ECLI:NL:RBSHE:2001:AD5213

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/035166/99
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Bruggink
  • mr. Van Kesteren
  • mr. Boerma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen ambtenaar wegens oplichting en ambtelijke corruptie

In deze strafzaak, behandeld door de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, is de verdachte op 7 november 2001 veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder medeplegen van oplichting en het aannemen van giften als ambtenaar. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een dagvaarding op 27 september 2001. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 januari 1996 tot en met 1 juli 1999, samen met anderen opzettelijk gemeenten heeft benadeeld door valse opdrachtbonnen op te stellen en te factureren voor werkzaamheden die niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd. Dit leidde tot onterecht verkregen geldbedragen van de gemeenten.

Daarnaast heeft de verdachte als ambtenaar van de gemeenten [gemeente 1] en [gemeente 2] giften aangenomen van derden, wetende dat deze giften bedoeld waren om hem te bewegen tot het verrichten van handelingen in strijd met zijn ambtelijke plichten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten meegewogen in de strafmaat, waarbij de omvang van de benadeling van de gemeenten en de corrumperende werking van de verdachte zwaar hebben meegewogen. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 176 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van 20.000 gulden, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat ambtelijke corruptie een ernstige verstoring van het maatschappelijk verkeer met zich meebrengt en dat een adequate straf noodzakelijk is voor de normhandhaving. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank ook rekening heeft gehouden met de bereidheid van de verdachte om de schade te vergoeden en het ontbreken van een strafblad.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/035166/99
Uitspraakdatum: 7 november 2001
V E R K O R T V O N N I S
Verkort vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] in 1961,
wonende te [woonplaats], [adres] [nummer]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 oktober 2001.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 september 2001.
Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit nietig behoort te worden verklaard, omdat de tenlastelegging van dit feit onvoldoende feitelijk is. Met name zijn in de tenlastelegging de periode en de plaatsen te ruim gesteld en de opdrachtbonnen en facturen onvoldoende feitelijk omschreven of geconcretiseerd, zodat verdachte niet weet waartegen hij zich dient te verdedigen.
Hoewel deze wijze van gecomprimeerde tenlastelegging geen schoonheidsprijs verdient, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van nietigheid van de dagvaarding. Gezien tegen de achtergrond van het proces-verbaal is de tenlastelegging voldoende concreet, zodat de verdachte weet waarvan hij wordt verdacht.
De rechtbank acht een periode van 3,5 jaar in feit 1 niet te ruim nu in de tenlastelegging aan de basis van het aan verdachte verweten strafbare feit telkens een concrete handeling ten grondslag ligt, namelijk het opmaken van opdrachtbonnen waarvan verdachte wist dat de werkzaamheden niet (of slechts gedeeltelijk) werden uitgevoerd. Met betrekking tot die opdrachtbonnen zijn voorts in de tenlastelegging de concrete bedrijven vermeld aan wie de opdracht was gericht. Gezien deze gegevens is niet vereist dat ook de nummers van elke valse opdrachtbon en van de daarop gebaseerde facturen in de tenlastelegging worden vermeld. Het verweer wordt dus verworpen.
De dagvaarding voldoet ook overigens aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstan­digheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op tijdstippen in de periode van 1 januari 1996 tot en met 01 juli 1999 te Son, gemeente Son en Breugel, en/of Wateringen en/of Etten-Leur en/of Rhoon en/of Gouda en/of Bodegraven en/of
's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, de gemeenten [gemeente 1] en/of [gemeente 2], telkens heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, hebbende verdachte en zijn
mededaders, tezamen en in vereniging, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk listiglijk
- opdrachtbonnen, gericht aan bedrijven, te weten [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6], uitgeschreven en ondertekend, wetende dat de op die opdrachtbonnen vermelde werkzaamheden niet of slechts gedeeltelijk zouden worden verricht en wetende dat de op die opdrachtbonnen vermelde goederen niet aan de gemeenten [gemeente 1] en/of [gemeente 2] zouden worden geleverd, en
- aan de hand van bovengenoemde opdrachtbonnen facturen opgesteld en/of laten opstellen en gestuurd en/of laten sturen naar de gemeenten [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en
- aan de hand van die aan hierboven genoemde bedrijven ter beschikking gestelde opdrachtbonnen, bij de gemeenten [gemeente 1] en/of [gemeente 2] ingediende rekeningen/nota's voor akkoord en ter uitbetaling ondertekend en/of geparafeerd, wetende dat de werkzaamheden waarop die rekeningen/nota's betrekking hadden niet of slechts gedeeltelijk waren en zouden worden verricht en
wetende dat de goederen waarop die rekeningen/nota's betrekking hadden niet aan de gemeenten [gemeente 1] en/of [gemeente 2] waren en zouden worden geleverd, en
- de voor de gemeente [gemeente 2] bestemde rekeningen/nota's telkens geboekt en/of laten boeken op de post "investeringsbudgetten" van de begroting van de gemeente [gemeente 2], zodat die rekeningen/nota's aan de controle althans de opmerkzaamheid van medewerkers van verdachtes afdeling werden onttrokken, en
- de voor de gemeente [gemeente 1] bestemde rekeningen/nota's telkens geboekt en/of laten boeken op andere posten van de begroting van de gemeente [gemeente 1] dan welke voor de op die rekeningen/nota's vermelde werkzaamheden of goederen aangewezen waren, zodat die rekeningen/nota's aan de controle althans de opmerkzaamheid van medewerkers van verdachtes afdeling werden onttrokken, en
- de geparafeerde rekeningen/nota's ter verdere financiële afhandeling en uitbetaling ter beschikking gesteld aan de gemeenten [gemeente 2] en/of [gemeente 1],
waardoor de gemeenten [gemeente 1] en/of [gemeente 2] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2. hij op tijdstippen in de periode van 1 november 1995 tot en met 21 oktober 1997, zijnde hij, verdachte, ambtenaar van de gemeente [gemeente 1], en op tijdstippen in de periode van 22 oktober 1997 tot en met 1 juni 1999, zijnde hij, verdachte, ambtenaar van de gemeente [gemeente 2],
telkens te Son en Breugel en/of Wateringen en/of Rhoon en/of Etten Leur en/of Bodegraven en/of
's-Gravenhage, giften heeft aangenomen van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], te weten telkens een geldbedrag of een personenauto (Renault Laguna) of een maaltijd/diner of een tankpasje,
wetende dat deze giften aan hem, verdachte, werden gedaan teneinde hem, verdachte, te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in strijd met zijn plicht in zijn bediening is gedaan,
hebbende dat doen telkens bestaan in het als ambtenaar in de functie van chef van de afdeling Uitvoerende Diensten van de gemeente [gemeente 1] of als ambtenaar in de functie van hoofd van de afdeling gemeentewerken van de gemeente [gemeente 2]
- valselijk uitschrijven/opmaken en ondertekenen van van de gemeenten [gemeente 1] en/of [gemeente 2] afkomstige opdrachtbonnen, wetende dat de werkzaamheden vermeld op die opdrachtbonnen niet of slechts gedeeltelijk werden verricht of dat de op die opdrachtbonnen vermelde goederen niet geleverd waren en zouden worden en het vervolgens ter beschikking stellen van voornoemde opdrachtbonnen aan bedrijven, te weten [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5], bij welke bedrijven genoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] werkzaam waren, wetende dat naar aanleiding van die opdrachtbonnen door die bedrijven aan de gemeenten [gemeente 1] en/of [gemeente 2] valselijk gefactureerd zou worden, en
- bij het doen van aanbestedingen door de gemeenten [gemeente 1] en/of [gemeente 2], om andere dan zakelijke redenen begunstigen van een of meer bovenbedoelde bedrijven boven andere bedrijven, en
- aan een van bovengenoemde personen ([medeverdachte 3]) geven van het advies om op de door hem aan de gemeente [gemeente 1] aangeboden offertes berekende aanneemsommen te verhogen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 27, 47, 57, 326 en 363 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
240 uur werkstraf, subsidiair 120 dagen hechtenis,
150 dagen gevangenisstraf, waarvan 126 dagen voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar.
De op te leggen straffen.
Bij de beslissing over de straffen die aan de verdachte dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de draagkracht.
Ten nadele van verdachte laat de rechtbank meewegen de omvang en duur van de benadeling van de desbetreffende gemeentes, alsook de corrumperende werking die van verdachte is uitgegaan.
Ten voordele van verdachte weegt mee dat verdachte bereid is geweest de door hem veroorzaakte schade te vergoeden alsook het ontbreken van enig (relevant) strafblad.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt. Ambtelijke corruptie brengt immers een ontwrichting van het maatschappelijk verkeer met zich mee.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de hierna te formuleren voorwaarde houdt. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen, zoals hiervoor omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
artikelen 326 en 47, eerste lid aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
2. Als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat zij hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd.
artikel 363, aanhef en onder 1 (oud), van het Wetboek van Strafrecht.
en: Als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat zij hem gedaan wordt naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan, meermalen gepleegd.
artikel 363, aanhef en onder 2 (oud), van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
* Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht.
* Een gevangenisstraf voor de tijd van 200 dagen.
Beveelt dat een deel van deze gevangenisstraf te weten: 176 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
* Een geldboete van fl. 20.000,--, (zegge: twintigduizend gulden) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Bruggink, voorzitter,
mr. Van Kesteren en mr. Boerma, leden,
in tegenwoordigheid van mw. De Roo, griffier
en is uitgesproken op 7 november 2001.