Zittinghoudende te Amsterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
geboren op [1970], van Iraanse nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer, advocaat te Amsterdam,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, rechtsopvolger van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
gemachtigde: mr. C.J. Tromp, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
Bij besluit van 3 april 2012 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 5 september 2010 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Op 24 april 2012 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig [A], als tolk in de taal Farsi.
1. De rechtbank stelt vast dat het nader gehoor en aanvullend nader gehoor plaatshadden op respectievelijk 7 september 2010 en 17 januari 2011. Niet is in geschil dat tijdens het nader gehoor geen gebruik is gemaakt van een in het register geregistreerde (beëdigde) tolk.
2. Eiseres heeft, nadat middels het voornemen van 28 oktober 2011 duidelijk werd wat haar wordt tegengeworpen, in de zienswijze van 22 maart 2012 gewezen op het gebruik van een niet-geregistreerde tolk Farsi tijdens het nader gehoor. Zij stelt zich op het standpunt dat verweerder de reden waarom is uitgeweken naar een niet-geregistreerde tolk diende op te nemen in het verslag van het nader gehoor.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat, nu in het bestreden besluit is vermeld waarom is uitgeweken naar een niet-geregistreerde tolk Farsi tijdens het nader gehoor, voldaan is aan het vereiste zoals bedoeld in artikel 28, vierde lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv).
4. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wbtv is er een register voor beëdigde tolken en vertalers en bevat het register ten aanzien van iedere ingeschreven tolk of vertaler in elk geval de aanduiding of betrokkene tolk of vertaler is.
Op grond van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wbtv maakt de IND in het kader van het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers.
Op grond van het derde lid, voor zover thans van belang, kan in afwijking van het eerste lid gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat.
Op grond van het vierde lid, voor zover thans van belang, wordt, indien van het eerste lid wordt afgeweken, dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd.
5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft bij uitspraak van 28 juni 2012 (LJN: BX0621) overwogen dat, als wordt afgeweken van de regel dat van een geregistreerde tolk gebruik moet worden gemaakt en dit niet met redenen omkleed schriftelijk is vastgelegd, dit een schending van artikel 28, vierde lid, van de Wbtv oplevert.
De rechtbank is van oordeel dat het uit een oogpunt van zorgvuldigheid gewenst is dat verweerder het feit dat gebruik is gemaakt van een niet-geregistreerde tolk en de motivering daarvoor vermeldt op het verslag van het nader gehoor. Dit is in het onderhavige geval niet gebeurd. De rechtbank is echter van oordeel dat, nu eiseres er zelf achter is gekomen dat van een niet-geregistreerde tolk gebruik is gemaakt en verweerder in het bestreden besluit alsnog een motivering heeft gegeven, zij niet in haar belangen is geschaad. Bovendien dateert de uitspraak van de Afdeling van na het nader gehoor van eiseres van 7 september 2010. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat sinds die Afdelingsuitspraak op de nader gehoren wordt vermeld of gebruik is gemaakt van een niet-geregistreerde tolk. De omstandigheid dat op het nader gehoor van eiseres van 7 september 2010 niet is vermeld dat gebruik is gemaakt van een niet-geregistreerde tolk en de motivering hiervoor eerst in het bestreden besluit is gegeven, leidt daarom niet tot vernietiging van het bestreden besluit.
6. Eiseres stelt zich voorts op het standpunt dat de in het bestreden besluit opgenomen motivering voor het gebruik van een niet-geregistreerde tolk onvoldoende is. Zij betwist dat sprake was van de vereiste spoed. Verweerder mocht zich daarom niet baseren op verklaringen van eiseres terwijl deze zijn afgelegd ten overstaan van een niet-geregistreerde tolk.
7. Verweerder stelt in het bestreden besluit dat op het moment van het nader gehoor geen andere tolk Farsi beschikbaar was en er sprake was van spoedeisendheid. Ter zitting heeft verweerder deze motivering aangevuld met de stelling dat de strikte termijnen in de algemene asielprocedure, waarvan in dit geval sprake was, de spoedeisendheid met zich brengen. Bovendien is in paragraaf C13/3.3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 vermeld dat als een vreemdeling zich in bewaring bevindt, van de vreemdeling zo spoedig mogelijk een nader gehoor wordt afgenomen. Daarnaast heeft eiseres niet aangegeven en is evenmin gebleken, dat zij de tolk niet goed kon verstaan of dat er problemen in de communicatie waren. Verweerder wijst er voorts op dat tijdens het aanvullend nader gehoor van 17 januari 2011 wel gebruik is gemaakt van een geregistreerde tolk.
8.1 Op grond van artikel 3.113, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 wordt de vreemdeling op de derde dag nadat in het Aanmeldcentrum Schiphol de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 is gedaan, door verweerder onderworpen aan een nader gehoor. Volgens paragraaf C12/3.1 van de Vc 2000 betreft het hier kalenderdagen, dat wil zeggen dat elke dag om middernacht start en 24 uur later om middernacht eindigt. Voor het nader gehoor van eiseres was er dus een hele dag beschikbaar. Verweerder heeft niet aangegeven hoeveel registertolken Farsi er zijn en dat gedurende de gehele dag niemand van hen beschikbaar was. Het standpunt van verweerder dat als de aanvraag in de algemene asielprocedure wordt afgedaan dit altijd spoedeisendheid impliceert, wordt gelet op het voorgaande dan ook niet gevolgd.
Ook volgt de rechtbank verweerders verwijzing naar paragraaf C13/3.3 van de Vc 2000 niet. Deze paragraaf vermeldt, dat als de asielaanvraag van een vreemdeling van wie de vrijheid is ontnomen op grond van artikel 6 of 59 van de Vw 2000 niet in de algemene asielprocedure wordt behandeld, van de vreemdeling zo spoedig mogelijk een nader gehoor wordt afgenomen. Nu de aanvraag van eiseres tijdens het nader gehoor van 7 september 2010 zich nog wel in de algemene asielprocedure bevond, gold dit beleid dus niet. De rechtbank oordeelt dan ook dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake was van de vereiste spoed, zoals bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Wbtv.
8.2 Verweerders standpunt dat uit het rapport van nader gehoor van 7 september 2010 niet blijkt dat zich communicatieproblemen hebben voorgedaan en dat eiser dus niet in zijn belangen is geschaad, volgt de rechtbank evenmin. Volgens de Memorie van toelichting (TK 2004-2005, 29936, nr. 3) is de doelstelling van de Wbtv het waarborgen van de kwaliteit en integriteit van de tolk. Nu verweerder gebruik heeft gemaakt van een niet-beëdigde tolk was de kwaliteit van deze tolk niet gewaarborgd. Daarom valt niet uit te sluiten dat er als gevolg daarvan communicatieproblemen zijn ontstaan tussen de contactambtenaar en eiseres. De gemachtigde van eiseres heeft in dat verband in de zienswijze van 22 maart 2012 gewezen op de hoeveelheid aanvullingen en correcties op het rapport van nader gehoor.
8.3 Gelet op het voorgaande had verweerder zich in het bestreden besluit niet op het rapport van het nader gehoor van 7 september 2010 mogen baseren. Nu eiseres heeft aangevoerd dat het aanvullend nader gehoor van 17 januari 2011 voortborduurt op verklaringen die zijn afgelegd tijdens het nader gehoor van 7 september 2010 en verweerder dat niet betwist, kan het feit dat tijdens het aanvullend nader gehoor wel gebruik is gemaakt van een geregistreerde tolk het hiervoor vastgestelde gebrek niet herstellen. Het beroep is reeds daarom gegrond. Al hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, zal de rechtbank gelet op het voorgaande niet beoordelen.
9. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 874,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437,-- en een wegingsfactor 1).
11. Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand moet verweerder op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten betalen aan de griffier.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,-- (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), te betalen aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.T.H. Zimmerman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E. van Diepen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2012.