beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingsnummer 2012/74
zaak-/rekestnummer: 430537/ HA RK 12-659
kenmerk hoofdzaak: 1186790 / RL EXPL 12-18844
datum beschikking: 3 december 2012
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. W. ten Cate,
kantonrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage.
Belanghebbende:
vereniging van eigenaren [plaats],
gemachtigde: BoitenLuhrs Incasso Gerechtsdeurwaarders.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
Verzoeker is gedaagde in een zaak waarbij voornoemde vereniging van eigenaren betaling vordert van onbetaald gebleven eigenaarsbijdragen. Op 31 oktober 2012 vond in deze zaak een comparitie van partijen plaats. Onderhavig wrakingsverzoek is op 2 november 2012 bij de rechtbank ingekomen.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 19 november 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen. De kantonrechter heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
3. Het standpunt van verzoeker
Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Verzoeker is niet in de gelegenheid gesteld om op een eiswijziging te reageren, ondanks zijn herhaald verzoek daartoe aan de kantonrechter. Voorts heeft de kantonrechter verzoeker niet in de gelegenheid gesteld om een eis in reconventie in te stellen. De kantonrechter heeft hierbij gezegd dat hij "het al weet". Verzoeker concludeert dan ook dat de kantonrechter vooringenomen is.
4. Het standpunt van mr. W. ten Cate
De kantonrechter berust niet in de wraking. Verzoeker heeft de akte vermeerdering van eis al een week voor de comparitie van partijen ontvangen en had daarop ter comparitie kunnen reageren. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting gaf verzoeker aan te willen reageren op de eiswijziging. Omdat de zitting inmiddels was gesloten en verzoeker voldoende gelegenheid had gehad om te reageren, heeft de kantonrechter dat niet meer toegestaan. Verzoeker wilde ter comparitie ook nog een eis in reconventie instellen, maar er was niet voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste en bovendien kan hetgeen verzoeker daarmee beoogt niet in een dagvaardingsprocedure aan de orde worden gesteld. Daarom heeft de kantonrechter verzoeker niet toegestaan een eis in reconventie in te stellen.
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3. Door de rechter genomen beslissingen, ook als deze beslissingen in het nadeel van verzoeker uitvallen en zelfs als die beslissingen als onjuist zouden moeten worden aangemerkt, vormen in het algemeen geen grond om te veronderstellen dat de betrokken rechter een vooringenomenheid jegens verzoeker koestert of dat de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Wraking kan niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen. Vrees voor vooringenomenheid kan slechts objectief gerechtvaardigd zijn als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Van dergelijke beslissingen is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake.
5.4. De beslissing van de kantonrechter om het instellen van een eis in reconventie ter comparitie te weigeren is gebaseerd op inhoudelijke redenen, zoals hiervoor in overweging 4 weergegeven. Uit deze beslissing blijkt dan ook geen vooringenomenheid, terwijl ook de vrees voor onpartijdigheid niet objectief gerechtvaardigd is.
5.5. Hetzelfde geldt ten aanzien van de beslissing van de kantonrechter om aan verzoeker - na sluiting van de comparitie van partijen - niet toe te staan op de eiswijziging te reageren. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker verklaard dat de kantonrechter de comparitie heeft geopend door melding te maken van de eiswijziging, waarna verzoeker in de gelegenheid is gesteld om op de vordering te reageren.
De wrakingskamer leidt hieruit af dat verzoeker, zoals de kantonrechter ook in zijn reactie op het wrakingsverzoek heeft laten weten, in de gelegenheid is geweest om zijn standpunt met betrekking tot de eiswijziging ter comparitie kenbaar te maken. Van die gelegenheid heeft verzoeker kennelijk geen gebruik gemaakt.
5.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker, [verzoeker];
• de belanghebbende, vereniging van eigenaren
[plaats];
• kantonrechter mr. W. ten Cate.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E. Timmermans, J. Mendlik en A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.X. Cozijn als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2012.