ECLI:NL:RBSGR:2012:BY5257

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
422453 - KG ZA 12-684
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave van in beslag genomen administratie in kort geding

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, heeft eiser, wonende te Rotterdam, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, de Staat der Nederlanden, met als doel de teruggave van administratieve bescheiden die in België in beslag zijn genomen. De procedure is gestart op 4 juli 2012, met een zitting op 30 juli 2012, en is vervolgens meerdere keren uitgesteld om partijen de gelegenheid te geven nader onderzoek te doen naar de in beslag genomen goederen. Eiser heeft gesteld dat hij nog niet de volledige administratie heeft ontvangen, ondanks toezeggingen van gedaagde om deze terug te geven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde gehouden is de administratie te retourneren, maar dat er onzekerheid bestaat over de vraag of gedaagde in staat is om de gehele administratie terug te geven. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser moet worden afgewezen, omdat niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat gedaagde over de resterende administratie beschikt. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 422453 / KG ZA 12-684
Vonnis in kort geding van 7 november 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te Rotterdam,
eiser,
advocaat mr. M.A.W. Nillesen te 's-Hertogenbosch,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden,
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. W.M. Limborgh te 's-Gravenhage.
1. Het procesverloop
Eiser heeft gedaagde op 4 juli 2012 doen dagvaarden om op 30 juli 2012 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is nader bepaald op 29 augustus 2012 en op die datum behandeld en vervolgens pro forma aangehouden tot 13 oktober 2012, nadien ambtshalve verlengd tot 3 november 2012, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te doen naar de bescheiden die zich mogelijk onder gedaagde bevinden. Nadat partijen bij brieven van 14 september, 12 oktober, 15 oktober en 19 oktober 2012 met elkaar (met afschrift aan de voorzieningenrechter) hebben gecorrespondeerd heeft eiser bij brief van 26 oktober 2012 de voorzieningenrechter verzocht vonnis te wijzen. Vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
Op grond van de stukken, waaronder het procesdossier in het eerder tussen partijen gevoerde kort geding onder nummer 415011 / KG ZA 12-265 en het verhandelde ter zitting van 29 augustus 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Tegen eiser is, evenals tegen de aan hem gelieerde rechtspersonen [A.] NV, [B.] B.V. en [C.] BVBA, strafrechtelijke vervolging ingesteld op verdenking van witwassen en deelname aan een criminele organisatie.
2.2. Onder eiser en de rechtspersonen zijn op de voet van artikel 94 en 94a Wetboek van Strafvordering (Sv) verschillende goederen in beslag genomen. Daarnaast zijn in het kader van een rechtshulpverzoek in België onder eiser goederen in beslag genomen. Blijkens het proces-verbaal van ontvangst d.d. 21 december 2007 behoren tot de in beslag genomen goederen elf afgesloten dozen met administratieve bescheiden. De aan het proces-verbaal gehechte 15 pagina's tellende lijst (hierna 'de beslaglijst') maakt melding van onder meer ordners en archiefdozen.
2.3. Bij arresten van 9 februari 2011 heeft het gerechtshof 's-Gravenhage (hierna 'het hof') de - inmiddels in staat van faillissement verklaarde - rechtspersonen vrijgesproken van de aan hen ten laste gelegde feiten. Bij arrest van eveneens 9 februari 2011 heeft het hof eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. Tegen laatstgemeld arrest hebben zowel eiser als het openbaar ministerie beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 17 januari 2012 is eiser door de Hoge Raad niet ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. Het openbaar ministerie heeft het door hem ingestelde cassatieberoep omstreeks april 2012 ingetrokken.
2.4. Op 14 maart 2012 heeft eiser bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een procedure aanhangig gemaakt tegen gedaagde. In deze procedure heeft eiser gevorderd gedaagde te veroordelen de in België in beslag genomen privéadministratie aan hem af te geven. Op 5 april 2012 heeft de voorzieningenrechter een tussenvonnis gewezen waarin hij partijen om nadere inlichtingen heeft verzocht.
2.5. Bij brief van 11 april 2012 heeft gedaagde aan eiser toegezegd de privéadministratie aan hem terug te geven. Daarop heeft eiser voormelde kortgedingprocedure ingetrokken.
2.6. Tussen 26 april en (omstreeks) 17 oktober 2012 heeft gedaagde verschillende administratieve bescheiden aan eiser teruggegeven.
3. Het geschil
3.1. Eiser vordert - zakelijk weergegeven - gedaagde te veroordelen de gehele administratie aan hem terug te geven, zulks op straffe van een dwangsom en met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure alsmede in die van het eerder tussen partijen gevoerde kort geding.
3.2. Daartoe stelt eiser het volgende. Ondanks de toezeggingen van gedaagde heeft eiser nog altijd niet de gehele administratie ontvangen. Uit het proces-verbaal van ontvangst kan worden afgeleid dat destijds 75 ordners, 4 archiefdozen en een aantal mappen in België in beslag zijn genomen. Tot op heden heeft eiser 25 ordners en een aantal kleine archiefdozen ontvangen. Gedaagde is gehouden, conform zijn toezegging, ook de ontbrekende 50 ordners aan eiser terug te geven. Eiser heeft een spoedeisend belang bij afgifte van de gevraagde bescheiden aangezien hij deze nodig heeft om zijn financiële belangen te behartigen en te voldoen aan zijn fiscale verplichtingen.
3.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Tussen partijen staat vast dat gedaagde gehouden is de in België in beslag genomen administratie aan eiser te retourneren. Tussen partijen is in geschil of gedaagde geheel aan deze verplichting heeft voldaan.
4.2. Bij de beoordeling in kort geding van de door eiser gevorderde afgifte van de resterende administratie staat voorop dat deze alleen kan worden toegewezen indien met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat gedaagde over deze administratie beschikt en dat hij in staat is deze aan eiser terug te geven. Ook eiser is immers niet gebaat bij een niet-executeerbaar vonnis.
4.3. Op verzoek van de voorzieningenrechter heeft eiser aan de hand van de onder 2.2 vermelde beslaglijst nader gespecificeerd welke delen van de administratie in zijn visie niet aan hem zijn teruggegeven. Hierop heeft gedaagde nader onderzoek gedaan en nog 6 archiefdozen met administratie aan eiser overhandigd. Vervolgens heeft gedaagde zich op het standpunt gesteld dat een substantieel deel van de door eiser vermelde ontbrekende bescheiden wel aan hem is teruggegeven doch dat door het ontbreken van de originele beslagcodes op de later teruggevonden bescheiden niet met zekerheid is na te gaan of nu de gehele administratie inderdaad aan eiser is geretourneerd.
4.4. Aan eiser moet worden toegegeven dat het bevreemding wekt dat gedaagde kennelijk niet in staat is om de in beslag genomen bescheiden op zodanige wijze te bewaren dat deze op eenvoudige wijze te traceren zijn. Uit het door gedaagde gevoerde verweer valt immers af te leiden dat het niet onmogelijk is dat een deel van de administratie nog niet aan eiser is teruggegeven. Anderzijds kan gelet op de gemotiveerde betwisting van de stellingen van eiser door gedaagde, zonder nadere bewijslevering - waarvoor deze procedure zich niet leent - evenwel niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld of en zo ja welke bescheiden ontbreken. Dit betekent dat - gelet op hetgeen is overwogen onder 4.2 - de gevorderde afgifte moet worden afgewezen.
4.5. In de omstandigheid dat ook na het entameren van deze procedure alsnog delen van de administratie aan eiser zijn teruggeven, ziet de voorzieningenrechter - ondanks de afwijzing van de vordering - aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de vordering af;
- bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.
WJ