ECLI:NL:RBSHE:2002:AE0448

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
76647 / KG ZA 02-0057
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatieverschaffing door zorgverleners in kort geding

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch werd behandeld, vorderde eiser, die na een open hartoperatie in het Catharina Ziekenhuis klachten bleef houden, dat het ziekenhuis en de betrokken cardioloog hem informatie zouden verschaffen over zijn gezondheidstoestand. Eiser had eerder een second opinion aangevraagd, waaruit bleek dat zijn klachten mogelijk niet gerelateerd waren aan de hartoperatie, maar aan maagproblemen. Na een gastro-entologisch onderzoek werd deze diagnose bevestigd. Eiser stelde het ziekenhuis aansprakelijk voor de overbodige ingreep en diende een klacht in bij de Inspectie voor de Volksgezondheid, die concludeerde dat er geen sprake was van medisch onvakkundig handelen.

Eiser verzocht om een informatief gesprek met de cardioloog en een vertrouwenspersoon, mevrouw X, die journalist was. Het ziekenhuis weigerde echter om het gesprek door te laten gaan met een journalist aanwezig, omdat dit de vertrouwelijkheid van het gesprek in gevaar zou kunnen brengen. Eiser stelde dat zijn recht op informatie en de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon, ongeacht haar beroep, voorop stonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aanwezigheid van een journalist niet als redelijk kon worden aangemerkt, omdat dit de informatieplicht van de zorgverleners zou kunnen schaden. De rechter benadrukte dat de vertrouwelijkheid van gesprekken tussen patiënten en zorgverleners gewaarborgd moet blijven en dat journalisten geen recht hebben om bij dergelijke gesprekken aanwezig te zijn.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van eiser af en oordeelde dat het Catharina Ziekenhuis en de cardioloog niet onrechtmatig handelden door de aanwezigheid van de journalist te weigeren. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een goede balans tussen de rechten van patiënten op informatie en de bescherming van de vertrouwelijkheid in de zorg.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS IN KORT GEDING
Zaaknummer : 76647 / KG ZA 02-57
Datum uitspraak: 21 maart 2002
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij exploten van dagvaarding van 31 januari 2002 en 1 februari 2002,
procureur mr. J.E. Lenglet,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Hilversum,
tegen:
1. de stichting STICHTING CATHARINA ZIEKENHUIS,
gevestigd te Eindhoven,
2. [Gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden bij gemeld exploot,
advocaat mr. H.W.P.B. Taminiau te Breda.
Partijen zullen hierna "[eiser]", "het Catharina Ziekenhuis" en "[gedaagde sub 2]" worden genoemd.
1. De procedure
1.1. [Eiser] heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. De procureur van [eiser] heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.3. De advocaat van het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2] heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.4. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. In februari 1999 onderging [eiser] in het Catharina Ziekenhuis een open hartoperatie, waarbij [gedaagde sub 2] als cardioloog betrokken was. Na die operatie bleef [eiser] klachten houden. Er werd een second opinion ingewonnen bij een andere cardioloog, die de indicatie voor de hartoperatie in twijfel trok en meende dat mogelijk sprake was van maagproblemen. Een in april 2000 uitgevoerd gastro-entologisch onderzoek wees uit dat [eiser] inderdaad een maagaandoening had. Na het innemen van de daarvoor voorgeschreven medicatie verdwenen de klachten van [eiser].
2.2. [Eiser] liet het Catharina Ziekenhuis aansprakelijk stellen terzake het uitvoeren van een overbodige medische ingreep. Daarnaast diende hij een klacht in bij de Inspectie voor de volksgezondheid. De Inspectie liet een deskundigenbericht uitbrengen, waarna zij tot de conclusie kwam dat geen sprake was van medisch onvakkundig handelen bij de behandeling van [eiser] in het Catharina Ziekenhuis.
2.3. Namens [eiser] werd vervolgens verzocht om een informatief gesprek met [gedaagde sub 2] en (Z), Hoofd Bureau Patiëntenbelangen van het Catharina Ziekenhuis. Dat gesprek, waarbij [eiser] door een vertrouwenspersoon zou worden ondersteund, werd gepland op 14 januari 2002. Op die dag werd [eiser] vergezeld door [mevrouw X] en door een cameraploeg. [Mevrouw X] deelde aan (Z) mede dat zij journaliste was en dat zij onderzocht of de zaak [eiser] zich leende voor een (kennelijk door SBS6 uit te zenden) televisiedocumentaire. Zij verzocht om toestemming voor het maken van beeldopnamen, maar die toestemming werd niet verleend, waarna alleen een korte opname buiten het ziekenhuis werd gemaakt. De aanwezigheid van [mevrouw X] was voor het Catharina Ziekenhuis reden om het gesprek af te zeggen, omdat men niet wilde meewerken aan een gesprek dat het karakter had van een onderdeel van een televisieprogramma. Het Catharina Ziekenhuis verklaarde zich wel bereid deel te nemen aan een gesprek in aanwezigheid van [mevrouw X] als vertrouwenspersoon van [eiser], maar alleen indien [mevrouw X] niet beroepshalve aanwezig zou zijn en zou garanderen dat zij de inhoud van het gesprek niet publiekelijk bekend zou maken. [mevrouw X] weigerde een dergelijke garantie te verstrekken onder verwijzing naar haar vrijheid van meningsuiting.
3. Het geschil
3.1. [Eiser] vordert in dit kort geding, kort weergegeven, het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2] te gebieden in een gesprek met [eiser] en [mevrouw X] of een andere door [eiser] aan te wijzen persoon en zonder enige beperking alle door [eiser] verzochte informatie te verschaffen omtrent de gezondheidstoestand van [eiser], zulks op straffe van verbeurte een dwangsom.
3.2. [Eiser] legt daaraan het navolgende ten grondslag.
Door te weigeren [eiser] informatie te verschaffen omtrent zijn gezondheidstoestand schieten het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2] toerekenbaar te kort in de nakoming van hun wettelijke informatieplicht voortvloeiend uit de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2] in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid en de zorgplicht van een goed hulpverlener handelen door aan die informatieverschaffing vooraf onredelijke voorwaarden te stellen.
[Eiser] heeft behoefte aan een persoonlijk gesprek, omdat hij antwoord wil op vragen zoals de vraag of hij nu wel of geen hartpatiënt is. Als patiënt heeft [eiser] ook recht op informatie omtrent zijn gezondheidstoestand en de gevolgde behandeling. Het is aan [eiser] om te bepalen welke persoon hem zal vergezellen naar een informatief gesprek. Gezien zijn psychische gesteldheid ondervindt [eiser] veel steun aan de aanwezigheid van [mevrouw X], die volledig op de hoogte is van zijn medische geschiedenis en in staat is om afstand te nemen, te luisteren en [eiser] later nogmaals te vertellen wat er besproken is. Het kan en mag geen rol spelen dat de door [eiser] gekozen vertrouwenspersoon een journalist is. Het primaire doel van het gesprek is het verschaffen van informatie aan [eiser] en niet het eventueel maken van een televisiedocumentaire, hetgeen ook blijkt uit het feit dat [mevrouw X] zich onmiddellijk heeft neergelegd bij het verbod van het Catharina Ziekenhuis op beeldopnamen. De door het Catharina Ziekenhuis gestelde voorwaarde past niet binnen een democratische samenleving. Dergelijke censuur is in strijd met artikel 7 lid 2 van de Grondwet en met artikel 10 EVRM.
3.3. Het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2] hebben verweer gevoerd tegen de vordering. Op de inhoud van dat verweer en de reactie daarop van [eiser] zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2] menen dat [eiser] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering omdat hij in de dagvaarding diverse voor zijn werkelijke beweegredenen relevante feiten onbesproken heeft gelaten en daarom niet heeft voldaan aan de substantiëringsplicht van art. 111 lid 3 Rv. De voorzieningenrechter verwerpt dat standpunt. In een kort geding mogen geen al te zware eisen aan de substantiëringsplicht worden gesteld, omdat meestal maar weinig tijd beschikbaar is voor het opstellen van de dagvaarding. [Eiser] heeft genoegzaam aan zijn substantiëringsplicht voldaan door in de punten 12 en volgende van de dagvaarding in te gaan op de verweren die zijn aangevoerd in de correspondentie voorafgaand aan de procedure. [Eiser] heeft ook genoegzaam voldaan aan de informatie- en waarheidsplicht van art. 21 Rv. De verplichting van een eisende partij om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren brengt niet mee dat in de dagvaarding feiten moeten worden vermeld die in de visie van die eisende partij niet relevant zijn. Het is aan de gedaagde partij zelf om zijn verweer (voorzover hij dat overigens inderdaad wenst te voeren) met feiten te onderbouwen.
4.2. Voor zover het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2] zich op het standpunt stellen, dat behandelaars na de afsluiting van de medische behandeling niet langer gehouden zijn informatie te verschaffen aan de patiënt omtrent diens gezondheidstoestand en de gevolgde behandeling, moet dat standpunt worden verworpen. Uit de omstandigheid, dat ook na afloop van de behandeling op medici de verplichting rust om de patiënt inzage te verschaffen in het dossier en in procedures feitelijke gegevens te verstrekken ter motivering van hun betwisting van de stellingen van de patiënt, volgt dat de medische informatieplicht na afloop van de behandeling voortduurt, althans gedurende een redelijke termijn, welke in dit geval zeker nog niet is verstreken. Het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2] beseffen dat kennelijk ook zelf, aangezien zij zich ter zitting nogmaals in beginsel bereid hebben verklaard mondelinge informatie aan [eiser] te verstrekken.
4.3. Het geschil tussen partijen heeft dan ook vooral betrekking op de wijze waarop een behandelaar aan zijn informatieplicht moet voldoen. Voor zover [eiser] zich op het standpunt stelt, dat de patiënt recht heeft op de door hem gewenste wijze van informatieverstrekking en dat de behandelaar zich te allen tijde naar die wens van de patiënt heeft te voegen, moet dat standpunt worden verworpen. De medische behandelingsovereenkomst wordt evenals andere soorten overeenkomsten geregeerd door de eisen van de redelijkheid en de billijkheid die partijen jegens elkaar in acht hebben te nemen. De patiënt en de behandelaar zullen daarom met elkaar overleg moeten plegen over de wijze van informatieverschaffing en daarbij over en weer rekening moeten houden met elkaars wensen, voor zover die wensen redelijk zijn. Bij de beoordeling van de vraag, of een wens redelijk is, moet rekening worden gehouden met de belangen van de patiënt, de eisen die aan een goed hulpverlener kunnen worden gesteld, de noodzakelijke bescherming van de persoonlijke levenssfeer van anderen en de specifieke omstandigheden van het geval.
4.4. In het algemeen kan het als redelijk worden aangemerkt dat een patiënt zich bij een informatief gesprek wenst te laten vergezellen door een of meer andere personen in wie hij vertrouwen heeft en die hem kunnen begeleiden en steunen. In het onderhavige geval is te verwachten dat het beoogde gesprek in een beladen en emotionele sfeer zal plaatsvinden, omdat [eiser] nog maar weinig vertrouwen in het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2] heeft en hen zelfs aansprakelijk heeft gesteld. Die verwachting wordt versterkt door de emotionele uitlatingen van de echtgenote van [eiser], zoals ter zitting gedaan. Onder dergelijke omstandigheden is de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon niet alleen in het belang van [eiser], maar ook in het belang van het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2], omdat een vertrouwenspersoon wellicht kan voorkomen dat het gesprek zijn informatief karakter verliest.
4.5. Het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2] stemmen op zich ook in met de wens van [eiser] om zich door een vertrouwenspersoon te laten vergezellen, maar zij hebben bezwaar tegen de aanwezigheid van [mevrouw X], die het gesprek niet alleen als vertrouwenspersoon maar ook in haar functie van journaliste/programmamaker wenst bij te wonen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de wens van [eiser], om zich te laten vergezellen door een persoon met een dergelijk dubbelfunctie, niet als redelijk worden aangemerkt. Deze wens impliceert dat de door de behandelaar in het gesprek te verschaffen informatie door de vertrouwenspersoon niet alleen wordt gebruikt voor de begeleiding en ondersteuning van [eiser] als patiënt, maar (wellicht) ook voor het maken van een televisieprogramma. De (op zich zelf overigens al zeer opmerkelijke) combinatie van vertrouwenspersoon en journalist houdt het risico in, dat de vertrouwenspersoon/journalist tijdens het gesprek de journalistieke belangen zwaarder laat wegen dan de belangen van de patiënt, waarvan zowel de patiënt als de behandelaar nadelen kunnen ondervinden. Bovendien is het niet onwaarschijnlijk dat de behandelaar zich tijdens het gesprek niet vrij zal voelen informatie te verstrekken op een wijze die geheel en al tegemoet komt aan de belangen van de patiënt, omdat hij rekening houdt met de mogelijkheid dat zijn woorden gebruikt zullen worden voor de informatie en het vermaak van het publiek. Het is aan de behandelaar om te beslissen of hij zich vrij voelt om ondanks de aanwezigheid van een journalist op adequate wijze aan zijn informatieplicht te voldoen. Het is niet onbegrijpelijk dat de behandelaars in het onderhavige geval menen dat op deze wijze niet goed aan hun informatieplicht kan worden voldaan.
4.6. De voorzieningenrechter verwerpt het standpunt van [eiser], dat de door het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2] gestelde voorwaarde een schending oplevert van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van nieuwsgaring. [Eiser] verliest daarbij het onderscheid tussen de twee functies van journalist en vertrouwenspersoon uit het oog. Journalisten hebben niet het recht aanwezig te zijn bij gesprekken tussen behandelaars en hun patiënten. Die gesprekken zijn niet openbaar maar hebben een dermate vertrouwelijk karakter, dat de wet daaraan zelfs een geheimhoudingsplicht heeft verbonden. Het standpunt van [eiser] impliceert dat de vrijheid van nieuwsgaring zwaarder zou moeten wegen dan die wettelijke geheimhoudingsplicht. Dat standpunt is in rechte niet houdbaar.
4.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie, dat het Catharina Ziekenhuis en [gedaagde sub 2] met hun opstelling hun informatieplicht niet schenden en evenmin jegens [eiser] onrechtmatig handelen. De vordering van [eiser] moet daarom worden afgewezen. [Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de wederpartij begroot op € 896,36, waarvan € 703,36 salaris procureur en € 193,00 verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. Strijbos, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.
- 3 -