ECLI:NL:RBSHE:2002:AE1204
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Struijs
- mr. Claassens
- mr. Lavrijssen
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de commune strafrechter in economische delicten
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 28 maart 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de bevoegdheid van de commune strafrechter ter discussie stond. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van een economisch delict, zoals ten laste gelegd in de inleidende dagvaarding. De zaak was aanhangig gemaakt op 27 februari 2002, en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank overwoog dat volgens artikel 38 van de Wet op de Economische Delicten (WED) de kennisneming van economische delicten bij uitsluiting is opgedragen aan de economische strafrechter. Dit betekent dat de commune strafrechter niet bevoegd is om deze delicten te behandelen.
De rechtbank heeft verder uiteengezet dat het vervallen van de bevoegdheid van de commune strafrechter niet noodzakelijkerwijs in het belang van een efficiënte rechtspleging is, maar dat dit niet wegneemt dat economische delicten nog steeds door de economische strafrechter kunnen worden berecht. De rechtbank heeft de argumenten van de officier van justitie, die stelde dat de commune strafrechter bevoegd zou zijn gebleven, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de wetgever met de wijziging van de wet per 1 januari 2002 duidelijk heeft gemaakt dat economische delicten niet meer door de commune strafrechter behandeld kunnen worden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het als feit 3 van de inleidende dagvaarding ten laste gelegde feit, dat betrekking had op een overtreding van artikel 3 lid 4 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening. De uitspraak is gedaan door mr. Struijs als voorzitter, bijgestaan door mr. Claassens en mr. Lavrijssen, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier dhr. Verhagen.