Parketnummers 09/711472-11 en 09/665363-12 (t.t.z. gev.)
Datum uitspraak: 11 december 2012
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
ge[slachtoffer]en te [plaats] op [datum] 1991,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek in de zaak met parketnummer 09/711472-11 is gehouden ter terechtzitting van 17 april 2012, 9 juli 2012, 2 oktober 2012 en 27 november 2012. Het onderzoek in de zaak met parketnummer 09/665363-12 is gehouden ter terechtzitting van 27 november 2012.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.C. Peterse, advocaat te
's-Gravenhage, is ter terechtzitting van 27 november 2012 verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. J.R.M. Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/711472-11 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/711472-11 onder 1 meer subsidiair, 2, met uitsluiting van het gebruik van een vuurwapen, en 3 en het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/665363-12 onder 1 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en dat de maatregel van terbeschikkingstelling (verder ook te noemen: TBS) met dwangverpleging wordt opgelegd.
Ten aanzien van hetgeen verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/665363-12 onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel gevorderd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 385,00.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 385,00, subsidiair 7 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/711472-11
1.
hij op of omstreeks 27 december 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (brigadier/verbalisant bij politie Haaglanden) van het leven te beroven, opzettelijk in/met een auto met hoge en/of onverminderde snelheid in de richting van die [slachtoffer] is gereden en/of op die [slachtoffer] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 december 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (verbalisant bij politie Haaglanden), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet in/met een auto met hoge en/of onverminderde snelheid in de richting van die [slachtoffer] is gereden en/of op die [slachtoffer] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 december 2011 te 's-Gravenhage [slachtoffer] (brigadier van politie Haaglanden) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers, verdachte is opzettelijk dreigend in/met een auto, met hoge en/of onverminderde snelheid op die [slachtoffer] afgereden en/of op die [slachtoffer] ingereden en/of verdachte heeft (vervolgens) die [slachtoffer] met die auto, op (zeer) geringe afstand, gepasseerd;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 november 2011 te 's-Gravenhage [slachtoffer 2]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en/of gericht op die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Blijf beter daar, want ik schiet je dood"", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 06 november 2011 tot en met 05 december 2011 te 's-Gravenhage (telkens) (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een Crosman Phantom (kaliber 4,5 mm) en/of een Umarex Beretta (kaliber 4,5 mm), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
Parketnummer 09/665363-12
1.
hij op of omstreeks 18 september 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, een motor(scooter), merk Gilera Runner, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motor(scooter) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 september 2011 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (een motor(scooter)), daarmee rijdende op de weg, de Ruijsdaelstraat en/of de Vaillantlaan en/of Van der Neerstraat en/of de Hobbemastraat, (telkens) met hoge snelheid een of meer kruispunt(en) heeft genaderd en/of overgestoken (zodanig dat het kruisende verkeer moest remmen om een aanrijding te voorkomen) en/of een in zijn richting rood uistralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (al rijdend) voornoemde motorscooter op het achterwiel heeft laten balanceren en/of een voertuig (dat de rijbaan blokkeerde om verdachte tot stoppen te dwingen) met onverminderde snelheid is genaderd en/of (frontaal) heeft aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/711472-11 onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en 3 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Parketnummer 09/711472-11, feit 1
Met betrekking tot feit 1 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat opzet, noch voorwaardelijk opzet op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen kan worden verklaard, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging doodslag/zware mishandeling. Ditzelfde geldt voor de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte van begin af aan heeft verklaard dat hij verbalisant [slachtoffer] pas op het laatste moment heeft gezien en dat hij hem juist wilde ontwijken door de auto naar rechts te sturen, wat ook is gelukt. Verder ontkent verdachte dat hij verbalisant [slachtoffer] rakelings is gepasseerd.
Gelet op de zich in het dossier bevindende fotoreconstructie en de tekening van de Technische en Ongevallendienst van bureau Verkeer van Politie Haaglanden van de situatie ter plaatse acht de rechtbank zeer wel mogelijk dat verdachte verbalisant [slachtoffer] pas op het allerlaatste moment heeft gezien. Een bevestiging hiervoor vindt de rechtbank in de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [slachtoffer], die heeft aangegeven dat het incident in ongeveer drie seconden plaatsvond. Voorts is van belang dat verdachte, komende uit de Uitenhagestraat, blijkens het dossier op de vlucht was voor de politie en met zijn auto met een behoorlijke snelheid de bocht kwam uitrijden. Hij wist toen niet dat de politie hem opwachtte. [slachtoffer] bevond zich op dat moment op de baan voor rechtdoorgaand verkeer en verdachte is hem via de rechterrijstrook gepasseerd door de bocht naar rechts te nemen. Er zat een korte tijdspanne tussen het moment dat verdachte de bocht kwam uitrijden en het moment dat verdachte, langs verbalisant [slachtoffer], de bocht naar rechts nam. Uit de tekening van bureau Verkeer blijkt verder dat de afstand van het voertuig met hierin verdachte tot verbalisant [slachtoffer] op het moment van passeren ongeveer drie meter bedroeg. De wegbreedte ter hoogte van verbalisant [slachtoffer] bedroeg ongeveer vijf meter. Er was dan ook voldoende ruimte om hem rechts te passeren. De omstandigheid dat verdachte voor de politie op de vlucht was, de snelheid waarmee de gebeurtenissen elkaar opvolgden en de duisternis op dat moment maken naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte had gezien dat verbalisant [slachtoffer] een vuurwapen had getrokken. Dat was de ter plaatse aanwezige collega van verbalisant [slachtoffer] ook ontgaan. Het dossier biedt dan ook geen ondersteuning voor de stelling van verbalisant [slachtoffer] dat verdachte de bocht naar rechts heeft genomen doordat hij wegdook voor het vuurwapen van [slachtoffer] en dat verdachte met het nemen van de bocht naar rechts dus niet de bedoeling heeft gehad om [slachtoffer] zelf te ontwijken.
Hoewel voor verbalisant [slachtoffer] ongetwijfeld sprake was van een angstige situatie, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het vorengaande, het opzet bij verdachte op het aanrijden dan wel het bedreigen van verbalisant [slachtoffer], ook in voorwaardelijke zin, heeft ontbroken, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Parketnummer 09/711472-11, feit 3
Tijdens een doorzoeking op 5 december 2011 in de woning van de ouders van verdachte aan de [adres], zijn in de keuken van genoemde woning, twee nepvuurwapens aangetroffen. Verdachte ontkent dat deze wapens aan hem toebehoorden en ontkent tevens dat hij wist dat deze wapens daar lagen. De vader van verdachte heeft verklaard dat hij de wapens op de kamer van verdachte had gevonden en ze in de keuken heeft gelegd in verband met de veiligheid van de kleine kinderen in huis.
De rechtbank overweegt dat, nu verdachte het voorhanden hebben van de wapens ontkent en het dossier geen ondersteunend bewijs bevat voor de verklaring van de vader van verdachte, er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de aangetroffen wapens aan verdachte toebehoorden dan wel dat verdachte wist van de aanwezigheid van de wapens. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen.
Parketnummer 09/711472-11, feit 2 (bedreiging)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen voor dit feit, nu de verklaring van aangever [slachtoffer 2]geen steun vindt in andere bewijsmiddelen en verdachte ontkent [slachtoffer 2] te hebben bedreigd.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Op 8 november 2011 heeft [slachtoffer 2]aangifte gedaan van een bedreiging d.d. 6 november 2011, gepleegd door verdachte. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op genoemde datum woordelijk en met een vuurwapen door verdachte is bedreigd in de Van Speijkstraat te 's-Gravenhage. Verdachte stond hier, na een eerder incident in het verkeer, het voertuig van [slachtoffer 2] te bekrassen. Nadat aangever op verdachte afrende, heeft verdachte hem bedreigd, aldus aangever. Vervolgens is verdachte als bijrijder in een auto gestapt en is de auto snel weggereden.
Getuige [getuige 1]heeft verklaard dat hij op genoemde datum vanuit zijn woning een ruzie heeft gehoord en ook woorden als "Ik maak je dood, ik maak je af." Hij hoorde woorden in de Nederlandse en een Arabische taal en hoorde een auto met piepende banden wegrijden.
Getuige [getuige 2]heeft verklaard dat zij op genoemde datum vanuit haar woning geschreeuw en bedreigingen in het Nederlands hoorde en ook in Marokkaanse straattaal.
Voorts bevat het dossier een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat de telefoon van verdachte rond het tijdstip van de gestelde bedreiging een zendmast nabij het incident aanstraalde.
De rechtbank vindt in genoemd proces-verbaal van bevindingen en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] voldoende ondersteuning voor de verklaring van aangever [slachtoffer 2], inhoudende dat verdachte hem met de in de tenlastelegging genoemde bewoordingen heeft bedreigd. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. Gelet op het feit dat het dossier onvoldoende steunbewijs bevat voor het gebruik van een vuurwapen door verdachte, zal de rechtbank verdachte hiervan partieel vrijspreken.
Parketnummer 09/665363-12, feit 2 (5 WVW)
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het rijgedrag van verdachte niet als gevaarzettend voor andere weggebruikers in het verkeer kan worden beschouwd, waardoor vrijspraak dient te volgen voor dit feit.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2011 van verbalisant [A] blijkt dat verdachte op genoemde datum, rijdend op een motorscooter, meermalen met onverminderde snelheid en een rood licht negerend kruisingen overstak. Het verkeer dat kruiste, moest meermalen remmen om een aanrijding te voorkomen. Voorts heeft verdachte een "wheely" gemaakt en is hij uiteindelijk frontaal aangereden tegen een politievoertuig dat de rijbaan blokkeerde om verdachte tot stoppen te dwingen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met genoemd rijgedrag gevaar in het verkeer heeft veroorzaakt en zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer 09/711472-11 onder 2 ten laste gelegde feit en de op de dagvaarding met parketnummer 09/665363-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat verdachte:
parketnummer 09/711472-11
2.
op 06 november 2011 te 's-Gravenhage [slachtoffer 2]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Blijf beter daar, want ik schiet je dood".
Parketnummer 09/665363-12
1.
op 18 september 2011 te 's-Gravenhage een motorscooter, merk Gilera Runner, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die motorscooter redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
op 18 september 2011 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (een motorscooter), daarmee rijdende op de weg, de Ruijsdaelstraat en de Vaillantlaan en de Van der Neerstraat met hoge snelheid kruispunten heeft genaderd en overgestoken (zodanig dat het kruisende verkeer moest remmen om een aanrijding te voorkomen) en een in zijn richting rood uistralend verkeerslicht heeft genegeerd en (al rijdend) voornoemde motorscooter op het achterwiel heeft laten balanceren en een voertuig (dat de rijbaan blokkeerde om verdachte tot stoppen te dwingen) met onverminderde snelheid is genaderd en frontaal heeft aangereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op de openbare weg schuldig gemaakt aan een woordelijke bedreiging. Verdachte heeft hiermee gevoelens van angst veroorzaakt bij het slachtoffer.
Voorts heeft verdachte zich als bestuurder van een van misdrijf afkomstige motorscooter - op de bewezen verklaarde wijze - schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de openbare weg. Aldus heeft verdachte blijk gegeven van veronachtzaming van de in het verkeer geldende wettelijke verboden en maatregelen die ter waarging van de verkeersveiligheid zijn gegeven. Door zich schuldig te maken aan schuldheling van genoemde motorscooter heeft verdachte ten slotte diefstal van dergelijke goederen in stand gehouden en bevorderd.
Verdachte is - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het documentatieregister d.d. 4 januari 2012 - eerder veroordeeld voor misdrijven, waaronder heling en bedreiging. In 2009 is hem een PIJ-maatregel opgelegd, welke maatregel bij beslissing van 12 maart 2012 door het Gerechtshof te Arnhem is verlengd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank verder acht geslagen op een verdachte betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland (Palier) van 10 april 2012, het rapport d.d. 12 maart 2012, opgemaakt door drs. A. Haitsma, psychiater in opleiding en het rapport d.d. 7 maart 2012, opgemaakt door drs. E.M. Engers, GZ-psycholoog.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van het Pieter Baancentrum van 22 november 2012, waarin wordt geconcludeerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van de bedreiging van verbalisant [slachtoffer] en waarin wordt geadviseerd om behandeling te laten plaatsvinden binnen het kader van een (nog openstaande) PIJ-maatregel of binnen het kader van een TBS-maatregel met dwangverpleging.
De rechtbank overweegt dat, gelet op het feit dat zij tot vrijspraak komt van het feit waarvoor TBS kan worden opgelegd (de poging tot doodslag /zware mishandeling dan wel bedreiging van verbalisant [slachtoffer]), het opleggen van een TBS-maatregel reeds daarom niet aan de orde is.
Gezien het feit dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt van twee van de vijf ten laste gelegde feiten, zal de rechtbank een straf van aanzienlijk kortere duur opleggen dan gevorderd.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend is. Ten aanzien van de ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, zal de rechtbank verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
De vordering van de benadeelde partij.
[slachtoffer], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 385,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9a, 57, 62, 285 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/711472-11 onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/711472-11 onder 2 en de bij dagvaarding met parketnummer 09/665363-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2 (parketnummer 09/711472-11)
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 1 (parketnummer 09/665363-12)
schuldheling;
ten aanzien van feit 2 (parketnummer 09/665363-12)
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 2 (parketnummer 09/711472-11) en feit 1 (parketnummer 09/665363-12) tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) MAAND;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
(over de opheffing van de voorlopige hechtenis is reeds bij afzonderlijke beschikking besloten);
bepaalt ten aanzien van feit 2 (parketnummer 09/665363-12) dat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Steenhuis, voorzitter,
mrs A.L. Frenkel en I.J.K. van der Meer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2012.
mr. I.J.K. van der Meer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.