ECLI:NL:RBSGR:2012:BY5462

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/10512
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen op demonstratie met fakkels in Den Haag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 15 november 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een demonstratie die gepland stond op 16 november 2012. De verzoeker, die optreedt namens de organisatie 'Recht op Bestaan', had een kennisgeving ingediend voor een fakkeltocht door het centrum van Den Haag. De burgemeester van Den Haag had echter op 14 november 2012 een beperking opgelegd, waarbij het gebruik van fakkels en vergelijkbare vormen van open vuur tijdens de demonstratie werd verboden. De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester op grond van artikel 5 van de Wet Openbare Manifestaties (WOM) de bevoegdheid heeft om dergelijke beperkingen op te leggen, mits deze noodzakelijk zijn ter bescherming van de gezondheid en ter voorkoming van wanordelijkheden.

De voorzieningenrechter stelde vast dat de beperking niet betrekking had op de inhoud van de demonstratie, maar enkel op het gebruik van fakkels. De rechter oordeelde dat de opgelegde beperking niet onredelijk was, gezien de risico's die het gebruik van fakkels met zich meebrengt in een drukbezocht gebied als het centrum van Den Haag. De verzoeker had niet voldoende onderbouwd dat het gebruik van fakkels een noodzakelijke en onmisbare component van de demonstratie vormde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester de belangen van de openbare orde en veiligheid terecht had laten prevaleren boven het recht op demonstratie.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, in aanwezigheid van griffier mr. H.G. Egter van Wissekerke, en is openbaar uitgesproken op 15 november 2012. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/10512
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzoek om voorlopige voorziening van
[verzoeker], te [plaats],
(gemachtigde mr. M.A.R. Schuckink Kool),
tegen
de Burgemeester van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: mr. R.W.I. Alkema).
Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Op 12 november 2012 heeft verzoeker in naam van ‘Recht op Bestaan’ bij verweerder per
e-mailbericht een kennisgeving gedaan voor een demonstratieve optocht door het centrum van Den Haag te houden op vrijdag 16 november 2012 tussen 19.30 uur en 21.30 uur. De kennisgeving maakt daarbij – onder meer - melding van het meenemen van fakkels.
Op 14 november 2012 heeft verweerder verzoeker medegedeeld voornemens te zijn een beperking op te leggen.
Verzoeker is daarbij in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Verzoeker heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Bij besluit van 14 november 2012 heeft verweerder naar aanleiding van de kennisgeving de beperking opgelegd dat er geen fakkels en daarmee vergelijkbare vormen van open vuur mogen worden gebruikt tijdens de demonstratie. Hiermee stelt verweerder dat risico’s op het ontstaan van wanordelijkheden en risico’s voor de gezondheid kunnen worden beperkt. De opgelegde beperking staat op geen enkele wijze in de weg aan het doorgaan van de demonstratie, maar stelt verzoeker in staat de demonstratieve optocht volgens de door hem gewenste route en op de door u gewenste tijd te houden, aldus verweerder.
Verweerder wijst er in het besluit voorts op, dat het gebruik van fakkels tijdens demonstraties als uitgangsbeleid van beleid niet wordt toegestaan. Hetzelfde geldt voor het gebruik van andere zaken die tijdens demonstraties als wapens kunnen worden gebruikt, zoals dikke stokken of zwaarden.
Tegen dit besluit heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend bij verweerder.
Tevens heeft verzoeker op 14 november 2012 een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het meevoeren van fakkels een hoge symbolische waarde heeft en een fakkeltocht een gebruikelijke wijze van manifestatie is om een schrijnende vorm van onrecht aan de kaak te stellen.
Volgens verzoeker is er geen concrete aanwijzing dat deze wijze van manifesteren in bijzondere mate gevaarzettend is en zijn er geen incidenten bekend waarbij het in een manifestatie meevoeren van fakkels tot ongelukken of wanordelijkheden heeft geleid. Bij de demonstratie zal alleen gebruik worden gemaakt van een collectief aangekochte veilige soort fakkels en zullen de manifestanten blusdekens meevoeren.
In artikel 9, eerste lid, van de Grondwet wordt het recht tot vergadering en betoging erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
In artikel 9, tweede lid, van de Grondwet is bepaald dat de wet regels kan stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Ingevolge artikel 2 van de Wet Openbare Manifestaties (hierna: WOM) kunnen de bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de WOM kan de burgemeester naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen stellen of een verbod geven.
Ingevolge het tweede lid kan een verbod kan slechts worden gegeven indien:
a. de vereiste kennisgeving niet tijdig is gedaan;
b. de vereiste gegevens niet tijdig zijn verstrekt;
c. een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.
Ingevolge het derde lid kan een voorschrift, beperking of verbod geen betrekking hebben op de inhoud van hetgeen wordt beleden, onderscheidenlijk van de te openbaren gedachten of gevoelens.
Artikel 2:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Den Haag luidt – voor zover hier van belang - als volgt.
1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats, als bedoeld in artikel 1 Wet openbare manifestaties, een betoging of vergadering te houden, als bedoeld in de artikelen 3 en 4 Wet openbare manifestaties, moet vóór de openbare aankondiging van deze vergadering of betoging en tenminste 4 x 24 uur voordat deze zal worden gehouden, de burgemeester hiervan schriftelijk kennis geven.
2. (…);
3. De kennisgeving moet tenminste bevatten:
a. naam, adres en telefoonnummer (en zo mogelijk) faxnummer en e-mailadres van de organisator en kennisgever van de vergadering of betoging;
b. doel van de vergadering of betoging;
c. datum waarop de vergadering of betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en beëindiging;
d. de plaats en, voor zover van toepassing, de gewenste route en de plaats van beëindiging;
e. het aantal te verwachten deelnemers en de wijze van samenstelling van de vergadering of betoging;
f. de middelen van vervoer van de deelnemers aan de vergadering of betoging;
g. door de organisatie zelf te nemen maatregelen om een ordelijk verloop van de vergadering of betoging te bevorderen.
4. Op de kennisgeving wordt door het Regiokorps Politie Haaglanden de datum en het tijdstip van inlevering vermeld en een kopie daarvan wordt terstond overhandigd of toegezonden aan degene, die de kennisgeving heeft gedaan.
5. Zo mogelijk na mondeling overleg met degene, die de kennisgeving heeft gedaan, wordt hem zo spoedig mogelijk schriftelijk de volgende stukken toegezonden:
a. de algemene voorschriften van de burgemeester op grond van de wet;
b. eventuele met de organisator gemaakte afspraken over een ordelijk verloop en eventuele door de burgemeester gestelde voorschriften of beperkingen.
Verweerder heeft terzake van demonstraties en manifestaties nadere regels gesteld (zie hiervoor www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Regels-bij-demonstraties-en-manifestaties).
Hierin zijn onder meer de volgende regels opgenomen:
U moet zich als organisatie van een demonstratie of manifestatie aan de volgende algemene regels houden:
U mag geen voorwerpen verbranden voor, tijdens of na de demonstratie of manifestatie. (…);
Deelnemers aan de demonstratie mogen geen dikke stokken of vergelijkbare voorwerpen bij zich hebben. Ook niet als onderdeel van spandoeken.
De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat verweerder op grond van artikel 5, eerste lid, van de WOM een discretionaire bevoegdheid heeft tot het stellen van beperkingen aan de demonstratie. Het bestreden besluit dient derhalve marginaal te worden getoetst.
Niet in geschil is dat de beperking geen betrekking heeft op het houden van de demonstratie als zodanig, doch op het gebruik dat daarbij wordt gemaakt van fakkels.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak (zie de uitspraak van
5 januari 1996, LJN: AN5002) zal bij de besluitvorming over het opleggen van beperkingen een daarmee overeenstemmende mate van zorgvuldigheid in acht moeten worden genomen. Daarbij zal er in ieder geval op moeten worden gelet dat de beperking:
a) geen verband houdt met de inhoud van het belijden, van de vergadering of betoging;
b) noodzakelijk is met het oog op de belangen die de regeling beoogt te dienen en niet verder gaat dan met het oog op die belangen strikt noodzakelijk is; en
c) niet zo ver gaat dat van het connexe recht geen gebruik van betekenis overblijft.
De voorzieningenrechter overweegt dat de opgelegde beperking in dit geval geen betrekking heeft op de inhoud van hetgeen wordt beleden, onderscheidenlijk van de te openbaren gedachten of gevoelens.
Niet kan worden gezegd dat door het verbod op het meedragen van fakkels en andere vormen van open vuur, het doel en de strekking van de demonstratie zouden worden ondergraven, reeds nu verzoeker zijn standpunt, dat het meevoeren van fakkels een hoge symbolische waarde heeft en een fakkeltocht een gebruikelijke wijze van manifestatie is om een schrijnende vorm van onrecht aan de kaak te stellen, op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerders beleid, inhoudende dat het meevoeren van fakkels en andere vormen van open vuur bij demonstraties in het centrum van Den Haag met het oog op de bescherming van de gezondheid en ter voorkoming van wanordelijkheden niet worden toegestaan, niet onredelijk genoemd kan worden en noodzakelijk kan worden geacht met het oog op de belangen die het beleid beoogt te dienen en niet verder gaat dan met het oog op die belangen strikt noodzakelijk is.
Daarbij wijst de voorzieningenrechter er op dat het historische centrum van Den Haag een relatief klein gebied is waarin zich veel winkels, uitgaansgelegenheden en kantoren bevinden en waar op de dag en het tijdstip van de te houden demonstratie gewoonlijk veel mensen aanwezig zijn.
Verzoeker heeft per faxbericht van 15 november 2012 een tweetal foto’s gestuurd van een in Den Haag op 11 november 2012 gehouden Divali-fakkeltocht.
Voor zover verzoeker hiermee wil betogen dat verweerder gelijke gevallen niet gelijk behandelt, overweegt de voorzieningenrechter dat bij het Divali-festival – het hindoeïstische Lichtfeest - het ontsteken van lichten een onlosmakelijk element vormt en rechtstreeks verband houdt met de inhoud van het belijden.
Voorts geldt dat het Divali-festival bedoeld is als een (feestelijke) manifestatie, en niet als een demonstratie of betoging om een maatschappelijke misstand onder de aandacht te brengen.
Van gelijke gevallen is reeds daarom geen sprake.
Gezien het vorenstaande wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de voorzieningenrechter niet gebleken.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 november 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.