ECLI:NL:RBSHE:2000:AA7400

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
54534 / KG ZA 00-524
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.F.M. Hofhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding inzake vliegbewegingen Eindhoven Airport

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, is de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch op 10 oktober 2000 tot een uitspraak gekomen over de vorderingen van Air Exel c.s. tegen de Staat en andere gedaagden. De zaak betreft de beperking van het aantal civiele vliegbewegingen op Eindhoven Airport, dat door de Staat is vastgesteld op 18.050. Air Exel c.s. betwist deze grens en stelt dat er geen juridische grondslag is voor deze beperking. De president heeft in een eerder tussenvonnis aangegeven dat er onvoldoende basis is om de vorderingen van Air Exel c.s. toe te wijzen, maar heeft de Staat de gelegenheid gegeven om nadere informatie te verschaffen over de gevolgen van een mogelijke verhoging van het aantal vliegbewegingen.

Tijdens de voortzetting van de behandeling op 29 september 2000 hebben de advocaten van de betrokken partijen hun standpunten toegelicht. De Staat heeft onderzoek laten doen naar de effecten van een verhoging van het aantal vliegbewegingen tot 22.812, wat zou leiden tot een toename van geluidbelasting en andere milieu-effecten. Air Exel c.s. handhaaft haar standpunt dat de 35 Ke-norm als enige grens moet gelden, zonder een getalsmatige beperking. De president concludeert dat de gevolgen van de bepleite uitbreiding onvoldoende overzien zijn en dat het vaststellen van een hogere limiet in kort geding te veel op losse grond zou steunen.

Uiteindelijk wijst de president de vorderingen van Air Exel c.s. af en veroordeelt hen in de kosten van het geding. De president benadrukt dat de afweging van belangen en de besluitvorming over de vliegbewegingen beter door de daarvoor aangewezen organen kan worden gedaan, en dat er geen bindend oordeel kan worden gegeven in deze spoedprocedure. De uitspraak is gedaan in het kader van een civiele spoedprocedure, waarbij de president de belangen van de betrokken partijen en de milieu-aspecten in overweging heeft genomen.

Uitspraak

54534 / KG ZA 00-524
Vonnis in kort geding van de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch in de zaak van:
10 oktober 2000 1. de besloten vennootschap AIR EXEL NETHERLANDS BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Beek,
2. de besloten vennootschap DENIM AIR BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
3. de vereniging ONDERNEMERSKONTAKT EINDHOVEN AIRPORT,
kantoorhoudende te Eindhoven,
4. de besloten vennootschap RAINBOW FACILITIES BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
5. de besloten vennotschap SOUTHERN CROSS INTERNATIONAL BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
6. de besloten vennootschap PHILIPS INTERNATIONAL BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
7. de besloten vennootschap CELSIUS AVIOCOMP NETHERLANDS BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
8. de besloten vennootschap BUSINESS AVIATION SERVICES EINDHOVEN, t.h.o.d.n. BASE BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
eiseressen bij exploten van dagvaarding van 28 juli 2000,
procureur mr. J.H.M. Erkens,
advocaat mr. H.H.B. Lamers te Maastricht,
t e g e n :
1. de naamloze vennootschap EINDHOVEN AIRPORT NV,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon DE PROVINCIE NOORD-BRABANT,
zetelend te 's-Hertogenbosch,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE BEST,
zetelend te Best,
4. de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE EERSEL,
zetelend te Eersel,
5. de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE EINDHOVEN,
zetelend te Eindhoven,
6. de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE OIRSCHOT,
zetelend te Oirschot,
7. de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE VELDHOVEN,
zetelend te Veldhoven,
procureur mr. J.B. Kin,
advocaat aanvankelijk mr. J.A.M. van der Velden, later mr. G.J.K. Elsen te Rotterdam,
en:
8. DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Verkeer en Waterstaat),
waarvan de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage,
9. DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Defensie),
waarvan de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage,
procureur mr. W.M.C. van der Eerden,
advocaat mr. E.C.M. Schippers te 's-Gravenhage,
gedaagden bij gemelde exploten.
als vervolg op het door de president in deze zaak gewezen tussenvonnis van 22 augustus 2000,
waarvan de inhoud als hier overgenomen geldt.
1. De verdere procedure
1.1. Bij voormeld tussenvonnis is overwogen dat het de voorkeur verdient de behandeling van het kort geding voort te zetten teneinde gedaagden - en in het bijzonder de Staat - in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verschaffen.
1.2. De voortzetting van de behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 29 september 2000. Bij die gelegenheid heeft de advocaat van Air Exel c.s., mede aan de hand van zijn pleitnotities, de door hem overgelegde producties nader toegelicht en gereageerd op de door gedaagden overgelegde producties.
1.3. Vervolgens heeft de advocaat van de Staat de door haar overgelegde producties nader toegelicht, mede aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities.
1.4. Daarna heeft mr. Elsen als de advocaat van Eindhoven Airport c.s. de door hem overgelegde producties nader toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities.
1.5. Na gevoerd debat hebben de raadslieden van partijen de processtuk-ken overgelegd voor vonnis.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis is een dilemma beschreven. Enerzijds is daarin het (naar zijn aard voorlopige) oordeel vastgelegd dat er geen toereikende juridische grondslag lijkt te bestaan voor de sinds jaar en dag vermelde grens van 18.050 civiele vliegbewegingen. Anderzijds is overwogen dat het op basis van het tot dan toe gevoerde debat niet verantwoord was een of meer van de vorderingen toe te wijzen, en wel doordat, kort gezegd, de gevolgen van het laten varen van die bovengrens zich nog onvoldoende lieten overzien.
2.2. Naar aanleiding van het tussenvonnis heeft de Staat het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium en TNO onderzoek laten doen naar effecten voor de geluidbelasting, externe veiligheid en emissies van een eventuele verhoging van het getal van 18.050 met 4.762 naar 22.812 vliegbewegingen (zijnde een prognose van de totale behoefte) in het gebruiksplanjaar 2000. Uit die onderzoeken blijkt bij een verhoging van het aantal vliegbewegingen tot 22.812 van een toeneming van de geluidbelasting met 2,5 Ke, het risicovolume met 20%, de emissies met 10 tot 30%, de geureenheden met 26% en het brandstofgebruik met 19%. De Staat stelt zich op het standpunt dat deze verhoging van het aantal vliegbewegingen, in ieder geval totdat de geluidzone is vastgesteld, mede gezien de negatieve effecten voor de omgeving op dit moment niet aanvaardbaar is.
2.3. Air Exel c.s. handhaaft haar primaire standpunt dat de 35 Ke-norm als enige grens dient te gelden zonder dat daaraan een getalsmatige beperking wordt gekoppeld. Zij voegt daaraan toe dat het beleid inzake de ontwikkeling van Eindhoven Airport gericht is op groei en dat daarbij eerder uitsluitend geluidbelasting als factor voor beperking van de vliegbewegingen is gehanteerd naast de toets dat het operationeel functioneren van de militaire basis niet gehinderd wordt door het civiele medegebruik. Een mogelijke toeneming van emissies en van het risico-volume is volgens Air Exel c.s. nimmer eerder een argument geweest om het aantal vliegbewegingen getalsmatig te beperken, zodat een dergelijke groei ook nu geen rol kan spelen. Subsidiair bepleit Air Exel c.s. een getalsmatige grens die hoger ligt dan de thans gehanteerde 18.050 vliegbewegingen. Zij laat het noemen van een concreet getal achterwege omdat zij geen inzicht heeft in het toekomstig gebruik van nieuwkomers.
2.4. Ook na dit nadere debat laten de gevolgen van de door Air Exel c.s. bepleite uitbreiding - te weten: handhaving van de norm van 35 Ke, primair zonder een getalsmatige bovengrens en subsidiair met een nader te bepalen zodanige grens - zich onvoldoende overzien. Daartoe wordt, in aansluiting op hetgeen daarover in het tussenvonnis is vermeld, het volgende overwogen. Een verhoging van de bovengrens van 18.050 met 4.762 vliegbewegingen, zoals in opdracht van de Staat onderzocht, levert een niet te verwaarlozen extra gevaar en hinder op en leidt daarmee tot een verslechtering van het leefmilieu. Te sterker is dit het geval bij een ongelimiteerde groei van het aantal vliegbewegingen voorzover de geluidgrens van 35 Ke daarvoor ruimte laat. Weliswaar zijn er geen wettelijke of anderszins vaste normen voor de maatschappelijke aanvaardbaarheid van een bepaalde mate van extra gevaar of hinder als hier bedoeld, maar het is niet gewenst om binnen het beperkte, rechtens voorlopige, kader van een civiele spoedprocedure hierover een bindend - dat wil zeggen: afdwingbaar - oordeel te geven. Het verdient verre de voorkeur om de afwegingen die hiervoor nodig zijn, te laten plaatsvinden door de daarvoor aangewezen besluitvormende organen, op basis van een afgerond onderzoek naar alle relevante milieu-aspecten. Indien en voorzover in een eventuele bodemprocedure zou worden uitgemaakt dat de Staat, dan wel andere overheden of Eindhoven Airport, in de periode voorafgaand aan een zodanige besluitvorming zich jegens Air Exel c.s. onrechtmatig hebben gedragen, kan er reden zijn voor het opleggen van de verplichting om de daardoor veroorzaakte schade te vergoeden.
2.5. Geconstateerd is wel dat de geluidbelasting in geval van 22.812 vliegbewegingen (ruimschoots) binnen de norm van 35 Ke blijft, doch het ontbreken van enige norm ter toetsing van de overige onderzochte milieu-effecten brengt mee dat het vaststellen in kort geding van een bepáálde hogere limiet te zeer op losse grond zou steunen, waarbij mede van belang is dat wat aan de ene exploitant wordt toegestaan, aan de anderen niet mag worden onthouden. Air Exel c.s. heeft gesteld dat de factoren emissie en veiligheid buiten beschouwing moeten worden gelaten, omdat ze eerder in beleidsmatig opzicht ook geen rol van betekenis zouden hebben gespeeld, doch gelet op de vele betrokken belangen bij de limitering van vliegbewegingen kan aan die milieuhygiënische belangen vooralsnog bezwaarlijk worden voorbijgegaan.
2.6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de overige argumenten van partijen onbesproken kunnen blijven en dat de vordering in alle onderdelen wordt afgewezen, met veroordeling van Air Exel c.s., als de in het ongelijk gestelde partijen, in de kosten van dit geding.
3. De beslissing
De president:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Air Exel c.s. in de kosten van dit geding, aan de zijde van Eindhoven Airport c.s. tot op heden begroot op f. 3.000,--;
veroordeelt Air Exel c.s. in de kosten van dit geding, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op f. 3.000,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis, president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2000, in tegenwoor-digheid van de griffier.
type: PvdB
coll: