Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 428326 / KG ZA 12-1082
Vonnis in kort geding van 7 november 2012
[eiser],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
eiser,
advocaat mr. G.J. van Oosten te Amsterdam,
de Staat der Nederlanden (in het bijzonder het Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. C.M. Bitter te 's-Gravenhage.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 31 oktober 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 november 2010 is eiser bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren wegens verduistering van circa 16 miljoen Euro.
1.2. In het kader van het door eiser ingestelde hoger beroep tegen voormeld vonnis hebben zijn raadslieden bij brief van 3 januari 2012 aan het gerechtshof Amsterdam, hierna: het hof, meegedeeld dat eiser -kort gezegd- onder dwang en bedreigingen aanzienlijke bedragen heeft verduisterd. Daarbij is het hof verzocht om 27 personen als getuige te horen ter onderbouwing van het verhaal van eiser.
1.3. Ter zitting van het hof van 6 januari 2012 is voormelde brief besproken. Daarbij heeft de raadsman van eiser verklaard geen adres van eiser te hebben waar eiser voor politie en justitie bereikbaar is maar dat hij op enig moment gedurende het hoger beroep ter terechtzitting van het hof zal verschijnen en dan bereid is om vragen te beantwoorden. Ook heeft eisers raadsman toen aangevoerd dat eiser graag een vrijgeleide zou krijgen en niet aangehouden wil worden. Daarop heeft de advocaat-generaal (A-G) zich bereid verklaard een vrijgeleide aan eiser aan te bieden. Het hof heeft toen de zaak aangehouden tot 20 januari 2012 en vervolgens tot 6 maart 2012.
1.4. Nadat de A-G bij e-mail van 8 februari 2012 aan de raadsman van eiser had gevraagd om een reactie over het voorstel voor een concept-vrijgeleide, waarbij de term 'laissez passer' was vervangen door 'noodpaspoorten', heeft de raadsman bij e-mail van 9 februari 2012 onder meer geantwoord dat -kort gezegd- 'gewone' paspoorten moeten worden verstrekt.
1.5. Ter zitting van 6 maart 2012 heeft het hof de vordering van de A-G om de behandeling andermaal uit te stellen opdat langs de weg van internationale rechtshulp eiser door de Nederlandse politie kan worden gehoord in het land van zijn verblijf, toegewezen. Daarbij heeft het hof het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd, doch voor een niet langere periode dan zes maanden.
1.6. Vervolgens is aan de orde geweest op welke wijze en waar (in Thailand -waar eiser kennelijk verblijft- of in Nederland) het verhoor van eiser zou kunnen plaatsvinden en of het verstrekken aan eiser van een paspoort daarvoor noodzakelijk en mogelijk zou zijn.
1.7. Op 13 augustus 2012 heeft eiser een nieuw paspoort aangevraagd.
1.8. Bij e-mail van 28 augustus 2012 heeft de A-G de raadslieden van eiser bericht dat op de ambassade in Bangkok en op het Ministerie van Buitenlandse Zaken twijfel is ontstaan over verlening van een paspoort aan eiser. Daarbij is voorgesteld dat eiser naar Nederland komt om zijn verhaal te doen en dat het Openbaar Ministerie (OM) in dat verband de gevangenneming van eiser vordert. In de e-mail is ook bericht dat op korte termijn een verzoek wordt ingediend om eiser te laten opnemen in het paspoortsignaleringssysteem en dat de internationale signalering weer zal worden geactiveerd.
1.9. Nadat het hof de terechtzitting in de onderhavige strafzaak van eiser had hervat, heeft het hof, blijkens een proces-verbaal ter terechtzitting van 29 oktober 2012, onder meer de vordering van de A-G tot gevangenneming van eiser toegewezen.
2.1. Eiser vordert - zakelijk weergegeven - gedaagde te gebieden om
I. binnen twee dagen na dit vonnis de registratie van eiser in het Register Paspoortgegevens en zijn internationale signalering ongedaan te maken;
II. binnen vier weken na dit vonnis eiser te horen op de Nederlandse Ambassade in Thailand.
2.2. Daartoe voert eiser onder meer het volgende aan.
Gedaagde handelt jegens eiser onrechtmatig door hem op te nemen in het Register Paspoort signaleringen en door de internationale signalering weer te activeren nadat weloverwogen besloten was om eiser een paspoort te verlenen in het belang van de waarheidsvinding en in dat kader om de internationale signalering op te heffen. Door de handelwijze van gedaagde dreigt de verdediging van eiser in hoger beroep schade op te lopen. Na een veroordeling bij verstek in eerste aanleg hecht eiser eraan om persoonlijk gehoord te worden in zijn strafzaak. Door de opstelling van gedaagde ontstond er gerechtvaardigd vertrouwen dat eiser gehoord zou kunnen worden op de ambassade in Bangkok (Thailand). Met de opname in het Register Paspoort signaleringen is geen redelijk doel gediend.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. De vraag is of gedaagde gehouden is om de registratie van eiser in het Register Paspoortgegevens en zijn internationale signalering ongedaan te maken en of gedaagde geboden kan worden om eiser te horen op de Nederlandse Ambassade in Thailand.
3.2. Ter zitting heeft gedaagde allereerst als verweer aangevoerd dat het voorstel van het OM om te onderzoeken of het mogelijk zou zijn om eiser door middel van een rogatoire commissie in Thailand te horen, geen afspraak of besluit was. Omdat eiser dit verweer vervolgens niet heeft weersproken wordt er voorshands van uitgegaan dat van besluitvorming of een overeenkomst ter zake geen sprake is. Daarbij heeft gedaagde er ter zitting de nadruk op gelegd dat het eiser is die in het kader van de appelprocedure graag gehoord wilde worden. Volgens gedaagde vindt het OM een verhoor ook wenselijk maar niet tegen elke prijs. Geoordeeld wordt dat onder die omstandigheden eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij er zonder meer gerechtvaardigd op mocht vertrouwen om gehoord te worden op de Nederlandse ambassade in Bangkok.
3.3. Wat opvalt in deze zaak is dat eiser zich in eerste instantie onttrokken heeft aan de strafzaak tegen hem en dat hij vervolgens -na veroordeling bij verstek door de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 17 november 2010 tot een gevangenisstraf van vijf jaren- hoger beroep heeft ingesteld en in dat kader op zijn voorwaarden gehoord wenst te worden. Daarbij is opmerkelijk dat eiser er kennelijk voor kiest om zijn aanwezigheidsrecht ter terechtzitting in hoger beroep thans niet te effectueren. In dit verband is van belang dat gedaagde heeft aangevoerd dat eiser voor zijn reis naar Nederland een nooddocument kan krijgen. Geoordeeld wordt dat eiser niet duidelijk heeft gemaakt waarom hij van dat aanbod geen gebruik kan maken. Eiser heeft zijn stelling dat als beletsel geldt dat zijn veiligheid niet is geregeld en dat de belangen van zijn kinderen behartigd moeten worden, niet met kracht van argumenten aannemelijk gemaakt.
3.4. Nu verstrekking van een paspoort eiser in feite de mogelijkheid biedt om zich aan strafvervolging, berechting en tenuitvoerlegging te onttrekken, kan van gedaagde niet worden verlangd om eiser een regulier paspoort te verstrekken. Het enkele feit dat eiser om hem moverende redenen vooralsnog niet genegen is om op basis van een door gedaagde te verstrekken nooddocument naar Nederland te reizen, is onvoldoende zwaarwegend om tot het oordeel te komen dat gedaagde gehouden is de registratie van eiser in het Register Paspoortgegevens alsmede zijn internationale signalering ongedaan te maken. Daarbij is van belang dat eiser zijn (mogelijk illegale) verblijf in Thailand niet aan gedaagde kan tegenwerpen; daarvoor is hij zelf verantwoordelijk. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het aan gedaagde te wijten is dat de verdediging van eiser in hoger beroep mogelijk schade oploopt. Inzake eisers vordering om hem te horen op de Nederlandse Ambassade in Bangkok heeft gedaagde onweersproken aangevoerd dat daarvoor medewerking en toestemming van de Thaise autoriteiten vereist is. Gesteld noch gebleken is dat daarvan thans sprake is.
3.5. Tot slot wordt nog opgemerkt dat uit het voorgaande volgt dat het OM de mogelijkheden onderzocht heeft om eiser te horen. Voor zover eiser heeft willen betogen dat gedaagde bij hem het vertrouwen heeft gewekt om één van die mogelijkheden ook daadwerkelijk te realiseren, te weten het verschaffen aan eiser van een paspoort, kan dit betoog niet slagen. Hierbij is van belang dat in een betrekkelijk late fase is gebleken dat het aanbieden van een paspoort aan eiser en in samenhang daarmee het horen van eiser op de ambassade in Bangkok niet te realiseren waren. Omdat gedaagde er steeds duidelijk over is geweest dat er diverse andere instanties waren die daaraan zouden moeten meewerken, kan niet aan gedaagde tegengeworpen worden aan die mogelijkheden gebonden te zijn. Toen de mogelijkheid van het horen in Thailand vervallen was, was er geen reden meer om de paspoortsignalering langer achterwege te laten.
3.6. Gelet op het voorgaande moeten de vorderingen van eiser worden afgewezen. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.391,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 575,-- aan griffierecht;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.