RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Zaaknummer : 76745/ KG ZA 02-68
Datum uitspraak: 21 maart 2002
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch in de zaak van:
De Stichting: STICHTING VIZIER,
gevestigd te Uden,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 5 februari 2002,
procureur mr. E.G.J.M. Bogaerts,
1. [Gedaagde sub 1],
verblijvende in de onroerende zaak, gelegen aan de Tolschestraat 2
te Velp,
gedaagde bij gemeld exploot,
advocaat mr. E.Th. Hummels,
2. Overige personen,
verblijvende in de onroerende zaak, gelegen aan de Tolschestraat 2
te Velp,
overige gedaagden bij gemeld exploot,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid respectievelijk als "Vizier", "[gedaagde sub 1]" en "Gedaagden".
1.1. De overige gedaagden zijn niet ter zitting verschenen, waarna tegen hen verstek is verleend.
1.2. Vizier heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.3. De procureur van Vizier heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.4. De advocaat van [gedaagde sub 1] heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.5. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2.1. Vizier exploiteert een woongemeenschap van mensen met een verstandelijke handicap op het terrein aan de Tolschestraat 2 te Velp, De Binckhof geheten. Op 15 september 2001 hebben krakers het klooster op het terrein van De Binckhof gekraakt. Vizier heeft hiertegen bij brief van 20 september 2001 bezwaar gemaakt en een beroep gedaan op de onrechtmatige aanwezigheid van de krakers.
3.1. Vizier vordert in dit kort geding, kort weergegeven, ontruiming door gedaagden van het gekraakte pand binnen drie dagen na de betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, met bepaling dat het vonnis binnen één jaar nadien ook zal kunnen worden tenuitvoergelegd tegen anderen. Zij stelt hiertoe een spoedeisend belang te hebben, nu enkele medewerkers van Vizier te kennen hebben gegeven dat zij zich door de aanwezigheid van krakers onveilig voelen en dat zij voornemens zijn om hun baan op te zeggen, indien deze situatie blijft voortduren.
3.2. Het verweer van [gedaagde sub 1] tegen de vordering komt zakelijk weergegeven op het volgende neer. Hij betwist dat de bezetting onrechtmatig is. Hij stelt dat het pand is gekraakt om (1) verder verval van het rijksmonument te voorkomen, (2) om er te wonen en (3) om culturele activiteiten te ontplooien. [Gedaagde sub 1] betwist dat er een onveilige situatie is ontstaan, temeer daar Vizier het pand zelf niet goed heeft onderhouden en er nimmer overlast wordt veroorzaakt. Aan de zijde van Vizier bestaat daarom geen enkel belang bij de gevraagde voorziening, dus al helemaal geen spoedeisend belang.
3.3. Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
4.1.[Gedaagde sub 1] heeft niet weersproken dat gedaagden het pand zonder recht of titel in gebruik hebben. Hiermee is het onrechtmatige karakter van de bezetting van het klooster gegeven.
4.2. [Gedaagde sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van omstandigheden die het onrechtmatige karakter er aan ontnemen of anderszins maken dat niet van gedaagden kan worden gevergd dat zij het betrokken gebouw ontruimen. Het belang van het behoeden van het klooster voor verdere aftakeling kan niet zwaar wegen, omdat enerzijds kennelijk geen sprake is van een verantwoorde restauratie van het als rijksmonument aangewezen gebouw, en anderzijds nu Vizier met de daarvoor bevoegde instanties bezig is een restauratie voor te bereiden. Het belang van het kunnen uitvoeren van culturele activiteiten weegt evenmin zwaar, nu niet valt in te zien waarom de krakers die activiteiten (waarover overigens nagenoeg alles in het vage is gelaten) juist in het klooster zouden moeten verrichten.
4.3. Het woonbelang van gedaagden vormt evenmin een zwaarwichtige factor. Zij komen immers uit alle delen van het land en niet is gesteld of aannemelijk gemaakt dat zij juist op Grave en omstreken zijn aangewezen voor hun woonbehoefte. Zij staan ook niet, zo mag uit de uitlatingen van [gedaagde sub 1] worden opgemaakt, in de gemeente Grave als woningzoekende ingeschreven.
4.4. Aan de andere kant acht de voorzieningenrechter aan de zijde van Vizier wel degelijk een voldoende serieus belang bij spoedige ontruiming aanwezig. Het is een feit van algemene bekendheid dat verstandelijk gehandicapten een kwetsbare groep vormen, en een woongemeenschap als die van Vizier zal daarop zeker geen uitzondering vormen. Daarbij is ook het belang van onveiligheidsgevoelens bij de medewerkers reëel te achten. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat van overlast en/of hinderlijke gedragingen (of erger) van de zijde van gedaagden zelf niet is gebleken maar wel - zoals [gedaagde sub 1] ter zitting ook heeft toegegeven - van de aanwezigheid van onduidelijke derden ("hangroepjongeren") die door het gebeuren in en rond het klooster worden aangetrokken. Controle op aanwezigheid van onbevoegden op het terrein wordt door de aanwezigheid van zich anoniem houdende krakers (zoals op [gedaagde sub 1] na alle krakers/bezetters dat verkiezen te doen) bemoeilijkt.
4.5. Dit belang van Vizier kan ook spoedeisend genoeg worden geacht om onmiddellijke ontruiming te bewerkstelligen, en daarbij ook af te zien van het inwinnen van inlichtingen zoals bedoeld in artikel 557a, tweede lid, van het boek van burgerlijke rechtsvordering,
4.6. De vordering zal daarom worden toegewezen met dien verstande dat de mede gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie wordt afgewezen omdat zij strikt genomen overbodig is. Artikel 556, eerste lid, Rv schrijft al voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. De deurwaarder behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
4.7. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
veroordeelt gedaagden om binnen 3 dagen na de betekening van dit vonnis met al het hunne het pand aan de Tolschestraat 2 te Velp te ontruimen en ontruimd te houden;
bepaalt dat deze veroordeling binnen de in artikel 557a Rv. genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding, aan de zijde van Vizier tot op heden begroot op€ € 1.270,56, waarvan € 1.000,- salaris procureur en € 270,56 verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Strijbos, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.