ECLI:NL:RBSHE:2002:AE2016

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/045210/01
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kobussen
  • mr. Visser
  • mr. Kolkert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch inzake heropening van het onderzoek en schorsing van voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 29 april 2002 een tussenvonnis gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 9 en 23 april 2002. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie gewijzigd. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen omdat er vragen zijn gerezen die van belang zijn voor de bewijswaardering. De rechtbank verzoekt de rechter-commissaris om getuigen te horen, waaronder de heer W.P. de Haan, hoofdagent van politie, en dr. A.G.M. van Vliet, neuroloog, om te verklaren over relevante feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de zaak.

De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst, onder de voorwaarde dat hij geen contact opneemt met het slachtoffer. De rechtbank heeft de belangen van de verdachte, het slachtoffer en de rechtsorde afgewogen. De beslissing om de voorlopige hechtenis te schorsen is genomen omdat de bezwaren tegen de verdachte, hoewel nog steeds aanwezig, niet van dien aard zijn dat de hechtenis moet voortduren. De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor de schorsing van de voorlopige hechtenis vastgesteld, waaronder dat de verdachte zich niet zal onttrekken aan de hechtenis als deze wordt opgeheven.

De rechtbank heeft de zaak terugverwezen naar de rechter-commissaris voor verder onderzoek en het verkrijgen van antwoorden op specifieke vragen die zijn opgeworpen tijdens de zittingen. Dit tussenvonnis is een belangrijke stap in de procedure, waarbij de rechtbank de noodzaak van aanvullend bewijs en getuigenverklaringen benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/045210-01
Uitspraakdatum: 29 april 2002
T U S S E N V O N N I S
Tussenvonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres]
doch thans preventief gedetineerd in de P.I. "Nieuw Vosseveld" te Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 09 april 2002 en 23 april 2002.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 08 maart 2002.
Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 23 april 2002 gewijzigd. Van deze vordering is eveneens een fotokopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Motivering van de beslissing.
De rechtbank is bij de beraadslaging tot het oordeel gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Gelet hierop zal de rechtbank het onderzoek heropenen en de zaak terug verwijzen naar de rechter-commissaris belast met strafzaken in deze rechtbank.
Door de terugverwijzing naar de rechter-commissaris voornoemd wil de rechtbank een, in een rapport gerelateerd, antwoord op de volgende vragen:
1. Hebben er sinds 29 juli 2001 reparaties plaatsgevonden aan de Peugeot 205, type Accent, kenteken [......] welke auto ten tijde van het delict (29 juli 2001) in gebruik was bij [betrokkene] die het benzineverbruik hebben kunnen beïnvloeden?
2. Hoeveel benzine zit er nog in de tank van voornoemde auto op het moment dat de indicatiemeter aangeeft dat de tank nog voor 1/4 vol is?
3. Hoeveel benzine zit er nog in de tank van voornoemde auto op het moment dat de indicatiemeter aangeeft dat de tank iets minder dan voor 1/4 vol is?
4. Hoeveel benzine zit er nog in de tank van voornoemde auto op het moment dat de indicatiemeter aangeeft dat de tank nog voor 3/4 vol is?
5. Wat is het gemiddelde benzine-verbruik van voornoemde Peugeot?
6. Was er, ten tijde van het delict, ook sprake van dit gemiddelde benzine-verbruik?
7. Kan op een wapen van het merk of type Ingram, model M11 (zie NFI-rapport d.d. 17 oktober 2001) een geluiddemper geplaatst worden?
De rechtbank verzoekt de rechter-commissaris te horen:
- [betrokkene] omtrent haar eerder afgelegde verklaringen;
- De heer W.P. de Haan, hoofdagent van politie, regio Brabant Noord, district 2, omtrent de door hem op 29 juli 2001 aangetroffen situatie op het adres [adres], met name lettende op de door hem in het proces-verbaal van 01 augustus 2001 gerelateerde zinsnede "Het bed was niet belegen en het dekbed was dichtgeslagen." (pag. 106 van het dossier).
De rechter-commissaris wordt voorts verzocht al datgene te doen wat hem in het kader van het onderzoek geraden voorkomt.
Tot slot zal de rechtbank dr. A.G.M. van Vliet, neuroloog, tegen het tijdstip van de nadere terechtzitting oproepen om vanuit zijn medische deskundigheid te verklaren omtrent de in zijn rapport d.d. 17 april 2002 genoemde Glasgow-scores in relatie tot het geheugen en de momenten waarop [s[slachtoffer 2]offer 2] is gehoord.
Nu de rechtbank het onderzoek heeft heropend omdat zij een aantal vragen heeft die het bewijs dan wel de bewijswaardering aangaan, doet zich de vraag voor wat er thans met de voorlopige hechtenis van verdachte moet gebeuren.
De rechtbank is van oordeel dat er nog steeds ook bij de huidige stand van het onderzoek gronden en ernstige bezwaren tegen verdachte bestaan. De rechtbank wijst er echter op, dat deze bezwaren, gelet op de huidige stand van het onderzoek - waarbij de rechtbank verwijst naar de hierboven gegeven nadere onderzoeksopdrachten - niet van dien aard zijn dat de voorlopige hechtenis op dit moment moet voortduren. De rechtbank zal daarom de voorlopige hechtenis van verdachte schorsen met ingang van heden en verdachte in vrijheid stellen. De rechtbank heeft bij deze beslissing de betrokken belangen afgewogen, waaronder de rechtsorde die is geschokt door de onderhavige tenlastegelegde feiten, het belang van het slachtoffer [slachtoffer 2], en het belang van verdachte.
Met name in het belang van het slachtoffer ziet de rechtbank wel aanleiding aan de schorsing naast de algemene voorwaarden, een bijzondere voorwaarde te verbinden namelijk de voorwaarde dat verdachte geen rechtstreeks contact opneemt met [slachtoffer 2]. Mocht verdachte een algemene of deze bijzondere voorwaarde overtreden, dan zal de schorsing van de voorlopige hechtenis zonder rechterlijke tussenkomst zijn opgeheven.
Als algemene voorwaarden worden gesteld:
Dat verdachte zich niet zal onttrekken aan de voorlopige hechtenis als de schorsing wordt opgeheven;
Dat verdachte zodra hij wordt veroordeeld tot een vrijheidsstraf hij zich niet aan de tenuitvoerlegging daarvan zal onttrekken;
Dat verdachte zich tijdens de schorsing niet schuldig zal maken aan enig strafbaar feit;
En dat verdachte zich niet zal misdragen.
DE UITSPRAAK
DE RECHTBANK
- HEROPENT het onderzoek.
- VERWIJST, onder schorsing van het onderzoek voor onbepaalde tijd, de zaak terug naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde:
- In een rapport antwoord te krijgen op de volgende vragen:
1. Hebben er recente reparaties plaatsgevonden aan de Peugeot 205, type Accent, kenteken [......] welke auto ten tijde van het delict (29 juli 2001) in gebruik was bij [betrokkene] die het benzineverbruik hebben kunnen beïnvloeden?
2. Hoeveel benzine zit er nog in de tank van voornoemde auto op het moment dat de indicatiemeter aangeeft dat de tank nog voor 1/4 vol is?
3. Hoeveel benzine zit er nog in de tank van voornoemde auto op het moment dat de indicatiemeter aangeeft dat de tank iets minder dan voor 1/4 vol is?
4. Hoeveel benzine zit er nog in de tank van voornoemde auto op het moment dat de indicatiemeter aangeeft dat de tank nog voor 3/4 vol is?
5. Wat is het gemiddelde verbruik van voornoemde Peugeot?
6. Was er, ten tijde van het delict, ook sprake van dit gemiddelde verbruik?
7. Kan op een wapen van het merk of type Ingram, model M11 (zie NFI-rapport d.d. 17 oktober 2001) een geluiddemper geplaatst worden?
- [betrokkene], te horen omtrent haar eerder afgelegde verklaringen;
- De heer W.P. de Haan, hoofdagent van politie, regio Brabant Noord, district 2 te horen omtrent de door hem op 29 juli 2001 aangetroffen situatie op het adres [adres], met name lettende op de door hem in het proces-verbaal van 01 augustus 2001 gerelateerde zinsnede "Het bed was niet belegen en het dekbed was dichtgeslagen." (pag. 106 van het dossier).
- STELT de stukken te dien einde in handen van de rechter-commissaris voornoemd;
- VERZOEKT de rechter-commissaris voorts al datgene te doen wat hem in het kader van het onderzoek geraden voorkomt.
- BEVEELT de oproeping van de heer dr. A.G.M. van Vliet, neuroloog, om tegen het tijdstip van de nadere terechtzitting vanuit zijn medische deskundigheid te verklaren omtrent de in zijn rapport d.d. 17 april 2002 genoemde Glasgow-scores in relatie tot het geheugen en de momenten waarop [slachtoffer 2] is gehoord.
- SCHORST de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden en stelt verdachte in vrijheid onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte geen rechtstreeks contact opneemt met [slachtoffer 2].
Als algemene voorwaarden worden gesteld:
* Dat verdachte zich niet zal onttrekken aan de voorlopige hechtenis als de schorsing wordt opgeheven;
* Dat verdachte zodra hij wordt veroordeeld tot een vrijheidsstraf hij zich niet aan de tenuitvoerlegging daarvan zal onttrekken;
* Dat verdachte zich tijdens de schorsing niet schuldig zal maken aan enig strafbaar feit;
* En dat verdachte zich niet zal misdragen.
- BEVEELT de oproeping van verdachte tegen het tijdstip van de nadere terechtzitting met kennisgeving van dat tijdstip aan de raadsman van verdachte, mr. F. Schneider, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. Kobussen, voorzitter,
mr. Visser en mr. Kolkert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. Wentholt, griffier
en is uitgesproken op 29 april 2002.
-------------------------------------------------------------------------------