Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer C], 24 mei 2012, p. 21-25; Proces-verbaal verhoor getuige, [voorbijganger 1], 24 mei 2012, p. 36-39; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 12], 26 mei 2012, p. 215-217; Proces-verbaal aanhouding [verdachte B], 24 mei 2012, p. 130-131; Proces-verbaal, 24 mei 2012, p. 71-72.
11 Proces-verbaal van bevindingen, 25 maart (de rechtbank leest: mei) 2012, p. 152-153.
12 Proces-verbaal, 24 mei 2012, p. 69-70.
13 Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2012.06.18.005, op 3 september 2012 opgemaakt en ondertekend door dr. R.J. Bink, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA.
14 Proces-verbaal van bevindingen, 13 juni 2012, p. 343-355.
15 Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 6], 24 mei 2012, p. 61-64.
16 Proces-verbaal van bevindingen, 13 juni 2012, p. 362-363.
17 Proces-verbaal van bevindingen, 13 juni 2012, p. 343-355.
18 Proces-verbaal van bevindingen, 26 juni 2012, p. 394-395.
19 Proces-verbaal van bevindingen, 28 maart (de rechtbank leest: mei) 2012, p. 178-179.
20 Proces-verbaal, 18 juli 2012, p. 548-552.
21 Proces-verbaal aanhouding [verdachte A], 24 mei 2012, p. 103-105; Proces-verbaal aanhouding [verdachte D], 24 mei 2012, p. 117-119; Proces-verbaal signalementen verdachten, 30 mei 2012, p. 194-198; Proces-verbaal signalementen verdachten, 30 mei 2012, p. 204-210.
22 Proces-verbaal van bevindingen, 6 juni 2012, p. 371-375; Kennisgeving van inbeslagneming, 24 mei 2012, p. 81-85 en bijlage p. 80.
23 HR 25 maart 1975, NJ 1975, 270; HR 12 februari 2002, LJN AD7803.
24 HR 17 november 1981, NJ 1983, 84.
25 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte B], 25 mei 2012, p. 138-140; Proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling, [verdachte B], 26 mei 2012; Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte B], 8 juni 2012, p. 437-443; Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte B], 8 juni 2012, p. 437-443; Proces-verbaal bevindingen, 10 augustus 2012, p. 523-525.
26 Proces-verbaal aangifte, [slachtoffer X], 23 mei 2012, p. 445-446; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 13], 23 mei 2012, p. 459-460; Proces-verbaal van bevindingen, 4 juni 2012, p. 497-501.
27 Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 7], 24 mei 2012, p. 485-486.
28 Proces-verbaal bevindingen beelden onderzoek Thea, 7 juni 2012, p. 505-508; Proces-verbaal van bevindingen, 25 mei 2012, p. 158-159; Proces-verbaal van bevindingen, 24 mei 2012, p. 513-514; Eigen waarneming van de getoonde camerabeelden ter terechtzitting van 16 november 2012.