ECLI:NL:RBSGR:2012:BY8283

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-755105-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geld afkomstig van hennepteelt en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 21 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het witwassen van geld dat afkomstig was van criminele activiteiten, met name het telen van hennep, en van deelname aan een criminele organisatie. De verdachte werd ervan beschuldigd gedurende een lange periode, van 1 juni 2004 tot en met 24 oktober 2011, betrokken te zijn geweest bij het telen van hennep en het witwassen van de opbrengsten hiervan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op grote schaal geld heeft gewitwassen en dat hij een levensstijl heeft opgebouwd die gefinancierd werd met deze criminele opbrengsten. De verdachte heeft zich gedurende het proces beroepen op zijn zwijgrecht en heeft geen substantiële verdediging kunnen bieden tegen de beschuldigingen.

De rechtbank heeft de tenlastelegging in vier feiten verdeeld. Feit 1 en 2 betroffen de betrokkenheid bij een hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van deze feiten wegens gebrek aan bewijs. Feit 3 betrof gewoontewitwassen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van aanzienlijke bedragen, die niet konden worden verklaard uit legale inkomsten. Feit 4 betrof deelname aan een criminele organisatie, waarbij de rechtbank concludeerde dat de verdachte deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband dat zich bezighield met de teelt en handel in hennep.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De uitspraak benadrukt de schadelijke gevolgen van witwassen voor de samenleving en de integriteit van de economie.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/755105-10
Datum uitspraak: 21 december 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 1972 te [geboorteplaats verdachte],
adres: [adres verdachte].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 6 februari 2012 (pro forma), 20 april 2012 (1e regiezitting), 8 juni 2012 (2e regiezitting), 27 augustus 2012 (3e regiezitting), 14 november 2012 (4e regiezitting), 3 december 2012 (inhoudelijke behandeling), 4 december 2012 (requisitoir, pleidooi, repliek en dupliek) en 7 december 2012 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.C. Reddingius en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. P.W. Hermens, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
feit 1:
(zaaksdossier 11)
hij op of omstreeks 28 maart 2011, althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 24 oktober 2011, te Noordwijk, althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid hennep en/of een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, te weten (onder meer) in een pand aan de [adres 1] in totaal (ongeveer) 165 hennepplanten (zaaksdossier 11), althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
feit 2:
(zaaksdossier 11)
hij op of omstreeks 28 maart 2011, althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 24 oktober 2011 te Noordwijk, althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit het elektriciteitsnetwerk heeft weggenomen 19.212 kwh elektriciteit in een pand aan de [adres 1] (zaaksdossier 11), althans (telkens) (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een illegale elektriciteitsaansluiting en/of braak en/of verbreking;
feit 3:
(zaaksdossier 20)
primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 24 oktober 2011 te Noordwijk en/of Tilburg en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans een maal, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
meermalen/eenmaal (telkens) een/meer van de hierna te noemen voorwerpen, bestaande uit een/meer geldbedrag(en) en/of een of meer goed(eren) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een van) die geldbedragen en/of goederen gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of die ander(en) (telkens) wist(en) dat het (een) - onmiddellijk of middellijk - van misdrijf afkomstig(e) voorwerp(en) betrof(fen), te weten (onder meer):
- een of meer (grote) geldbedragen van in totaal (ongeveer) 41.000 euro en/of
- de verbouwing van de woning aan de [adres verdachte] (ter waarde van ongeveer 90.000 euro) en/of
- een keuken ter waarde van (ongeveer) 13.500 euro en/of
- een (of meer) (personen) auto(’s), in elk geval één personenauto van het merk Citroën type C1 ([kenteken Citroën]) ter waarde van (ongeveer) 12.500 euro en/of
- een set tuinmeubels ter waarde van (ongeveer) 5.500 euro en/of
- een wasmachine en/of een condensdroger ter waarde van in totaal (ongeveer) 1.200 euro en/of
- een of meer boten, althans een boot van het type Raider 18 ter waarde van (ongeveer) 12.000 euro en/of
- een of meer andere (waardevolle) voorwerpen;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 24 oktober 2011 te Noordwijk en/of Tilburg en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans een maal, zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan het plegen van (schuld) witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen/eenmaal (telkens) een/meer van de hierna te noemen voorwerpen, bestaande uit een/meer geldbedrag(en) en/of goed(eren) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een van) die geldbedragen en/of goederen gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of die ander(en) (telkens) wist(en) dat het (een) - onmiddellijk of middellijk - van misdrijf afkomstig(e) voorwerp(en) betrof(fen), te weten (onder meer):
- een of meer (grote) geldbedragen van in totaal (ongeveer) 41.000 euro en/of
- de verbouwing van de woning aan de [adres verdachte] (ter waarde van ongeveer 90.000 euro) en/of
- een keuken ter waarde van (ongeveer) 13.500 euro en/of
- een (of meer) (personen) auto(’s), in elk geval één personenauto van het merk Citroën type C1 ([kenteken Citroën]) ter waarde van (ongeveer) 12.500 euro en/of
- een set tuinmeubels ter waarde van (ongeveer) 5.500 euro en/of
- een wasmachine en/of een condensdroger ter waarde van in totaal (ongeveer) 1.200 euro en/of
- een of meer boten, althans een boot van het type Raider 18 ter waarde van (ongeveer) 12.000 euro en/of
- een of meer andere (waardevolle) voorwerpen;
feit 4:
(zaaksdossier 22)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 24 oktober 2011 te Noordwijk en/of Leiden en/of Lisse, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte, en/of een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten in elk geval [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of een of meer (andere) natuurlijke personen e/of rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijf/misdrijven, namelijk het overtreden van
- artikel 3 Opiumwet en artikel 11 tweede en/of derde en/of vijfde lid Opiumwet, te weten het al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep(planten) en/of delen daarvan en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), althans (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj, zijnde (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II
en/of
- artikel 420bis (opzettelijk witwassen) Wetboek van Strafrecht en/of artikel 420ter (gewoonte witwassen) Wetboek van Strafrecht, te weten het (telkens) verwerven, voorhanden hebben, overdragen, omzetten althans gebruik maken van (een)
voorwerp(en), te weten onder meer een of meer geldbedrag(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat voornoemd(e) voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
3. Voorvragen
Met betrekking tot het laatste gedachtestreepje van het onder feit 3 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard, omdat dit onderdeel niet voldoet aan de eisen van kenbaarheid van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De officier van justitie heeft zich bij repliek niet uitgelaten over dit standpunt van de verdediging.
De rechtbank overweegt als volgt.
Onder feit 3 is bij het laatste gedachtestreepje ten laste gelegd: “een of meer andere (waardevolle) voorwerpen”. De rechtbank is van oordeel dat dit deel van de dagvaarding onvoldoende specifiek is geformuleerd. De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding daarmee in zoverre niet voldoet aan de vereisten van artikel 261, eerste lid Sv.
De dagvaarding zal daarom ten aanzien van het desbetreffende onderdeel nietig worden verklaard.
4. Bewijsoverwegingen
4.1 Inleiding
Op 22 januari 2010 is onder leiding van de officier van justitie een onderzoek gestart onder de naam [naam politieteam]. Aanleiding voor dit onderzoek was een MMA-melding en CIE-informatie dat, kort gezegd, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zich zouden bezighouden met witwassen en de handel in verdovende middelen. [medeverdachte 1] is via een aantal BV’s (middellijk) eigenaar van drie coffeeshops in Leiden ([coffeeshop 1] en [coffeeshop 2]) en Lisse ([coffeeshop 3]). Uit onderzoek in openbare bronnen is hierna naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] aanmerkelijke vastgoedportefeuilles hebben opgebouwd. Daarbij lijken de inkomsten en uitgaven van [medeverdachte 3] niet in evenwicht te zijn. Lopende het onderzoek is de focus daarvan mede komen te liggen op hennepkwekerijen in de Bollenstreek.
In het kader van het onderzoek zijn bijzondere opsporingsmethoden toegepast, waaronder het tappen van telefoons, het plaatsen van peilbakens en het opnemen van vertrouwelijke communicatie in, onder meer, de auto van [medeverdachte 1]. Hierbij is ook verdachte bij de politie in beeld gekomen. Op 13 augustus en 16 november 2010 is bij de politie bovendien CIE-informatie binnengekomen, luidende:
“[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn actief in de weedhandel. [verdachte] verricht voor [voornaam medeverdachte 1] en [voornaam medeverdachte 3] werkzaamheden in de weedhandel”1
en:
“[verdachte] laat in opdracht van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] weed knippen door derden. [voornaam verdachte] zorgt dat de vuile weed bij de knipper komt en zorgt dat het daarna ook weer opgehaald wordt”.2
Ook tegen verdachte zijn vervolgens bijzondere opsporingsmethoden toegepast. Op grond van dit (verdere) onderzoek luidt de verdenking tegen verdachte thans dat hij betrokken is geweest bij een hennepkwekerij en de daarmee gepaard gaande diefstal van elektriciteit, zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen en heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, een en ander zoals nader uitgewerkt in de tenlastelegging.
Verdachte heeft zich zowel tegenover de politie als tijdens het onderzoek ter terechtzitting consequent beroepen op zijn zwijgrecht.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2. Het standpunt van de officier van justitie
Onder feit 1 is aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 28 maart 2011, althans in de periode van 1 januari 2008 tot en met 24 oktober 2011 betrokken is geweest bij een hennepkwekerij aan [adres 1]. In het verlengde daarvan wordt verdachte onder feit 2 betrokkenheid bij de met deze kwekerij gepaard gaande diefstal van elektriciteit verweten. Onder feit 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 juni 2004 tot en met 24 oktober 2011 heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Onder feit 4 is aan verdachte ten slotte tenlastegelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van misdrijven in de periode van 1 januari 2008 tot en met 24 oktober 2011.
De officier van justitie heeft, op gronden nader uiteengezet in haar aantekeningen requisitoir, gevorderd dat de rechtbank alle feiten wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte van alle feiten dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Verdachte is ten onrechte aangemerkt als verdachte op grond van enkel CIE informatie waarvan de betrouwbaarheid niet kon worden beoordeeld en een nietszeggende observatie op 9 juli 2010 waarbij verdachte met medeverdachte [medeverdachte 3] is gezien. Dit is volgens de verdediging een onherstelbaar vormverzuim in het kader van artikel 359a Sv dat moet leiden tot bewijsuitsluiting. Om die reden heeft de verdediging integrale vrijspraak bepleit van alle tenlastegelegde feiten.
Subsidiair heeft de verdediging zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat betrokkenheid van verdachte bij deze feiten niet kan worden vastgesteld.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde heeft de verdediging bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat een aannemelijke verklaring gegeven kan worden voor de legale herkomst van het geld.
De verdediging heeft ten slotte bepleit dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van het vierde feit omdat hij niet kan worden aangemerkt als deelnemer van de criminele organisatie en dat bovendien het oogmerk van de organisatie met betrekking tot het witwassen ontbreekt. Subsidiair dient de ten laste gelegde periode te worden verkort tot 14 april 2011 tot en met 24 oktober 2011, omdat het eerdere deel van de tenlastegelegde periode ziet op zaakdossier 1 en deze zaak niet in relatie te brengen is tot de organisatie.
4.4 De beoordeling van de tenlastelegging3
Verdachte is op 16 augustus 2010 als verdachte aangemerkt4, nadat op 12 augustus 2010 CIE-informatie (waarover geen betrouwbaarheidsoordeel kon worden gegeven) was ontvangen met het bericht dat verdachte werkzaamheden in de weedhandel uitvoerde voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Daarvóór, tijdens een observatie op 9 juli 2010 op (de reeds als verdachte aangemerkte) [medeverdachte 3]5, was waargenomen dat verdachte contact had met [medeverdachte 3]. Tijdens die observatie is gezien dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 3] drie juteachtige gevulde zakken in de auto van [medeverdachte 3] heeft gelegd, vervolgens naar een growshop is gereden en even later met zeker drie groenkleurige opgerolde matten in zijn handen stond. Naar het oordeel van de rechtbank bood al deze informatie, in onderlinge samenhang beschouwd, voldoende grond voor het redelijke vermoeden dat verdachte betrokken was bij hennepteelt. Hij is daarom terecht als verdachte aangemerkt. Van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv is dus geen sprake. Dit brengt mee dat de nadien verkregen onderzoeksresultaten kunnen bijdragen aan het bewijs.
4.4.1 Feit 1 en 2 ZD11: [adres 1]
Op 28 maart 2011 is de politie binnengetreden in het pand aan [adres 1]. In dit pand, een woning, is vervolgens een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, bestaande uit 165 planten. Door Liander N.V. is vastgesteld dat sprake is geweest van diefstal van elektriciteit ten behoeve van deze kwekerij. Aan verdachte is onder feit 1 en 2 kort gezegd ten laste gelegd dat hij tezamen met anderen betrokken is geweest bij deze kwekerij en bij de diefstal van elektriciteit. De rechtbank acht deze betrokkenheid evenwel niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van deze feiten vrijspreken. Het door de officier van justitie aangevoerde bewijs bestaat hoofdzakelijk uit observaties en afgeluisterde OVC-gesprekken tussen verdachte en ene [persoon 1]. Deze bewijsmiddelen plaatsen verdachte weliswaar zeer dicht in de buurt van het adres [adres 1], maar er is geen enkel bewijsmiddel dat verdachte daadwerkelijk in deze woning plaatst of waaruit anderszins een strafrechtelijk relevante betrokkenheid van verdachte bij de in die woning aangetroffen kwekerij kan worden afgeleid. Uit de afgeluisterde OVC-gesprekken tussen verdachte en [persoon 1] valt integendeel af te leiden dat deze kwekerij een project is geweest van laatstgenoemde alleen.
4.4.2 Feit 3 (gewoonte)witwassen
Onder feit 3 is aan verdachte kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 juni 2004 tot en met 24 oktober 2011 schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van uit criminele activiteiten verkregen gelden. De tenlastelegging is daarbij toegespitst op een aantal nader omschreven contante betalingen en contante stortingen op de gezamenlijke bankrekening van verdachte en diens partner, [partner verdachte].
Betrokkenheid verdachte bij hennepteelt
Op 1 februari 2011 heeft de politie een OVC-gesprek afgeluisterd tussen verdachte en diens broer [broer verdachte]. Uit dit gesprek komt naar voren dat verdachte een afspraak heeft met ene ‘[voornaam persoon 2]’. Verdachte gaat deze [voornaam persoon 2] “effe een flessie” geven.6 Het gesprek lijkt er voorts op te duiden dat de afspraak te maken heeft met een hennepkwekerij: verdachte vertelt aan [voornaam broer verdachte] dat hij een keer ‘een hokkie’ bij [voornaam persoon 2] heeft aangesloten. Hij is het op een gegeven ‘alleen met [voornaam persoon 2] gaan doen’ en ‘toen had [voornaam persoon 2] in een mum van tijd al zijn schulden afbetaald.’7
De politie heeft onderzoek gedaan naar de identiteit van ‘[voornaam persoon 2]’. Daaruit is naar voren gekomen dat het zeer waarschijnlijk ging om [persoon 2], wonende aan [adres persoon 2].8 Volgens de gegevens van een daarop aangebracht peilbaken heeft de auto van verdachte in de periode november 2010 - maart 2011 meerdere malen een langere tijd (een uur of meer) stilgestaan in deze straat.9
Op 29 juli 2011 heeft de Dienst Luchtvaartpolitie van het KLPD een warmtescan gemaakt van het adres [adres persoon 2]. Daarbij is op de eerste verdieping en bij een dakraam een afwijkend warmtebeeld waargenomen.10 Bij een onderzoek ter plaatse is door verbalisanten bij de woning een henneplucht geroken.11
Op 24 oktober 2011 is de politie binnengetreden in de woning aan [adres persoon 2]. Tijdens de daaropvolgende doorzoeking zijn diverse goederen gevonden die kunnen worden gebruikt bij de opzet van een hennepkwekerij. Het ging daarbij onder meer om koolstoffilters, een afzuiger, ventilatoren, PH-meters en irrigatiesystemen.12
[persoon 2] is aangehouden en als verdachte verhoord. Tijdens die verhoren heeft [persoon 2] onder meer verklaard dat hij samen met verdachte hennep heeft gekweekt in zijn woning. Het kweken is begonnen in 2008. De kwekerij is door verdachte opgezet. Verdachte had een aantal hulpjes: [bijnaam hulpje], [voornaam persoon 3] en [voornaam persoon 4]. Ook ene [voornaam persoon 1] is wel eens bij hem geweest. Verdachte haalde de oogst altijd bij hem op en deze werd dan ergens anders verwerkt, onder meer bij [voornaam persoon 1]. [voornaam persoon 4] en [voornaam persoon 1] knipten de wiet. Volgens [persoon 2] zijn er vanaf 2008 tien oogsten bij hem geweest.13
Op basis van de door [persoon 2] verschafte informatie in combinatie met andere onderzoeksgegevens zijn de door [persoon 2] genoemde [voornaam persoon 3] en [voornaam persoon 4] geïdentificeerd als [persoon 3] en [persoon 4]. Beiden zijn door de politie als verdachten verhoord. [persoon 4] heeft tegenover de politie verklaard dat hij in opdracht van verdachte twee keer hennep heeft geknipt bij [voornaam persoon 2]. Daarnaast heeft hij ook hennep geknipt in de woning van [voornaam persoon 1]. Verdachte hakte dan in de woning van [voornaam persoon 2] in zijn onderbroek alle planten af. Deze planten gingen vervolgens in sporttassen naar de woning van [voornaam persoon 1].14 Ook [persoon 3] heeft verklaard dat hij wel eens bij [voornaam persoon 2] in [adres persoon 2] is geweest. Daar was een kwekerij en die was van [voornaam persoon 2] en verdachte. Het knippen werd ergens anders gedaan, bij [voornaam persoon 1]. Verdachte haalde dan met [voornaam persoon 4] de oogst op. De oogst werd dan in zakken gedaan en naar [voornaam persoon 1] gebracht. Volgens [voornaam persoon 3] heeft hij zeven of acht keer bij [voornaam persoon 1] geknipt. Na het knippen nam verdachte de oogst weer mee.15
[voornaam persoon 4] en [voornaam persoon 3] hebben allebei onafhankelijk van elkaar verklaard dat verdachte ook nog een heel grote kwekerij heeft gehad in een schuur aan [adres kwekerij a]. [voornaam persoon 4] heeft daar gewerkt.16
[persoon 2], [persoon 4]17 en [persoon 3]18 zijn op verzoek van de verdediging als getuigen gehoord door de rechter-commissaris. Bij die gelegenheid hebben zij hun verklaringen bij de politie bevestigd.
De door [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4] genoemde [voornaam persoon 1] is door hen herkend op een foto en aldus geïdentificeerd als [persoon 1], wonende aan [adres persoon 1]. In het kader van het onderzoek naar de kwekerij in [adres kwekerij b] is onder meer op 28 februari 2011 een OVC-gesprek afgeluisterd tussen verdachte en deze [persoon 1]. Dit gesprek gaat onmiskenbaar over het telen en oogsten van hennep:
[voornaam persoon 1]: de vooruitzichten zijn dat ik 3 rooitjes overhou…vanaf april...(…) het eerste oogstje duurt altijd weer het langst….als je op een gegeven moment een beetje draait dan gaat het achtermekaar door. (….).
[voornaam verdachte]: Ja, ik denk dat je makkelijk nog een oogst kan draaien. (…)
[voornaam verdachte]: alles afbreken (ovs) dat vind ik het ergste van het hele hok (ovs) de rest maakt me helemaal niet uit maar dat foliën, ohhhh.
[voornaam persoon 1]: het inpakken van een huis aan de binnenkant.
[voornaam verdachte]: wat een kankerwerk is dat zeg…dat heb je ook niet meer als je met koelcellen werkt, met die tenten (ovs) je ken gewoon stroken anti-radarfolie over je dak leggen dat is rechttoe-rechtaan.19
In het eerdergenoemde OVC-gesprek tussen verdachte en zijn broer [broer verdachte] van 1 februari 2011 zegt verdachte, nadat hij heeft verteld dat [voornaam persoon 2] met het hok in een mum van tijd al zijn schulden heeft afgelost, onder meer nog het volgende:
[voornaam broer verdachte]: nee joh, wat verdien je per jaar dan?
[voornaam verdachte]: moet je es luisteren., als jij nou twaalf rooitjes, vijf keer twaalf rooitjes per jaar verdient, heb je zestig rooitjes in het jaar (…).
[voornaam broer verdachte]: dan verdient hij zoveel en jij dan?
[voornaam verdachte]: ook.
(…)
[voornaam broer verdachte]: is dat een beetje het kunstje?
[voornaam verdachte]: wordt je bijna niet gepakt. Als ze jou nou in een of ander appartement naar binnen zien gaan, je ziet er hartstikke netjes uit, gaan die mensen toch niet denken.
(…)
[voornaam verdachte]: nou als je een appartementje heb met z’n tweetjes, en je hebt twee keer acht vierkante meter erin staan, gewoon 4 kilootjes elke tien weken is 75 rugjes per jaar.
[voornaam broer verdachte]: dan is de oogst en dan is het klaar, ga je het dan zelf bereiden?
[voornaam verdachte]: nee, daar heb je mensen voor.20
In een afgeluisterd OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en ene [persoon 5] op 23 april 2011 zegt laatstgenoemde op een gegeven moment dat [voornaam verdachte] heel goed is in kweken, maar dat hij daar nu niets mee doet. Dat hij nu zelfs geen hok heeft.21
De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat zonder meer mag worden aangenomen dat verdachte zich gedurende een langere periode heeft bezig gehouden met het telen en verwerken van hennep. De hierna te bespreken bewijsmiddelen moeten dan ook mede tegen die achtergrond worden bezien.
Bekende inkomensgegevens
De politie heeft omtrent verdachte bij de belastingdienst, het UWV en BKR informatie opgevraagd over de periode 2003 tot en met 2009. Hieruit is naar voren gekomen dat verdachte sinds april 2000 samen met zijn broer [broer 2 verdachte] vennoot is van [bedrijf verdachte]. Uit de door de belastingdienst verstrekte gegevens blijkt dat het winstaandeel van verdachte en de V.O.F. in de jaren 2003 - 2009 maximaal
€ 23.419,- (in 2007) is geweest. Dit betreft een uitschieter. De privéopnames door verdachte uit de V.O.F. liggen in die jaren tussen de € 6.286,- en € 9.703,-.
De bankrekeningen op naam van verdachte laten volgens opgave van de belastingdienst gedurende over de jaren 2003 tot en met 2010 per 31 december van ieder jaar geen substantiële saldi zijn. Deze saldi liggen tussen € 4.482,- (2005) en
€ 639,-.22
De partner van verdachte, [partner verdachte], heeft verklaard dat zij sinds 2006 werkt bij [werkgever partner] en dat zij daar iets meer dan duizend euro per maand verdient.23
Verdachte en [partner verdachte] hebben voorts nog aangegeven dat zij inkomsten hadden uit de verhuur van een zomerhuisje aan een paar Poolse vrouwen. Deze inkomsten, ongeveer € 500,- per maand, werden gebruikt voor de betaling van de hypotheeklasten.24
De contante betalingen en stortingen
(a) Contante stortingen op de en/of rekening
Door ABN-AMRO zijn bankafschriften verstrekt van rekeningnummer [rekeningnr verdachte]. Dit is een en/of rekening op naam van de verdachte en voornoemde [partner verdachte]. Die rekeningafschriften vermelden diverse contante stortingen. Vanaf juni 2004 tot en met februari 2011 hebben 59 contante stortingen plaatsgevonden tot een totaal bedrag van € 41.045,-.25
(b) Financiering verbouwing woning [adres verdachte] na aankoop
[partner verdachte] heeft bij de politie verklaard dat na aankoop de gehele woning is verbouwd. Alle elektra is vervangen, de totale badkamer is vernieuwd en de keuken is geheel nieuw aangelegd. De verbouwing heeft [voornaam verdachte] geregeld. Hij heeft de verbouwing zelf gedaan, daarom heeft het een jaar geduurd. Hoe alles is betaald weet [partner verdachte] niet. Verdachte heeft alles geregeld.26
In het eerder aangehaalde OVC-gesprek van 1 februari 2011 zegt verdachte tegen zijn broer [broer verdachte] dat hij na een oogst heel snel een ton heeft gespaard, waarna hij ‘dat huis’ heeft verbouwd.27
(c) Aanschaf en financiering keuken in de woning [adres verdachte]
Bij de doorzoeking van de woning, [adres verdachte] werd een visitekaartje gevonden van [keukenbedrijf].28
[eigenaar keukenbedrijf] heeft verklaard dat hij tweemaal in de woning is geweest voor reparatiewerkzaamheden en dat hem bekend was dat de keuken was aangekocht bij Siematic in Den Haag. Uit onderzoek bij Siematic in Den Haag bleek dat in 2006 een keuken is verkocht aan mevrouw [partner verdachte], [adres verdachte]. De rekening van de keuken ad € 13.500,- is contant betaald.29
(d) Aanschaf financiering Citroen C1
Bij de doorzoeking in de woning, [adres verdachte], werd een autosleutel aangetroffen van een personenauto van het type Citroen Cl met [kenteken Citroën]. Deze Citroën is op 23 januari 2010 is door [partner verdachte] gekocht bij [autobedrijf] voor een bedrag van € 12.496,-. Na inruil van een BMW 318 is € 7.000,- contant bijbetaald.30
(e) Aanschaf tuinmeubelen
Bij de doorzoeking op 24 oktober 2011 is onder meer een factuur van € 5.500,- aangetroffen voor de aankoop van tuinmeubelen op 9 juli 2009.31
[partner verdachte] heeft verklaard dat zij de tuinset niet heeft aangeschaft. Zij schrok ervan dat deze zo duur was. De tuinset stond er opeens. Over de aanschaf heeft [partner verdachte] zich op haar verschoningsrecht beroepen.32
Uit een aanvullend proces-verbaal van 3 december 2012 blijkt dat op de daarin genoemde bankrekeningen van verdachte en [partner verdachte] geen betalingen zijn aangetroffen die betrekking hebben op deze aankoop.
(f) Aanschaf wasautomaat en condensdroger
Bij de doorzoeking op 24 oktober 2011 is onder meer een factuur van € 1.238,-
aangetroffen voor de aankoop van een wasmachine en condensdroger op 18 december 2008.33
Uit een aanvullend proces-verbaal van 3 december 2012 blijkt dat op de daarin genoemde bankrekeningen van verdachte en [partner verdachte] geen betalingen zijn aangetroffen die betrekking hebben op deze aankoop.
(g) Aanschaf en financiering boot met bijbehorende motor en trailer
In eerdergenoemd OVC-gesprek tussen verdachte en zijn broer [broer verdachte] is onder meer het volgende ter sprake gekomen:
[VOORNAAM VERDACHTE]: toen kwam ik weer in contact met hem. (…) zei die van zijn schulden af en ik zou zo graag een bootje willen. (…) Die zegt (…) ik dat hok uh, ik ga dat hok aan iemand weggeven of weet ik het. (…) ik zeg nou doe dat nou niet, hou hem nou zelf of doe het met mij, sam-sam. (…) Toen ben ik het alleen met [voornaam persoon 2] gaan doen, toen had [voornaam persoon 2] binnen een mum van tijd al zijn schulden afbetaald.
[VOORNAAM VERDACHTE]: Nee je hebt ook een hoop onkosten en je heb ook wel es een slechte oogst, ken ook wel es gebeuren. Het ken wel snel gaan hoor, ik heb toen heel snel een ton gespaard (ovs) toen ik dat huis heb verbouwd, heb ik heel snel weer uh een ton bij mekaar, een bootje van 25 rooitjes gekocht, ook weer een stuk of zeven rooitjes, nou (ovs) natuurlijk eh. Ken je goed geld mee verdienen.34
[persoon 2] heeft over de boot en de financiering daarvan verklaard dat verdachte en hij samen een boot hebben gekocht. Volgens [persoon 2] heeft verdachte daaraan voor € 10.000,- meebetaald. De boot kostte met trailer € 20.000,-. De boot staat op naam van verdachtes vader. Verdachte had tegen [persoon 2] gezegd dat ‘ze’ de boot dan niet konden afpakken als ze gepakt zouden worden. De boot staat geparkeerd in de botenkas van [lokatie botenkas].35
In de botenloods van [lokatie botenkas] is de betreffende boot, een Raider 18 met buitenboordmotor en trailer, aangetroffen.36
Getuige [getuige 1], voorzitter van [lokatie botenkas], heeft verklaard dat de opslag van de boot werd gehuurd door verdachte.37
[vader verdachte] (de vader van verdachte) heeft verklaard dat de boot van hem is. Verdachte heeft de boot voor hem gekocht. [vader verdachte] heeft verder verklaard dat hijzelf nooit met de boot heeft gevaren en niet weet wat deze heeft gekost heeft. De boot is contant betaald. [vader verdachte] heeft verklaard het geld van de bank te hebben gehaald, maar niet meer te weten meer hoeveel dat was. De verzekering staat op zijn naam. Verdachte betaalt de huur van de opslagplaats.38
[partner verdachte] heeft verklaard dat de boot naar haar weten van haar schoonvader is en dat hij hem heeft aangeschaft. Verdachte doet niets met de boot, aldus [partner verdachte].39
Getuige [getuige 2], eigenaar van [watersport bedrijf], heeft verklaard dat hij op of omstreeks 5 juli 2008 een boot van het type Raider 18 heeft verkocht aan een man die zich voorstelde met de naam [achternaam verdachte]. De boot is destijds contant betaald. De contante betaling van € 12.000,- bestond uit coupures van € 20,- die werden bewaard in een schoenendoos.40 [getuige 2] heeft kopieën van facturen overhandigd aan de politie. Dit zijn aan [vader verdachte] gerichte facturen voor de boot met trailer (€ 12.000,-) en een buitenboordmotor (€ 8.250,-). Beide facturen vermelden dat de bedragen contant zijn voldaan.41
OVC-gesprekken
Op 7 februari 2011 heeft de politie in de auto van verdachte een OVC-gesprek gehoord tussen verdachte en eerder genoemde [persoon 5]. Tijdens dit gesprek merkt verdachte op dat hij alleen zwart geld heeft en geen wit geld en dat dit een probleem is. Het gesprek gaat dan verder over de zalmrokerij die verdachte wil beginnen. Verdachte zegt dat hij zich steeds meer zorgen maakt over zijn zwarte geld en dat hij voordat het bedrijf wordt opgestart een oplossing voor zijn geld wil. Verdachte zit ermee in zijn maag dat hij alleen zwart geld heeft. [persoon 5] oppert dat verdachte kan vragen om facturen zonder datum. Later bespreken verdachte en [persoon 5] de mogelijkheden om het zwarte geld te gebruiken. Verdachte zegt dan dat hij op papier 30 ruggen van iemand kan lenen. Vervolgens maakt hij elke maand een rug over die hij dan gelijk weer contant terugkrijgt. Zo is het cirkeltje rond. [persoon 5] oppert dan maar om de boot van verdachte te verkopen. Dat is echter geen optie omdat de boot van verdachte zwart is. Verdachte kan de boot verkopen voor 20 rooitjes en dat op de bank zetten, maar er is nooit 20 rooitjes betaald aan een boot. Nog weer later tijdens het gesprek merkt verdachte op: “Als ik 2000 wit heb, is het veel”. Weer later in het gesprek begint verdachte over het lenen van 30 ruggen. Verdachte zit echt met zijn zwarte geld in zijn maag en hij moet dat wel even regelen omdat hij dan pas wat kan gaan doen voor wat betreft het opstarten van zijn zaak.42
Op 23 april 2011 wordt een OVC-gesprek gehoord tussen [medeverdachte 1] en meergenoemde [persoon 5]. In dit gesprek zegt [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven, dat verdachte niets zakelijk doet. Hij doet ook niets om zijn zwarte geld te witten.43
In het eerdergenoemde OVC-gesprek tussen verdachte en zijn broer [broer verdachte] op 2 februari 2011 is ook nog het volgende gehoord:
[voornaam broer verdachte]: tering, ik wist niet dat je zoveel verdiende daar.
[voornaam verdachte]: we hebben veertien meter daar, komt zeven kilootjes vanaf.
[voornaam broer verdachte]: veertien meter.
[voornaam verdachte]: zeven kilootjes.
[voornaam broer verdachte]: vier keer vier ofzo gewoon een slaapkamertje.
[voornaam verdachte]: ja een zolderkamertje.
[voornaam broer verdachte]: Jezus wat een geld joh. Gek dat je zo rijk kan leven.
[voornaam verdachte]: Ja…dat andere hok daar trokken we wel es dik negentig rooien uit, tien meter.
[voornaam broer verdachte]: Ben jij niet allang miljonair dan?
[voornaam verdachte]: Nee, je hebt ook een hoop onkosten en je hebt ook wel eens een slechte oogst, ken ook wel es gebeuren. Het ken wel snel gaan hoor, ik heb toen heel snel een ton gespaard….(ovs), toen ik dat huis heb verbouwd, heb ik heel snel weer uh een ton bij mekaar, een bootje van 25 rooitjes gekocht, ook weer een stuk of zeven rooitjes, nou (ovs) natuurlijk eh. Ken je goed geld mee verdienen.44
Beoordeling van het bewijs en het verweer
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen moet worden afgeleid dat verdachte verspreid over een aantal jaren voor een fors bedrag aan contante betalingen en stortingen heeft gedaan. Deze betalingen zijn niet terug te voeren op opnames vanaf de door hem aangehouden bankrekeningen, terwijl de stortingen niet zijn te verklaren uit de bij overheidsinstanties bekende gegevens over de inkomsten van verdachte en zijn partner.
Voorts volgt uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen uit zaaksdossier 1 dat verdachte in elk geval vanaf 2008 betrokken is geweest bij hennepteelt. Hetgeen daarover door [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4] is verklaard, laat ook niets aan duidelijkheid te wensen over: verdachte heeft daarbij een centrale en leidinggevende rol gespeeld en hij heeft – zoals uit de afgeluisterde gesprekken valt op te maken – daarmee goed verdiend.
Tegen deze achtergrond bezien is met name uit het OVC gesprek tussen verdachte en zijn broer voldoende komen vast te staan dat verdachte de verbouwing van zijn woning en de aanleg van de keuken heeft gefinancierd met opbrengsten uit de hennepteelt. Dat getuige [getuige 3] over het beloop van kosten niet eenduidig heeft verklaard – om welke reden de rechtbank zijn verklaringen niet voor het bewijs bezigt – doet aan die financieringswijze niet af. Het ligt daarnaast voor de hand dat de kosten van de verbouwing, die volgens [partner verdachte] een jaar heeft geduurd, niet gering zijn geweest, ook indien moet worden uitgegaan van gratis manuren, zoals de verdediging heeft betoogd – zonder overigens het verweer op dit punt te onderbouwen. De rechtbank verwijst daarbij nog naar de foto op (onder meer) pagina 87 van zaaksdossier 20, waarop is te zien dat de desbetreffende ruimten van de woning volledig zijn gestript.
Ten aanzien van de aankoop van de Citroën C1 heeft de verdediging betoogd dat deze door [partner verdachte] is betaald met spaargeld dat (deels) afkomstig is van wat familieleden haar hebben toegestopt. Dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank echter niet meer dan een losse bewering die niet wordt ondersteund met (bijvoorbeeld) verklaringen van de desbetreffende familieleden. Van belang is voorts dat [partner verdachte] heeft verklaard over een maandelijks inkomen te beschikken van ongeveer € 1.000,-, zodat haar vermogen om te sparen zeer gering moet worden geacht.
Het desbetreffende verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
Het verweer van de verdediging ten aanzien van de boot met toebehoren die door de vader van verdachte ([vader verdachte]) zou zijn aangeschaft, deelt dit lot. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman van verdachte bankafschriften in het geding gebracht waaruit blijkt dat de vader van verdachte op 1 augustus 2008 een opname heeft gedaan van € 8.000,-, drie weken na sluiting van de koopovereenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank zegt deze opname echter niets over de betaling van de boot. In de eerste plaats kostte de boot (met toebehoren) een veelvoud van dit bedrag en daarnaast is volstrekt onaannemelijk dat de geldopname zou zijn geschied in coupures van € 20,-, waarmee volgens de verkoper is betaald. Voorts laten de verklaring van [persoon 2] en de hiervoor aangehaalde OVC-gesprekken over de boot niets aan duidelijkheid te wensen als het gaat over de herkomst van het geld voor de boot. Hieruit volgt zonder meer dat die door verdachte is betaald met geld dat is verkregen met hennepteelt.
De conclusie dient dan ook te zijn dat een plausibele verklaring over de legale herkomst van de gelden waarmee de contante betalingen en stortingen zijn gedaan, ontbreekt. Daar komt nog bij dat verdachte betrokken is geweest bij hennepteelt. Hennepteelt is lucratief en de betaling van de daarmee gemoeide bedragen geschiedt niet per bank, maar contant. De vastgestelde contante betalingen, veelal voor grote bedragen, passen daar ook bij. Het is dan ook meer dan aannemelijk dat de ten laste gelegde gelden een criminele herkomst hebben. Nu de betalingen en stortingen voorts over een langere periode hebben plaatsgevonden en bovendien een meer dan incidenteel karakter hebben gehad, acht de rechtbank het onder feit 3 aan verdachte ten laste gelegde gewoontewitwassen wettig en overtuigend bewezen.
4.4.3 Feit 4 (Deelname criminele organisatie)
Om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken is vereist dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel beoogde oogmerk. Voor strafbare deelname is voorts voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Wetenschap van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd is niet vereist, als de dader maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
[bedrijf 1] en [bedrijf 2], van welke vennootschappen [medeverdachte 2] directeur was, dreven in de tenlastegelegde periode de coffeeshops [coffeeshop 1] en [coffeeshop 2] in Leiden en [coffeeshop 3] in Lisse.45 [medeverdachte 1] was (deels middellijk) 100% aandeelhouder in beide vennootschappen en daarmee feitelijk de eigenaar van voormelde coffeeshops.46 Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat reeds uit de aard van een coffeeshop als onderneming voortvloeit dat sprake is van bestaande structuren en daarmee van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Het georganiseerd verband was tevens duurzaam nu uit de administratie van de coffeeshops blijkt dat er van januari 2008 tot en met januari 2011 in- en uitgaven waren met betrekking tot de coffeeshops.47
Het georganiseerde verband had tot oogmerk de teelt van en de handel in hennep, zulks in het kader van de bedrijfsvoering van de drie coffeeshops. Uit het dossier komt naar voren dat [medeverdachte 1] binnen deze organisatie een beslissende, leidinggevende rol vervulde. [medeverdachte 2] was verantwoordelijk voor de werknemers in de coffeeshops en (deels) voor de bevoorrading van die coffeeshops. Verdachte en [medeverdachte 3] hielden zich bezig met de hennepkwekerijen en voorzagen op die manier [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van voorraad voor de coffeeshops. De betrokkenheid en rol van verdachte volgt uit de hierna vermelde bewijsmiddelen.
In het onderzoek [naam politieteam] zijn diverse opsporingsbevoegdheden ingezet. Een aantal verdachten is stelselmatig geobserveerd, er zijn telefoongesprekken opgenomen en afgeluisterd en er is gebruik gemaakt van het Opnemen van Vertrouwelijke Communicatie (hierna: OVC) in de auto’s van [medeverdachte 1] en verdachte.
Op 3 november 2010 omstreeks 10:32 uur heeft de politie waargenomen dat verdachte een Ford Escort parkeert op een parkeerplaats achter een toekomstig restaurant [naam en lokatie toekomstig restaurant].48 Omstreeks 12:17 uur heeft de politie waargenomen dat verdachte een witte doos van ongeveer 30x40x55 cm uit de kofferbak van de Escort pakt en plaatst in de kofferbak van de Fiat Punto.49 Omstreeks 12:31 uur heeft de politie waargenomen dat [medeverdachte 1] de Punto aan [adres coffeeshop 3] parkeert en de witte doos uit de kofferbak pakt en ermee de [coffeeshop 3] binnengaat.50
Op 3 februari 2011 heeft de politie waargenomen dat [medeverdachte 1] en verdachte samen de coffeeshop [coffeeshop 3] binnengaan.51
Op 7 april 2011 heeft een OVC-gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en verdachte. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 1] of hij het nieuws gezien heeft over het verzwaren van de straffen en hij vraagt zich af hoeveel er dan nog blijven kweken. [medeverdachte 1] vraagt hoeveel mensen zullen stoppen met het roken van weed. Niemand, zegt [medeverdachte 1] vervolgens. Verdachte zegt dat zij er gewoon mee door zullen gaan.52
Op 14 april 2011 heeft een OVC-gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en verdachte, waarin [medeverdachte 1] aangeeft dat hij morgen geld heeft voor verdachte. [medeverdachte 1] zegt dat er bij verdachte nooit gruis in zit en nooit een takkie.53
Op 23 mei 2011 heeft een OVC-gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en verdachte. [medeverdachte 1] zegt dat hij een huis wil gebruiken om met de auto één keer per dag de garage in te rijden en een half uur later weer naar buiten. Beiden concluderen dat dit opvalt. Verdachte vraagt wat hij allemaal in de garage moet doen. [medeverdachte 1] zegt daar dan 6 zakken met weed te hebben staan. Daar rijdt iemand heen die afweegt wat nodig is voor de winkels. [medeverdachte 1] zegt tussen de 8 en 10 kilo per week te gebruiken. [medeverdachte 1] zegt er dus 1 keer 10 kilo neer te zetten en er komt twee keer per week 5 kilo naar binnen.54
Op 30 mei 2011 heeft er een OVC-gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] zegt dat hij er heilig van overtuigd is dat zij niet doelwit zijn van het politieonderzoek. Hij is wel bang dat de mensen om hen heen daar heel erg voor op moeten passen. [medeverdachte 1] zegt dat ze [bijnaam medeverdachte 3] in de gaten houden en dan moet je stoppen. [medeverdachte 2] vraagt of dat de enige oplossing is. [medeverdachte 1] zegt ja, want waar moet je anders je handel vandaan halen?55
Op 26 juni 2011 heeft een OVC-gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en verdachte, waarin verdachte zegt dat hij maar twee mensen vertrouwt, te weten [medeverdachte 1] en [voornaam medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat het in deze branche en handel een klein clubje is en dat niemand mag weten dat zij met z’n tweeën weggaan.56 Voldoende aannemelijk is geworden dat in de laatste twee gesprekken met ‘[bijnaam medeverdachte 3]’ en ‘[voornaam medeverdachte 3]’ wordt gedoeld op medeverdachte [medeverdachte 3]. De rechtbank betrekt hierbij nog dat uit het dossier is gebleken dat [medeverdachte 1] en verdachte beiden bevriend zijn met [medeverdachte 3].57
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een structurele en duurzame samenwerking tussen de in de tenlastelegging genoemde (rechts)personen gericht op - kort gezegd - de hennepteelt en -handel, dat deze samenwerking professioneel van aard was en dat verdachte hieraan heeft deelgenomen.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
feit 3. primair
hij in de periode van 1 juni 2004 tot en met 24 oktober 2011 te Noordwijk en Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij en zijn mededaders, telkens de hierna te noemen voorwerpen, bestaande uit geldbedragen en goederen verworven, voorhanden gehad en omgezet, terwijl hij, verdachte, en die anderen telkens wisten dat het - onmiddellijk of middellijk - van misdrijf afkomstige voorwerpen betrof, te weten:
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 41.000 euro en
- de verbouwing van de woning aan de [adres verdachte] en
- een keuken ter waarde van (ongeveer) 13.500 euro en
- een personenauto van het merk Citroën type C1 ([kenteken Citroën]) ter waarde van (ongeveer) 12.500 euro en
- een set tuinmeubels ter waarde van (ongeveer) 5.500 euro en
- een wasmachine en/of een condensdroger ter waarde van in totaal (ongeveer) 1.200 euro en
- een boot van het type Raider 18 ter waarde van (ongeveer) 12.000 euro.
feit 4.
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 24 oktober 2011 te Noordwijk en Leiden en Lisse opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte, en een of meer natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [bedrijf 1] en [bedrijf 2], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het overtreden van
- artikel 3 Opiumwet en artikel 11 tweede en derde en vijfde lid Opiumwet, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf telkens opzettelijk telen en verkopen en afleveren en vervoeren van (grote) hoeveelheden hennep(planten) en hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde telkens middelen bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
5. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7. De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van het onder feit 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd door verdachte in voorarrest doorgebracht.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de strafmaat bepleit dat bij het opleggen van een eventuele gevangenisstraf deze de duur die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet overstijgt. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat de rol van verdachte in de strafbare feiten geen wezenlijke is geweest en verdachte de afgelopen maanden bezig is geweest zijn leven een wending ten positieve te geven.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende de periode van 1 juni 2004 tot en met 24 oktober 2011 geld, waarvan hij wist dat het middellijk of onmiddellijk afkomstig was van een misdrijf, te weten het telen en bewerken van hennep, witgewassen. Witwassen is een ernstig delict omdat het de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast en daarmee de legale economie bedreigt. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten en via witwassen als vermeend legaal geld kan worden aangewend in investeringen in de reguliere economie, heeft een ontwrichtende werking. Verdachte heeft van dit witwassen feitelijk een levensstijl gemaakt en heeft zich bij zijn handelen kennelijk slechts laten leiden door eigen financieel gewin zonder enig oog te hebben voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving. Bovendien heeft verdachte gedurende de periode van 1 januari 2008 tot en met 24 oktober 2011 deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk het bedrijfsmatig telen en verkopen van softdrugs. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 mei 2012 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij in 2003 eerder is veroordeeld voor onder andere hennepteelt. Verdachte is destijds veroordeeld tot een voorwaardelijke straf welke proeftijd liep tot 10 juli 2005, zodat hij het onder 3 bewezen verklaarde feit gedeeltelijk in deze proeftijd heeft gepleegd.
Gelet op wat in soortgelijke zaken pleegt te worden opgelegd, de omstandigheid dat verdachte langdurig en op grote schaal grote bedragen heeft witgewassen en dat hij gedurende het onderzoek geen blijk heeft gegeven van inzicht in de strafwaardigheid van zijn handelen, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een aanzienlijke vrijheidsstraf – ondanks de vrijspraak voor feiten 1 en 2 – passend en geboden is. De rechtbank ziet gelet op de ernst van de feiten geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, te meer nu verdachte de onderhavige feiten deels gepleegd heeft gedurende een hem opgelegde proeftijd.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57, 420ter en 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart de gewijzigde dagvaarding onder 3 nietig voor zover het betreft de zinsnede “een of meer andere (waardevolle) voorwerpen”;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 3 primair:
medeplegen van gewoontewitwassen;
ten aanzien van feit 4:
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (TIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs J.A. van Dorp en M.L. Harmsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.N. Schuurmans-van Erkel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2012.
1 AH 04
2 AH 08
3 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de naam [naam politieteam] van de regiopolitie Hollands Midden, met bijlagen.
Dit proces-verbaal is onderverdeeld in zaakdossiers 1 t/m 23, locatie-dossiers A t/m AL, verdachtendossiers V-01 t/m V40, een getuigendossier en ambtshandelingen 1 t/m 189.
4 Hoofd proces-verbaal, blz. 9.
5 Methodiekendossier verdachte [achternaam verdachte], proces-verbaal van observatie 9 juli 2010, blz. 14.
6 ZD 1, OVC gespreksnummer 272151912, blz. 14.
7 ZD 1, OVC gespreksnummer 272151909, blz. 12.
8 ZD 1, proces-verbaal van bevindingen [persoon 2], blz. 25-31.
9 ZD 1, proces-verbaal van bevindingen, blz. 17.
10 ZD 1, proces-verbaal thermische warmtebeelden, blz. 32-36.
11 ZD 1, proces-verbaal henneplucht, blz. 37.
12 ZD 1, proces-verbaal bevindingen doorzoeking, blz. 38.
13 ZD 1, proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 2], blz. 59-64 en blz. 79.
14 ZD 1, proces-verbaal verhoor verdachte [persoon 4], blz. 101-112.
15 ZD 1, proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3], blz. 125, 139, 141.
16 ZD 1, proces-verbaal verhoor verdachte [persoon 4], blz. 104-105; ZD 1, proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3], blz. 146-148.
17 Proces-verbaal van verhoor van getuigen [persoon 2] en [persoon 4] bij de rechter-commissaris van 28 juni 2012.
18 Proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 3] bij de rechter-commissaris van 18 oktober 2012.
19 ZD 11, OVC gespreksnummer 272204674, blz. 30.
20 ZD 1, OVC gespreksnummer 272151909, blz. 12-13.
21 ZD 20, OVC gespreksnummer 272323932, blz. 201.
22 Proces-verbaal bevindingen BEDIW72 Bel.dienst/UWV/BKR, blz. 2. (ter terechtzitting van 3 december 2012 door de officier van justitie aan het dossier toegevoegde stukken)
23 ZD 20, Proces-verbaal verhoor verdachte [partner verdachte], blz. 15.
24 ZD 20, proces-verbaal verhoor [partner verdachte], blz. 16, proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], blz. 41.
25 ZD 20, proces-verbaal van bevindingen contante stortingen, blz. 204-208, en
ZD 20, 1e aanvulling, proces-verbaal met als bijlage geschriften, (onder meer) zijnde bankafschriften ter zake van rekeningnummer [rekeningnr verdachte] over de periode van 30 juni 2004 tot en met 24 februari 2011.
26 ZD 20, proces-verbaal van verhoor verdachte [partner verdachte], blz. 17.
27 ZD 1, OVC gespreksnummer 272151909, blz. 13.
28 ZD 20, een geschrift zijnde een visitekaartje van [keukenbedrijf], blz. 39.
29 ZD 20, proces-verbaal witwassen, blz. 6.
30 ZD 20, een geschrift, zijnde een factuur van [autobedrijf] aan [partner verdachte] van 23 januari 2010, blz. 86.
31 ZD 20, een geschrift, zijnde een factuur van [tuinmeubelen bedrijf] aan [partner verdachte] van 9 juli 2009, blz 20.
32 ZD 20, proces-verbaal van verhoor verdachte [partner verdachte], blz. 27.
33 ZD 20, een geschrift, zijnde een factuur van [wasmachine bedrijf] aan [partner verdachte] van 18 december 2008, blz. 21.
34 ZD 1, OVC gespreksnummer 272151909, blz. 12.
35 ZD 20, proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 2], blz. 130-131.
36 ZD 20, proces-verbaal van bevindingen koop boot, blz. 174.
37 ZD 20, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], blz. 144.
38 ZD 20, proces-verbaal van verhoor verdachte [vader verdachte], blz. 165-170.
39 ZD 20, proces-verbaal van verhoor verdachte [partner verdachte], blz. 27.
40 ZD 20, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], blz. 196-198.
41 ZD 20, geschriften, zijnde facturen van [watersport bedrijf] aan [vader verdachte] van 5 juli 2008 en 30 juli 2008, blz. 186 en 190.
42 V-04 Methodiekendossier, blz. 680 - 686.
43 ZD 20, OVC gespreksnummer 272323931, blz. 203.
44 ZD1, OVC gespreksnummer 272151909, blz. 13
45 ZD 6, blz. 12 ([bedrijf 2]) en ZD 8, blz. 10 ([bedrijf 1]), geschriften zijnde uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Den Haag.
46 ZD 6, proces-verbaal van bevindingen aandeelhoudersbelangen, blz. 13-14.
47 ZD 19, proces-verbaal, nummer PL1609/RF10-90176, blz. 8-10.
48 ZD 22, OBS 057.BF-2010, blz. 37.
49 ZD 22, OBS 057.BF-2010, blz. 37.
50 ZD 22, OBS 057.BF-2010, blz. 37.
51 ZD 22, OBS 002.O-2011, blz. 39.
52 ZD 22, OVC gespreksnummer 272283327, blz. 41.
53 ZD 22, OVC gespreksnummer 272306134, blz. 70.
54 ZD 22, OVC gespreksnummer 272387617, blz. 42 en 43.
55 ZD 22, OVC gespreksnummer 272428304, blz.75.
56 ZD 22, OVC gespreksnummer 272428304, blz. 146 en 147.
57 ZD 6, proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 6], blz. 198, en proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 7], blz. 232.