ECLI:NL:RBSGR:2012:BZ0251

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
406612 - HA RK 11-680
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de Nederlandse nationaliteit van verzoeker in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap

In deze zaak verzoekt de verzoeker de rechtbank vast te stellen dat hij sedert zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit heeft. De verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1982 te [woonplaats], Zaïre, uit het huwelijk van [A] en [D]. De verzoeker stelt dat zijn vader, [A], ten tijde van zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit bezat. De rechtbank heeft de procedure op 18 oktober 2012 mondeling behandeld, waarbij de verzoeker en zijn advocaat, mr. W.A. Venema, aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de IND, mr. Y. Kern. De IND betwist echter dat [A] de juridische vader van de verzoeker is en stelt dat hij niet de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat verzoeker is geboren uit een rechtsgeldig huwelijk, en dat [A] op het moment van de geboorte van verzoeker niet in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (WNI) om te concluderen dat verzoeker niet kan worden aangemerkt als de juridische zoon van [A].

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de verzoeker afgewezen, omdat niet is gebleken dat hij op andere wijze het Nederlanderschap heeft verkregen. De beschikking is gegeven op 13 december 2012 door de rechtbank 's-Gravenhage, en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 40661[geboortedatum 1] / HA RK 11-680
Beschikking van 13 december 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. W.A. Venema te Rijsbergen,
en
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst), verder te noemen: de IND,
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. Y. Kern.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 7 november 2011 ingekomen verzoekschrift (met bijlagen),
- de brief van de IND van 20 juni 2012 (met bijlagen),
- de brief van mr. Venema van 2 oktober 2012 (met bijlagen),
- de brieven van de officier van justitie van 6 juli en 21 september 2012.
1.2 De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op
18 oktober 2012. Verschenen zijn verzoeker, vergezeld van mevrouw Golijn als tolk en
mr. Venema. Namens de IND is verschenen mr. Kern. De officier van justitie heeft te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan het bijwonen van de zitting.
2. De feiten
2.1 [A], geboren op [geboortedatum] 1928 te [woonplaats] (Belgisch Congo) (hierna: [A]) heeft door geboorte het Nederlanderschap verkregen op grond van erkenning door [B] in januari 1939.
2.2 [A] is op 8 april 1980 gehuwd met [C], geboren op [geboortedatum 1] of [geboortedatum 2] 1964 te [woonplaats] (Zaïre), welk huwelijk op 13 juli 1998 is ontbonden door het overlijden van [A].
2.3 Verzoeker heeft aan de gemeente Breda ter registratie een geboorteakte ten name van hemzelf aangeboden ([nummer], afgegeven op 9 februari 2011), waarin onder meer is vermeld dat hij geboren is op [geboortedatum] 1982 te [woonplaats] en de zoon is van [A] en [D].
2.4 Verzoeker heeft op daartoe strekkend verzoek aan de gemeente Breda nadere documenten overgelegd, waaronder een gelegaliseerde Acte de notoriété supplétif à un acte de naissance ([kenmerk]) d.d. 15 maart 2011 en een Ordonnance [nummer] d’homogolation d’un acte de notoriété supplétif à un acte de naissance. In deze documenten wordt melding gemaakt van een huwelijk tussen [A] en [D].
2.5 De gemeente Breda heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd om een verificatieonderzoek uit te voeren.
3. Het verzoek en het standpunt van de IND
3.1 Verzoeker verzoekt de rechtbank vast te stellen dat hij sedert zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit heeft. Verzoeker voert daartoe het volgende aan. Hij is op
[geboortedatum] 1982 geboren te [woonplaats], Zaïre, uit het huwelijk van [A] en [D]. [A] bezat ten tijde van de geboorte van verzoeker de Nederlandse nationaliteit. Een en ander betekent dat verzoeker op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (WNI) vanaf zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit bezit.
3.2. De IND stelt zich op het standpunt dat verzoeker niet de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. De IND voert daartoe aan dat [A] ten tijde van de geboorte van verzoeker niet in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit. Indien sprake zou zijn van een rechtsgeldig in Congo gesloten huwelijk tussen [A] en [D], dan zou dat een bi- of polygaam huwelijk betreffen en om die reden strijdig zijn met de Nederlandse openbare orde. Verzoeker zou dan ook niet in 1990 zijn meegenaturaliseerd met [A].
3.3. De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het advies van de IND.
4. De beoordeling
4.1. In geschil is of verzoeker de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Daarvoor is van belang of [A] de juridische vader is van verzoeker. Het ten tijde van de geboorte van verzoeker geldende artikel 1, aanhef en onder a, WNI bepaalde dat:
“Nederlanders door geboorte zijn:
a. het wettig, gewettigd of door den vader erkend natuurlijk kind, waarvan tijdens de geboorte de vader den staat van Nederlander bezit;
(…)”
Indien ervan moet worden uitgegaan, zoals de IND stelt en verzoeker betwist, dat [A] het Nederlanderschap op 23 april 1974 heeft verloren en op 17 augustus 1990 door naturalisatie heeft herkregen, is het op 17 augustus 1990 geldende artikel 11 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) van belang. Dat luidde:
“Het minderjarige niet-Nederlandse kind van een vader of moeder aan wie het Nederlanderschap is verleend deelt in deze verkrijging, tenzij te zijnen aanzien in het besluit een voorbehoud is gemaakt.(…)”
Artikel 1, aanhef en onder d, RWN bepaalde voorts:
“Voor de toepassing van deze Rijkswet wordt verstaan onder
(…)
d. de vader: de man tot wie het kind, anders dan door adoptie, in de eerste graad in opgaande lijn in familierechtelijke betrekkingstaat;
(…)”
4.2 Vaststaat dat [A] op 8 april 1980 is getrouwd met [C] en dat dit huwelijk op 13 juli 1998 is ontbonden. Verzoeker stelt te zijn geboren uit een huwelijk tussen [A] en [D]. Van dit huwelijk is geen huwelijksakte overgelegd. Het huwelijk (“Mariage Coutumier”) wordt alleen genoemd in het door verzoeker overgelegde nadere document d.d. 15 maart 2011 in verband met de verzochte registratie van zijn geboorteakte. Dit document is thans onderwerp van een verificatieonderzoek. De rechtsgeldigheid van het huwelijk waaruit verzoeker stelt te zijn geboren staat derhalve geenszins vast. Afgezien hiervan is niet gesteld of gebleken dat het gestelde huwelijk tussen [A] en [D] is gesloten vóór het huwelijk van [A] met [C]. Indien wordt uitgegaan van een nadien buiten Nederland rechtsgeldig gesloten huwelijk tussen [A] en [D], zoals door verzoeker wordt gesteld, dan zou dit betekenen dat verzoeker is geboren uit een polygaam huwelijk. Aan dat huwelijk wordt erkenning onthouden wegens strijd met de Nederlandse openbare orde. De stellingen van verzoeker ter zitting dat het betreffende huwelijk niet is vernietigd en dat de IND zich ook niet op het standpunt heeft gesteld dat dit huwelijk nietig is en dus van de rechtsgeldigheid ervan moet worden uitgegaan, doen in zoverre niet terzake, zodat de rechtbank aan die stellingen voorbij gaat. Ten slotte zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die nopen tot de conclusie dat [A] op andere gronden dan het door verzoeker gestelde huwelijk met [D] als juridische vader van verzoeker dient te worden aangemerkt.
4.3 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [A] niet kan worden aangemerkt als de juridische vader van verzoeker noch op grond van het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder a, WNI, noch op grond van artikel 1, aanhef en onder d, RWN.
4.4 Daarmee kan in het midden blijven of [A] het door hem door geboorte verkregen Nederlanderschap op 23 april 1974 heeft verloren door het niet tijdig afleggen van een kennisgeving ex artikel 7 lid 5 WNI.
4.5 Niet is gebleken dat verzoeker op andere wijze het Nederlanderschap heeft verkregen.
4.6 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J. Paris, mr. G.L.M. Urbanus en mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2012.