ECLI:NL:RBSGR:2012:BY8686
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- D. Allewijn
- A.H. Bergman
- S. van Groningen
- Rechtspraak.nl
Toezegging NAVO-status en belastingfaciliteiten voor militair personeel
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een adjudant-onderofficier van de Koninklijke Landmacht en de minister van Defensie. De eiser had verzocht om schadeloosstelling voor het missen van belastingfaciliteiten die verbonden zouden zijn aan zijn NAVO-status. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die per 1 juli 2010 de functie van Locatiemanager bij het Diensten Centrum Internationale Ondersteuning Defensie (DCIOD) met standplaats NATO Headquarters te Brussel vervulde, geen belastingfaciliteiten had ontvangen omdat de Belgische autoriteiten de NAVO-status van personeel werkzaam bij de NSE Brussel niet erkenden. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de minister van Defensie, niet gehouden was om belastingfaciliteiten te verlenen, aangezien deze faciliteiten afhankelijk zijn van de erkenning door het gastland.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de eiser niet kon aantonen dat er een onvoorwaardelijke toezegging was gedaan over de belastingfaciliteiten. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de toepasselijke regelingen geen belastingfaciliteiten voor zijn situatie voorzagen. De rechtbank concludeerde dat de verweerder voldoende had gedaan om de eiser tegemoet te komen door hem via een alternatieve route alsnog belastingfaciliteiten te bieden, wat als een teken van goed werkgeverschap werd gezien. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding en heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de NAVO-status en de rechten van militair personeel met betrekking tot belastingfaciliteiten in het buitenland. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het verlenen van belastingfaciliteiten bij het gastland ligt en dat de Nederlandse overheid niet aansprakelijk kan worden gesteld voor het niet verlenen van deze faciliteiten door België.