ECLI:NL:RBSGR:2012:BY5154

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
426547 / KG ZA 12-956
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de schrapping van advocaten van de curatorenlijst door de rechtbank Breda

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit twee advocaten en hun advocatenkantoor, de rechtbank Breda te veroordelen hen terug te plaatsen op de curatorenlijst. De rechtbank Breda had in november 2011 aan eisers meegedeeld dat zij hen niet langer als faillissementscuratoren zou benoemen, met als reden een kwaliteitsverbetering door concentratie van benoemingen bij beroepscuratoren. De eisers, die een beperkte faillissementspraktijk hadden, stelden dat deze beslissing onrechtmatig was en dat zij recht hadden op herbenoeming. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beslissing van de rechtbank Breda niet onrechtmatig was, omdat deze gebaseerd was op het aantal behandelde faillissementen in het verleden en het beleid van de rechtbank om de curatorenlijst te verkleinen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de rechtbank een zekere beleidsvrijheid heeft in het benoemingsbeleid en dat de beslissing om eisers van de lijst te schrappen niet in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur. De vordering van eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 426547 / KG ZA 12-956
Vonnis in kort geding van 11 oktober 2012
in de zaak van
1. mr. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats 1],
2. mr. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 2],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisers,
advocaat mr. A.J. van Steenderen te Rotterdam,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. M. Dijkstra te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna respectievelijk ook wel aangeduid als '[eiser sub 1]', '[eiser sub 2]' en '[eiser sub 3]' enerzijds en 'gedaagde' anderzijds.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 3 oktober 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn sinds 30 respectievelijk 25 jaar werkzaam als advocaat en zij zijn beiden als partner verbonden aan [eiser sub 3], een advocatenkantoor te [vestigingsplaats] waar thans 16 advocaten werkzaam zijn. Het kantoor is over een periode van bijna 30 jaar betrokken bij de afwikkeling van faillissementen en surseances.
1.2. Tussen maart 2006 en januari 2011 zijn [eiser sub 1] en [eiser sub 2] door de rechtbank Breda in ongeveer 50 faillissementen tot curator benoemd.
1.3. Naar aanleiding van een in 2006 gehouden bespreking heeft de rechtbank Breda per e-mailbericht van 22 augustus 2006 aan [eiser sub 2] het volgende meegedeeld:
"Ik heb u uiteengezet dat de rechtbank dit najaar van start hoopt te gaan met een evaluatiestelsel waarin periodiek met de curatoren over en weer de gang van zaken wordt geëvalueerd waarbij ook aan de commerciële kant van de praktijk aandacht zal worden gegeven. Ik heb u ook gezegd dat er geen grond bestaat te veronderstellen dat de rechtbank wegens het niveau van het optreden van de curatoren van uw kantoor bewust zou zijn overgegaan tot minder(e) benoemingen. Integendeel, juist vanwege de bekendheid met de niet volledig gehonoreerde faillissementen van met name [eiser sub 1] is getracht met recente benoemingen in faillissementen met verondersteld substantieel aktief, wat compensatie te bieden."
1.4. Bij brieven van 17 december 2007 en 17 november 2008 heeft de rechtbank Breda de faillissementscuratoren in haar arrondissement geïnformeerd over het nieuw in te voeren evaluatiesysteem. In deze brieven wordt de verwachting uitgesproken dat invoering van dat systeem - dat onder meer voorziet in tweejaarlijkse evaluatiegesprekken tussen de rechtbank en de curatoren - zal leiden tot een aanzienlijke verkorting van de curatorenlijst. Zo vermeldt de brief van 17 december 2007:
"Hoewel het de verwachting is dat de invoering van dit systeem tot een aanzienlijke verkleining van de huidige curatorenlijst - thans 104 curatoren - zal leiden, hecht ik er aan te benadrukken dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is om een 'closed shop' in ons arrondissement in te voeren. Wie zich kwalificeert is in beginsel benoembaar."
1.5. Bij brief van 14 december 2009 heeft de rechtbank Breda de curatoren in haar arrondissement geïnformeerd over de geactualiseerde curatorenlijst en het benoemingsbeleid. Deze brief vermeldt voor zover hier relevant:
"Het streven van de rechtbank is om alle curatoren op de lijst met enige regelmaat te benoemen, zodat zij hun vaardigheden op peil kunnen houden en kunnen blijven investeren in kennis en kantoororganisatie.
De regelmaat van de benoemingen is natuurlijk afhankelijk van het aanbod van zaken en het aantal curatoren op de lijst. Mocht het aanbod van zaken niet toereikend zijn, dan zal de rechtbank keuzes moeten maken, die tot uiting komen in het toedelingsbeleid.
Hoe dit beleid in individuele gevallen uitpakt kan aan bod komen in de evaluatiegesprekken die de rechtbank periodiek zal blijven houden.
(...)
Het voldoen aan voornoemde criteria houdt overigens niet in dat een advocaat ook zonder meer op de lijst van curatoren zal worden geplaatst. Ook andere omstandigheden spelen bij de beoordeling van het verzoek tot plaatsing op de lijst van curatoren een rol, zoals onder meer het aantal curatoren dat op de lijst staat, in verhouding tot het aantal faillissementen dat wordt uitgesproken. Enerzijds dient de lijst van curatoren niet dermate groot te zijn, dat de rechtbank niet meer in staat is curatoren met enige regelmaat te benoemen, terwijl er anderzijds voldoende curatoren tot de lijst moeten worden toegelaten om in de toekomst over voldoende ervaren curatoren te kunnen beschikken. Ook de continuïteit binnen een kantoor speelt een rol, in die zin dat het voor een kantoor met ervaren curatoren mogelijk moet blijven om nieuwe curatoren op te leiden, met het vooruitzicht dat deze ook op de lijst zullen worden geplaatst. De rechtbank probeert daarom zoveel mogelijk rekening te houden met de verschillende belangen en behoudt zich een grote mate van beleidsvrijheid voor."
Zowel [eiser sub 1] als [eiser sub 2] staat op deze curatorenlijst vermeld.
1.6. Bij brief van 10 oktober 2011 heeft de rechtbank Breda de curatoren in haar arrondissement meegedeeld dat zij voornemens is het aantal curatoren op de lijst te verminderen van 75 tot een 30 à 40-tal en dat zij streeft naar een verdubbeling van het aantal benoemingen per curator tot gemiddeld een 20-tal per jaar. Deze brief vermeldt voor zover relevant:
"Dit najaar zullen opnieuw evaluatiegesprekken worden gehouden, conform de (...) genoemde uitgangspunten. U zult daarvoor nog -een op het kantoor toegesneden- nadere brief en uitnodiging ontvangen.
(...)
Doel van het gesprek is om - in het licht van dat voornemen- te bezien of de samenwerking wordt voortgezet en, daarnaast, om wederzijdse kwaliteit en ervaringen te bespreken. Of en in welke mate wordt benoemd blijft net als voorheen de bevoegdheid van de rechtbank; ook in de toekomst zal geen recht op benoeming gelden. "
1.7. Bij brief van 3 november 2011 heeft de rechtbank Breda [eiser sub 3] meegedeeld dat zij in het vervolg niet langer gebruik zal maken van de diensten van het kantoor als curator. In deze brief wordt verwezen naar de beoogde kwaliteitsverbetering door concentratie van benoemingen bij beroepscuratoren en de daaruit noodzakelijkerwijs volgende selectie.
1.8. Tussen 21 november 2011 en heden hebben (de advocaat van) eisers en de rechtbank Breda (schriftelijk) overleg gevoerd over de schrapping van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] van de curatorenlijst.
2. Het geschil
2.1. Eisers vorderen - zakelijk weergegeven - gedaagde te veroordelen [eiser sub 1] en [eiser sub 2], subsidiair een van beiden, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis terug te plaatsen op de curatorenlijst van de rechtbank Breda.
2.2. Daartoe stellen eisers het volgende. De beslissing van de rechtbank Breda om mrs. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] van de curatorenlijst te schrappen is onbegrijpelijk en in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Op grond van de sinds 2008 gehouden evaluatiegesprekken en de handhaving van de beide advocaten op de in 2009 opgeschoonde curatorenlijst, mochten eisers erop vertrouwen dat beide advocaten ook na 2011 op de lijst gehandhaafd zouden blijven. Een en ander geldt te meer nu de schrapping niet is voorafgegaan door het in de brief van 10 oktober 2011 aangekondigde evaluatiegesprek. Het achteraf door de rechtbank Breda aangevoerde getalscriterium rechtvaardigt de schrapping niet, aangezien uit cijfers van de Kamer van Koophandel blijkt dat andere advocaten met minder benoemingen wel op de lijst zijn gehandhaafd dan wel daarop zijn teruggeplaatst, en het aantal faillissementen sinds 2011 is toegenomen. Door de schrapping van de lijst worden eisers beperkt in hun advocatenpraktijk en lopen zij omzet mis.
Aangezien eisers sinds februari 2011 niet meer tot curator zijn benoemd en minnelijk overleg met de rechtbank Breda tot niets heeft geleid, hebben zij hebben spoedeisend belang bij toewijzing van hun vordering.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Eisers hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat de rechtbank Breda als orgaan van gedaagde jegens hen onrechtmatig handelt. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - tot kennisneming van de vordering gegeven. In weerwil van het door gedaagde gevoerde verweer zijn eisers in hun vordering ook ontvankelijk, nu aan hen voor hetgeen zij willen bereiken - plaatsing op de curatorenlijst van de rechtbank Breda - geen andere met voldoende waarborgen omklede rechtsgang ten dienste staat.
3.2. De Staat heeft aangevoerd dat de vorderingen van eisers spoedeisend belang missen. Dit verweer wordt niet gevolgd. Indien aannemelijk is dat [eiser sub 1] en/of [eiser sub 2] ten onrechte van de curatorenlijst zijn geschrapt, is daarmee het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang gegeven.
3.3. Zoals overwogen in de door partijen aangehaalde vonnissen van deze rechtbank (LJN: BL8063 en LJN: BP1492), is de beslissing van de rechtbank Breda om beide advocaten te schrappen geen rechterlijke beslissing in de strikte zin van het woord, maar is deze te zien als een bestuurlijke beslissing van (het insolventieteam van) de rechtbank in het kader van het door haar gevoerde beleid ter bevordering van een kwalitatief toereikende en effectieve afwikkeling van faillissementen. Een dergelijke beslissing is niet onderworpen aan de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.
3.4. Een rechtbank heeft een zekere mate van (beleids)vrijheid om uitvoering te geven aan haar taak om effectief toe te zien op het handelen van curatoren en om, in dit kader, een benoemingenbeleid te voeren. Dit brengt mee dat de burgerlijke rechter beslissingen als de onderhavige slechts met terughoudendheid kan toetsen. Voor ingrijpen is slechts plaats indien geoordeeld moet worden dat de rechtbank in redelijkheid niet tot de gewraakte beslissing heeft kunnen komen. Bij deze beoordeling dienen onder meer de achtergrond van het gevoerde beleid en de gevolgen ervan in aanmerking te worden genomen.
3.5. De beslissing van de rechtbank Breda om [eiser sub 1 en eiser sub 2] van de curatorenlijst te schrappen is terug te voeren op het in 2007 door de rechtbank aangekondigde beleid de benoemingen te concentreren over minder curatoren met als doel door meer benoemingen per curator per jaar (ongeveer 20) de kwaliteit van de afwikkeling van de faillissementen en de controle op de curatoren te vergroten. Met de bij brief van 10 oktober 2011 aangekondigde stap werd beoogd het aantal curatoren op de lijst terug te brengen van 75 curatoren naar een 30- of 40-tal. Gelet op de eerdere actualisering van de curatorenlijst in december 2009, brengt het (opnieuw) terugbrengen van de lijst mee dat actieve curatoren (onvrijwillig) moeten afvallen.
3.6. Gelet op de onder 3.4 vermelde vrijheid kan dit beleid op zichzelf niet als onrechtmatig worden aangemerkt. De bezwaren van eisers betreffen - kort gezegd - de vraag of de rechtbank Breda, mede gelet op de toezeggingen gedaan in 2006, de positief verlopen evaluatiegesprekken en het stijgend aantal faillissementen in het arrondissement, ertoe kon komen om hen van de lijst te schrappen, of zij dit kon doen zonder voorafgaand het aangekondigde gesprek te voeren en of het achteraf aangevoerde getalscriterium (het aantal benoemingen per curator in het verleden) voldoende rechtvaardiging biedt voor de beslissing.
3.7. Zoals reeds hiervoor is overwogen brengt het in 2007 aangekondigde en nadien uitgevoerde beleid mee dat actieve curatoren mogelijk onvrijwillig moeten afvallen. Eisers hebben zich daar destijds kennelijk niet tegen verzet. Nu de aan eisers gedane toezegging dateert van vóór die periode, kunnen zijn daaraan redelijkerwijs niet (meer) de verwachting ontlenen dat zij onvoorwaardelijk en altijd op de curatorenlijst gehandhaafd zouden blijven. Ook overigens konden zij dat niet nu het voor hen als ervaren curatoren kenbaar moet zijn geweest dat benoemingen niet louter afhankelijk zijn van de kwaliteit van een curator, maar ook van het aantal uitgesproken faillissementen, van de mate waarin een te behandelen faillissement aansluit bij de kennis en kunde van een curator en bij de zich mogelijk door de tijd wijzigende inzichten over de mate en wijze van toezicht en, daarmee samenhangend, het aantal curatoren waarmee wordt gewerkt. Het feit dat evaluatiegesprekken positief zijn verlopen, doet hier als zodanig niet aan af, omdat een dergelijk positief verloop wel een voorwaarde voor benoeming zal zijn, maar niet een garantie is die de hierboven besproken factoren opzij kan zetten. De in 2011 aangekondigde halvering impliceert immers logischerwijs dat ook advocaten die positief zijn geëvalueerd kunnen worden uitgesloten van benoeming.
3.8. Op het gevoerde beleid heeft de rechtbank Breda als toelichting gegeven dat zij bij het terugbrengen van de curatorenlijst ervoor heeft gekozen advocaten die al een belangrijk deel van hun praktijk voor faillissementen hadden gereserveerd op die curatorenlijst te handhaven en om de advocaten met een beperktere faillissementspraktijk te schrappen. Dit beleid komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor, aangezien verwacht mag worden dat een advocaat met een grotere faillissementspraktijk beter in staat zal zijn om het gewenste aantal faillissementen te behandelen, terwijl de gevolgen van schrapping voor een advocaat met een kleinere faillissementspraktijk relatief minder ingrijpend zullen zijn.
3.9. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiser sub 1 en eiser sub 2] een kleine faillissementspraktijk hadden, aangezien zij tussen 2006 en 2012 ieder gemiddeld vijf maal per jaar in relatief kleinere faillissementen als curator werden benoemd, terwijl het gemiddelde over die periode 10 keer per curator per jaar bedroeg. Ter zitting hebben [eiser sub 1 en eiser sub 2] desgevraagd verklaard dat zij in het verleden ook middelgrote faillissementen hebben afgewikkeld en dat zij bereid zijn en met hun kantoor de capaciteit hebben om het aantal faillissementen te behandelen dat nodig is om voor benoeming in aanmerking te komen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de door eisers gestelde bereidheid om meer en grotere faillissementen te behandelen onvoldoende om de beslissing van de rechtbank Breda om eisers van de curatorenlijst te schrappen als onredelijk en daarmee onrechtmatig aan te merken nu die beslissing in redelijkheid op het aantal behandelde faillissementen in het verleden kon worden gebaseerd en in zoverre los staat van deze uitgesproken bereidheid. Dat andere curatoren met een faillissementspraktijk vergelijkbaar met die van eisers wel op de curatorenlijst zijn gehandhaafd is onvoldoende aannemelijk geworden. Dit kan in ieder geval niet worden afgeleid uit de door eisers overgelegde cijfers van de Kamer van Koophandel.
3.10. Nog daargelaten dat uit de overgelegde cijfers niet kan worden afgeleid dat het aantal faillissementen in het arrondissement Breda aanzienlijk is gestegen, zou een dergelijke stijging ook niet noodzakelijkerwijs tot de conclusie leiden dat [eiser sub 1 en eiser sub 2] opnieuw voor benoeming als curator in aanmerking zouden moeten komen. Het beleid is immers afgestemd op het aantal behandelde faillissementen per curator en niet op het aantal uitgesproken faillissementen in het arrondissement.
3.11. Aan eisers moet worden toegegeven dat het de voorkeur had verdiend indien de rechtbank Breda wel voorafgaand aan haar beslissing [eiser sub 1 en eiser sub 2] van de curatorenlijst te schrappen met hen het aangekondigde gesprek had gevoerd, hetgeen ook door gedaagde wordt erkend. Deze lacune is echter onvoldoende om de genomen beslissing als onrechtmatig aan te merken. Gelet op de beperkte faillissementspraktijk van eisers valt immers niet in te zien hoe het verloop van dat gesprek de beslissing van de rechtbank Breda op de door eisers gewenste wijze had kunnen beïnvloeden.
3.12. Gelet op het voorgaande moeten de vorderingen van eisers worden afgewezen. Zij zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.391,-, waarvan
€ 816,- aan salaris advocaat en € 575,- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. van der Helm en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2012.
WJ