ECLI:NL:RBSHE:2001:BQ2297

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 november 2001
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21270/HA ZA 98-244
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Robers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schadevergoeding na verkrachting en gevolgen voor studie

In deze civiele zaak, die is aangespannen door eiseres tegen gedaagde, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 2 november 2001 uitspraak gedaan in een geschil dat voortvloeit uit een verkrachting die plaatsvond op of omstreeks 12 april 1991. Eiseres, die slachtoffer is van deze verkrachting, vordert zowel materiële als immateriële schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres als gevolg van de verkrachting lijdt aan een acute stress-stoornis, gevolgd door een posttraumatische stress-stoornis (PTSS). Deze psychische aandoeningen hebben haar belemmerd in haar functioneren en hebben geleid tot het niet kunnen voltooien van haar CIOS-opleiding, die zij enkele maanden na de verkrachting is begonnen. De deskundige heeft geconcludeerd dat er geen andere oorzaken zijn voor de psychische problemen van eiseres dan de verkrachting zelf.

De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde aansprakelijk is voor de door eiseres geleden schade. De immateriële schade is vastgesteld op een bedrag van f.10.000, met wettelijke rente vanaf 18 april 1997. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres geen materiële schade heeft geleden, omdat zij de kosten niet zelf heeft gemaakt. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, inclusief de kosten van het deskundigenbericht. De uitspraak benadrukt de ernst van de gevolgen van seksueel geweld en de verantwoordelijkheid van de dader voor de schade die het slachtoffer lijdt.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS
Zaaknummer : 21270 / HA ZA 98-244
Datum uitspraak: 2 november 2001
Vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. M.Weerts,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur aanvankelijk mr. F.H.E.Boerma, vervolgens mr. S.M.M. van Dooren, thans geen;
als vervolg op het door deze rechtbank op 25 februari 2001 gewezen tussenvonnis ( waarin overigens in rechtsoverweging 2.3. in plaats van "mevrouw dr. J.J. Hees-Stouthamer" gelezen dient te worden "mevrouw drs. M.C.J.Bakker").
Ook in dit vonnis zullen partijen met [eiseres] respectievelijk [gedaagde] worden aangeduid.
De verdere procedure
De bij voormeld tussenvonnis d.d. 25 februari 2001 benoemde deskundige heeft haar rapport op 22 mei 2000 ter griffie doen deponeren.
Hierna heeft [eiseres] een conclusie na deskundigenbericht genomen, maar [gedaagde] 's procureur heeft zich aan de zaak onttrokken, waarna zich geen nieuwe procureur voor hem heeft gesteld.
[eiseres] heeft vervolgens vonnis gevraagd.
De verdere beoordeling van het geschil
2.1. Aan de deskundige mevrouw Bakker zijn de volgende vragen voorgelegd.
I. Heeft [eiseres] sinds zij op of omstreeks 12 april 1991 is verkracht te lijden (gehad) van
Psychische en emotionele problemen?
II.1 Zo ja,
- wat is de aard en duur van die problemen (geweest)
- waarin uit(t)en zij zich en
- kampte [eiseres] al voor genoemde datum met deze klachten?
II.2 Zijn die problemen (mede) veroorzaakt door het feit dat [eiseres] op of omstreeks 12 april 1991 door [gedaagde] is verkracht?
II.3 Kunnen voor die problemen ook andere - van genoemde verkrachting onafhankelijke oorzaken worden aangewezen? Zo ja, in welke mate?
II.4 Zijn die problemen van dien aard dat zij [eiseres] kunnen hebben verhinderd het eerste jaar van de door haar een paar maanden na de verkrachting aangevangen CIOS-opleiding te voltooien? Zo ja, in hoeverre oordeelt u dat er een verband bestaat tussen die problemen en het feit dat er een verband bestaat tussen die problemen en het feit dat [eiseres] die opleiding heeft afgebroken? Constateert u (ook) andere oorzaken die ertoe hebben geleid, althans ertoe hebben kunnen leiden, dat [eiseres] het eerste jaar van genoemde opleiding niet heeft voltooid?
II. 5 Heeft u nog andere opmerkingen die voor de onderhavige zaak van belang kunnen zijn?
2.2. De deskundige heeft volgende antwoorden gegeven.
Op vraag I : Mevrouw [eiseres] heeft sinds zij op of omstreeks 12 april 1991 is verkracht te lijden gehad van een acute stress-stoornis. Met name de bedreiging met een mes heeft zij ervaren als een doodsdreiging. De tijdens de verkrachting uitgesproken bedreiging dat haar, als zij praatte over het gebeurde, iets ernstigs zou overkomen, heeft zij ook na het gebeurde als een bedreiging van haar leven ervaren. Deze dreiging is ook een belangrijke kern van haar trauma geworden. Mede hierdoor is praten lange tijd onmogelijk geweest. In een later stadium heeft zich bij haar een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) ontwikkeld. Deze ontwikkelt zich slechts bij een deel van de mensen die een of meer trauma's meemaken. Door niet over het gebeurde te kunnen praten en zichzelf daardoor sociale steun en behandeling te ontzeggen, vergrootte zich de kans op de ontwikkeling van een PTSS. Beide stoornissen veroorzaken in hoge mate psychische en emotionele problemen.
Op vraag II.1
- De acute stress-stoornis heeft hoogstwaarschijnlijk zo'n vier weken geduurd en heeft zich later ontwikkeld tot een posttraumatische stress-stoornis met een chronisch karakter. Tussen 12 april 1991 en het najaar 1992 volgt een periode waarin mevrouw [eiseres] door vermijding van aan trauma gerelateerde stimuli en afleiding een schijnbaar normaal leven kan leiden. Op het CIOS begint [eiseres] te praten en worden de klachten gereactiveerd.
- De klachten zijn als volgt samen te vatten:
- a. psychische ontreddering bij trauma gerelateerde stimuli (herbelevingen, nachtmerries),
- b. gevoelsmatige inperkingen (vermijdingsgedrag, vervreemdingsgevoelens, onthechting en
- c. fysiologische reacties bij trauma gerelateerde stimuli (slaapproblemen, concentratiestoornissen, schrikreacties.)
- Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat mevrouw [eiseres] al voor de genoemde datum met deze klachten kampte.
Op vraag II.2 De inhoud van de nachtmerries en de beelden die [eiseres] ziet tijdens de herbelevingen en flitsen hebben alle te maken met de verkrachting. Het vermijden van traumagerelateerde stimuli (hardlopen, uitgaan) volgt direct op de verkrachting. Het vermijden van omgang met jongens, de paniek die haar overvalt als zij met een jongen wil vrijen en de problemen in het seksuele contact in het begin van haar relatie met haar huidige partner wijzen stuk voor stuk naar het trauma van de verkrachting.
Op vraag II.3. In haar levensgeschiedenis tot 12 april 1991 zijn geen oorzaken genoemd die mede tot deze klachten hebben kunnen leiden. Er is geen sprake geweest van verdere nare seksuele ervaringen. Er is geen sprake geweest van langdurig gescheiden zijn van voor haar belangrijke mensen. Er is geen melding van welk andere trauma dan ook.
Op vraag II.4 . De verkrachting vindt plaats op of omstreeks 12 april 1991 en de CIOS opleiding start in september 1992. Er zit ruim een jaar tussen. In dat jaar woont mevrouw [eiseres] thuis en praat met niemand behalve [bekende van eiseres] over de verkrachting. [bekende van eiseres] vertrekt vrij snel naar Italië en dan is er niemand meer waarmee mevrouw [eiseres] over het gebeurde praat. Zorgvuldig vermijdt zij elke activiteit die haar eraan kan herinneren. Aldus weet zij voor zichzelf in de veilige omgeving van het ouderlijk huis een nieuw evenwicht te vinden. Met haar directe omgeving praat mevrouw [eiseres] niet over de verkrachting. Zij geeft aan haar ouders te willen sparen en er niet geheel zeker van te zijn hoe haar ouders op het verhaal zouden reageren. Haar omgeving merkt wel de gelijk veranderingen (zij wordt als harder, minder lief en minder aanhankelijk gezien, zij gaat niet uit en doet niet meer aan hardlopen) maar men verklaart dat als verschijnselen van de puberteit.
In het najaar van 1992 gaat mevrouw [eiseres] naar het CIOS en op kamers. Ze komt dan wel elk weekend naar huis. Haar intelligentieniveau kan geen belemmering voor deze opleiding hebben gevormd en haar motivatie (CIOS is een jarenlange droom van haar) kan haar alleen maar gestimuleerd hebben. Zij verlaat wel haar ouderlijk huis, haar veilige omgeving. Dit en alle nieuwe prikkels die een nieuwe omgeving met zich brengt kunnen vermoeiend voor haar zijn geweest. Vermoeidheid kan onder andere een vermindering van de weerstand tegen nare herinneringen veroorzaken en ook een vermindering van het concentratievermogen. Normaal gesproken herstelt zich dat snel. Mevrouw [eiseres] begint echter te praten met een van haar medestudenten over het trauma. Daarmee komen haar klachten terug. Ze probeert deze klachten kwijt te raken door zich af te leiden. Zij doet van alles als het maar niet slapen gaan is, want dan komen de beelden. Tegelijkertijd gaat het praten met [naam persoon] door. Aldus komt zij in een vicieuze cirkel van praten en vermijdingsgedrag die kan hebben geleid tot oververmoeidheid en een steeds slechter concentratievermogen.
Algemene conclusie hieruit kan geen andere zijn dan dat het door de verkrachting veroorzaakte trauma (dat zich tijdens het begin van haar studie aan het CIOS reeds had ontwikkeld tot een PTSS ) van grote (negatieve) invloed is geweest op mevrouw [eiseres] concentratievermogen, waardoor haar kansen om de opleiding tot een goed einde te brengen zonder meer zijn verminderd.
Andere oorzaken zijn niet uit het psychologisch onderzoek af te leiden; in tegendeel, mevrouw [eiseres]'s intelligentieniveau en motivatie blijken in genoemd onderzoek juist duidelijke stimulansen.
Op vraag II. 5. Neen
2.3. Op grond van de degelijk onderbouwde conclusies van de deskundige - welke conclusies de rechtbank tot de hare maakt - kan thans worden vastgesteld dat [eiseres] als gevolg van de verkrachting door [gedaagde], welke verkrachting een onrechtmatige daad oplevert jegens [eiseres], is gaan lijden aan een ernstige acute stress-stoornis, gevolgd door een post traumatische stress-stoornis, als gevolg van welke laatste stoornis [eiseres] haar na de verkrachting aangevangen studie aan het CIOS niet heeft kunnen voltooien, welke stoornis voorts een chronisch karakter heeft gekregen, waardoor [eiseres] nog steeds lijdt aan psychische en emotionele problemen en aldus beperkt wordt in haar functioneren.
2.4. [gedaagde] is uiteraard aansprakelijk voor de door [eiseres] geleden schade. De schadevordering valt uiteen in een post ter zake van immateriële schade en een ter zake van materiële schade.
2.5. Met betrekking tot de immateriële schade. Gelet op de gevolgen die het onrechtmatig handelen van [gedaagde] door [eiseres] heeft gehad oordeelt de rechtbank te dier zake toewijzing van een bedrag van f.10.000,-- op zijn plaats. De gevorderde wettelijke rente vanaf 18 april 1997, de datum waartegen [gedaagde] is gesommeerd de schade van [eiseres] te betalen, is over dat bedrag eveneens voor toewijzing vatbaar.
2.6 Met betrekking tot de materiële schade.
Dienaangaande heeft [gedaagde], onder verwijzing naar de door [eiseres] overgelegde bankafschriften, aangevoerd dat [eiseres] de betreffende facturen niet zelf heeft betaald, derhalve die kosten niet zelf heeft gemaakt en derhalve zelf ook geen schade heeft geleden.
[eiseres] heeft in haar conclusie na deskundigenbericht op geen enkele wijze gereageerd op deze stelling, zodat het er in rechte voor gehouden moet worden dat [eiseres] zelf geen materiële schade heeft geleden. Dit deel van de vordering moet dan ook worden afgewezen
2.7. Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
Vaststaat dat er in deze zaak slechts een sommatiebrief naar [gedaagde] is uitgegaan.
[eiseres] schaart echter ook de werkzaamheden die haar raadsvrouwe heeft verricht ter voorbereiding en bijwoning van de strafzaak tegen [gedaagde] - waarin zij aanvankelijk een civiele vordering had ingediend, welke zij later heeft ingetrokken - onder de buitengerechtelijke verrichtingen die voor aparte vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank is van oordeel dat de kosten welke met deze werkzaamheden gemoeid zijn geweest niet zijn aan te merken als reële kosten die noodzakelijk waren ter incasso van de vordering van [eiseres], zodat ook deze post wordt afgewezen.
2.8. [gedaagde] dient als de in wezen in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Daaronder vallen ook de kosten van het deskundigenbericht ad f. 4.900,-- (incl BTW), waarvoor het voorschot in debet was gesteld.
2.9 Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen
een bedrag van f.10.000 (teinduizend gulden) terzake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijk rente over dat bedrag vanaf 18 april 1997 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, welke kosten aan de zijde van [eiseres] tot op heden worden begroot op f. 8.044,65, waarvan:
F 89,65 deurwaarderskosten (deurwaarderskantoor Van der Vlies)
f. 356,25 in debet gesteld vastrecht
f. 118,75 betaald vastrecht
f. 2.580,-- salaris procureur
f. 4.900,-- kosten deskundige,
te voldoen aan de griffier van deze rechtbank, door gebruik te maken van de vanwege de griffier toe te zenden acceptgirokaart;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vorderingen van [eiseres] voor het overige af;
Dit vonnis is gewezen door mr. Robers, vice-president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 2 november 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.
Type:HR/ac
Coll:
Zaaknummer 21270 / HA ZA 98-244 inzake [eiseres] / [gedaagde]
- 2 -