beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/76
rekestnummer: 431148 / HA RK 12-672
kenmerk hoofdzaak: 428772/ JE RK 12-2824
datum beslissing: 26 november 2012
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoekster],
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
verzoekster,
raadsman: mr. E. Tamas,
strekkende tot wraking van:
mr. P.J. Schreuder,
kinderrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage.
Belanghebbende:
Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Rijland.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
Verzoekster oefent het ouderlijk gezag uit over [A]. Onderwerp van de hoofdzaak is een verzoekschrift van Bureau Jeugdzorg, strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [A]. Ter terechtzitting (met gesloten deuren) van
12 november 2012 heeft de behandeling van dat verzoekschrift plaatsgevonden. De raadsman van verzoekster heeft onderhavig verzoek namens verzoekster toen en aldaar mondeling ingediend.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
Op 19 november 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekster, bijgestaan door de raadsman voornoemd, is verschenen. Voorts is de kinderrechter verschenen. Namens Bureau Jeugdzorg waren aanwezig mevrouw [B] en de heer [C].
3. Het standpunt van verzoekster.
Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
Meermalen is verzocht om beeld- en geluidsfragmenten ter terechtzitting af te spelen. De kinderrechter weigerde dit echter ten onrechte. Deze weigering is in strijd met diverse (internationale) wettelijke bepalingen en rechtsregels, zoals het discriminatieverbod. Nu het hier om een ondertoezichtstelling gaat, is artikel 8 EVRM (het recht op familieleven) in het geding. In dergelijke gevallen moet de kinderrechter kennis nemen van alle bewijsmiddelen, zoals de gegevens op de door verzoekster aangeboden dvd. De kinderrechter had er op moeten toezien dat sprake was van een "fair trial". Door te weigeren de dvd af te spelen, heeft hij dat niet gedaan. De kinderrechter is derhalve niet onpartijdig.
4. Het standpunt van de kinderrechter, mr. P.J. Schreuder.
De kinderrechter berust niet in de wraking. Voorafgaand aan de zitting heeft de raadsman, mr. Tamas, een verweerschrift ingediend, dat deel uit maakt van de processtukken. In dat verweerschrift heeft de raadsman duidelijk uiteengezet dat uit de beeld- en geluidopnames blijkt dat het gezin van verzoekster is getreiterd en dat de directeur van de school van [A] zorgen heeft over de woon- en leefomgeving van [A], maar dat er geen zorgen zijn omtrent haar schoolgang. De raadsman van verzoekster heeft ter terechtzitting herhaald wat er op de dvd staat en gevraagd de dvd af te spelen. Hierop heeft de kinderrechter negatief beslist, omdat hij graag aanneemt dat wat de raadsman zegt dat er op de dvd staat, ook daadwerkelijk op die dvd staat. De kinderrechter was aldus reeds bekend geraakt met de door de raadsman van verzoekster aan de orde gestelde feiten en omstandigheden, zodat het niet nodig was de dvd ter terechtzitting af te spelen.
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3. Door de rechter genomen beslissingen, ook als deze beslissingen in het nadeel van verzoekster uitvallen en zelfs als die beslissingen als onjuist zouden moeten worden aangemerkt, vormen in het algemeen geen grond om te veronderstellen dat de betrokken rechter een vooringenomenheid jegens verzoekster koestert of dat de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Wraking kan niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen. Vrees voor vooringenomenheid kan slechts objectief gerechtvaardigd zijn als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven.
5.4. Van een dergelijke beslissing is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. Verzoekster heeft immers niet weersproken dat de strekking van de beelden van de dvd reeds aan de kinderrechter bekend was en ter terechtzitting opnieuw aan de orde is geweest, zodat uit de beslissing van de kinderrechter om de dvd niet ter terechtzitting af te spelen geen vooringenomenheid blijkt, terwijl ook de vrees voor onpartijdigheid niet objectief gerechtvaardigd is. Bijzondere omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. De slotsom is dan ook dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekster [verzoekster] p/a haar raadsman mr. E. Tamas;
• verzoekster in de hoofdzaak, Bureau Jeugdzorg;
• de kinderrechter mr. P.J. Schreuder.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E. Timmermans, J. Mendlik en A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.X. Cozijn als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2012.