ECLI:NL:RBSGR:2012:BY4976

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/30567 & 12/30568
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 56 Vw wegens niet in werking treden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw van onbekende nationaliteit, en de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 14 september 2012, waarbij haar een vrijheidsbeperkende maatregel was opgelegd op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres stelde dat zij het besluit niet had ontvangen en dat het daarom niet in werking was getreden. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder niet had aangetoond dat het besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt, waardoor de maatregel niet rechtsgeldig was. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit, waardoor het geacht werd nooit te hebben bestaan. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de hoofdzaak was beslist. Eiseres had verzocht om een lichter middel, zoals een meldplicht, in plaats van de opgelegde maatregel, maar dit werd niet toegewezen. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten aan eiseres, vastgesteld op € 874,--. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Haarlem
bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12 / 30567 (beroep)
AWB 12 / 30568 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 9 oktober 2012 in de zaak tussen
[naam eiseres],
geboren op [geboortedatum], nationaliteit onbekend, verblijvende in de gemeente Rotterdam,
eiseres, verzoekster, hierna te noemen eiseres,
mede namens haar minderjarige kinderen,
[kind1], geboren op [geboortedatum] en
[kind 2], geboren op [geboortedatum],
(gemachtigde: mr. J. Klaas, advocaat te Haarlem),
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder,
(gemachtigde: mr. M.O. Kanhai, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage).
Procesverloop
Op 14 september 2012 is aan eiseres de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging ex artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen de maatregel op 25 september 2012 beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2012. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat het besluit van 14 september 2012 tot oplegging van een maatregel ex artikel 56 Vw aan eiseres, waarbij eiseres wordt verplicht met ingang van 17 september 2012 met haar minderjarige kinderen te verblijven in de gemeente [plaatsnaam], op 24 september 2012 aan de gemachtigde van eiseres bekend is geworden. Voorts heeft de gemachtigde van eiseres tegen dit besluit op 25 september 2012 beroep ingesteld.
4. De gemachtigde van eiseres stelt dat eiseres het besluit tot het opleggen van voormelde maatregel niet uitgereikt heeft gekregen en dat dit besluit eerst op 24 september 2012, in het kader van een procedure ter verwijdering van eiseres uit de gemeentelijke opvang van Rotterdam, per e-mail door hem van de gemachtigde van die gemeente is ontvangen. De gemachtigde van eiseres stelt dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat eiseres het besluit tot oplegging niet heeft willen ondertekenen en niet in ontvangst heeft willen nemen. Nu het besluit niet is uitgereikt, is het niet in werking getreden, aldus de gemachtigde.
4.1 Ook verweerder geeft aan dat het besluit tot het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel niet in werking is getreden, nu het besluit niet aan eiseres is uitgereikt, dan wel op enige andere wijze bekend is gemaakt. Verweerder verwijst in dit verband naar artikel 3:40 Awb juncto artikel 3:41 Awb. Er kunnen derhalve geen rechtsgevolgen verbonden worden aan het besluit. Verweerder verzoekt in verband hiermee het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen en het beroep met toepassing van artikel 8:86 Awb niet-ontvankelijk te verklaren.
4.2 Na contact met de regievoerder van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) stelt verweerder zich ter zitting op het standpunt dat het besluit niet kan worden ingetrokken, omdat het niet in werking is getreden.
4.3 Ingevolge artikel 3:40 Awb treedt een besluit niet in werking voordat het is bekend gemaakt. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
4.4 De voorzieningenrechter overweegt dat het besluit tot oplegging van de maatregel, voor zover dit niet reeds aan eiseres bekend is geworden ten tijde van het gesprek dat volgens verweerder met haar is gevoerd ter uitreiking daarvan, hetgeen eiseres heeft geweigerd, dit door toezending door de gemeente Rotterdam per email op 24 september 2012 aan de gemachtigde van eiseres bekend is geworden. De stelling van partijen dat de uitreiking in persoon van voormeld besluit een constitutief vereiste is voor de werking van de maatregel, is door hen niet geconcretiseerd en is ook overigens niet gebleken. Het besluit is derhalve ingevolge artikel 3:40 Awb juncto artikel 3.41 Awb in werking getreden. Nu eiseres het beroep tegen voormeld besluit op 25 september 2012 en derhalve binnen een redelijke termijn, heeft ingediend, is zij, anders dan partijen menen, ontvankelijk in haar beroep. Het beroep zal derhalve worden behandeld door de voorzieningenrechter.
5. Eiseres voert – samengevat – het volgende aan. Eiseres heeft geprobeerd terug te keren naar China. Van haar beide kinderen is de vader onbekend. Eiseres heeft zelf contact gezocht met de lokale autoriteiten in China, met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en met de Chinese ambassade. Volgens de lokale autoriteiten in China is eiseres te lang weggeweest en wordt ze niet geaccepteerd door de Chinese autoriteiten. De kinderen hebben niet de juiste papieren en zullen die ook niet krijgen. Volgens het IOM zal voor het gezin derhalve geen laissez-passer worden afgegeven. Eiseres onttrekt zich niet aan het toezicht, ze woont in opvang van de gemeente en haar kinderen gaan naar een Nederlandse school. Eiseres heeft veelvuldig contact met hulpverleners. Het is evident dat eiseres niet kan worden uitgezet naar China. Aan haar kan een lichter middel, namelijk een meldplicht worden opgelegd. Eiseres is zwaar getraumatiseerd en verhuizen naar [plaatsnaam] zal de kinderen gezondheidsschade opleveren. Het opleggen van de maatregel is niet opportuun.
6. Blijkens diens uitdrukkelijk ter zitting ingenomen standpunt, is verweerder niet uitgegaan van de inwerkingtreding van het besluit tot oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel. Daarom heeft verweerder geen noodzakelijke handelingen verricht die uit dit besluit voortvloeien, zoals het voeren van vertrekgesprekken met eiseres in het kader van haar vertrekplicht. Evenmin heeft verweerder een op de behandeling van het beroep betrekking hebbend dossier overgelegd. Verweerder heeft hierover meegedeeld dat nu de maatregel niet in werking is getreden, er geen dossier voor handen is. De vragen die de voorzieningenrechter ter zitting aan verweerder heeft gesteld, heeft deze om die reden grotendeels onbeantwoord moeten laten.
7. Reeds in het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding het beroep van eiseres gegrond te verklaren en het besluit van 14 september 2012 tot oplegging van een maatregel ex artikel 56 Vw te vernietigen, zodat het geacht moet worden nooit te hebben bestaan.
8. Nu in de hoofdzaak is beslist, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.
9. Gelet op het voorgaande is er voorts aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 874,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) als kosten van verleende rechtsbijstand. Aangezien ten behoeve van eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge het tweede lid van artikel 8:75 Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 14 september 2012;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,-- en draagt verweerder op deze kosten aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, te voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.M.A. Bataille, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.A. van der Meijden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2012.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.