ECLI:NL:RBSGR:2012:BY5998
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verstekvonnis in een civiele procedure tegen de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot betekening en kennisgeving
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 november 2012, is een verstekvonnis gewezen tegen de Verenigde Staten van Amerika. De zaak betreft de vraag of de betekening en kennisgeving aan de gedaagde op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, conform de vereisten van het Haags Betekeningsverdrag en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De eiser had een exploot van dagvaarding verzonden via de U.S. Central Authority en rechtstreeks aan de gedaagde, maar de U.S. Central Authority weigerde de betekening uit te voeren, wat leidde tot de vraag of aan de voorwaarden voor verstek kon worden voldaan.
De rechtbank oordeelde dat aan de voorwaarden van artikel 15 lid 2 van het Haags Betekeningsverdrag was voldaan, aangezien er geen bewijs van kennisgeving kon worden verkregen ondanks bemiddelingspogingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De rechtbank concludeerde dat de U.S. Central Authority ten onrechte had geweigerd de betekening uit te voeren, omdat de reden voor weigering niet onder de uitzonderingen viel die in het verdrag zijn opgenomen.
De rechtbank heeft de bevoegdheid om van de zaak kennis te nemen vastgesteld op basis van artikel 6 aanhef en onder e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser, die gebaseerd waren op onrechtmatig handelen van de gedaagde, toegewezen. De kosten van het geding zijn begroot op € 7.039,89 en $ 95,-, met een liquidatietarief van € 4.000,- (inclusief btw).